2 De feiten
2.1.
[werknemer] , geboren [in 1966] , is als gevolg van een overgang van onderneming per 1 januari 2014 bij Yusen in dienst getreden. Daarvoor was hij vanaf 1 december 1993 in dienst bij Yamaha Motor Europe N.V. (hierna: Yamaha dan wel YME).
2.2.
Bij brief van december 2013 heeft Yusen [werknemer] van de overname van de activiteiten van Yamaha op de hoogte gesteld en heeft zij hem meegedeeld dat de door [werknemer] bij Yamaha Motor Europe N.V. opgebouwde rechten gehandhaafd blijven. Op de achterzijde van deze brief heeft [werknemer] getekend voor de aanvaarding van de Gedragscode van Yusen. Aan [werknemer] zijn met deze brief onder andere de ‘Yusen Arbeidsvoorwaarden vestiging [vestiging] & Handboek procedures’ overhandigd, hierna: de Arbeidsvoorwaarden.
2.3.
De functie van Yusen was laatstelijk shift supervisor op [vestiging] . In die functie werkte hij als leidinggevende in [vestiging] en zorgde hij voor onder meer de ontvangst en uitgifte van aan Yamaha toebehorende goederen.
2.4.
Het salaris van Yusen bedroeg laatstelijk € 3.953,25 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag. Daarnaast ontving hij een vaste onregelmatigheidstoeslag van 14% over het salaris, alsmede een dertiende en veertiende maand (winstuitkering). Gemiddeld ontving hij (inclusief dit alles) maandelijks € 5.482,- bruto per maand.
2.5.
In de Arbeidsvoorwaarden is onder meer het volgende bepaald:
‘
Artikel 2. Verplichtingen medewerker
Medewerker is verplicht:
(…)
g. De door werkgever ingestelde bedrijfsregels en –voorschriften na te leven.’
‘
Artikel 4. Disciplinaire maatregelen
Werkgever kan arbeidsrechtelijke sancties opleggen wanneer een medewerker zich niet houdt aan de contractuele en wettelijke verplichtingen, zich niet als goed medewerker gedraagt of anderszins de belangen van de werkgever schaadt. Mogelijk sancties zijn:
- het geven van een (schriftelijke) waarschuwing;
- schorsing, met of zonder behoud van salaris;
- het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met de medewerker.’
‘
5.4.1. Gebruik van de bedrijfseigendommen van Yusen Logistics en/of YME.
De bedrijfseigendommen van Yusen Logistics en/of YME mogen niet voor eigen gebruik worden aangewend, tenzij met uitdrukkelijke toestemming van het management.’
‘
6.5 Reglement voor visitatie en controle lockers
(…)
1. Het is verboden om met goederen of productiemiddelen die eigendom zijn van Yusen Logistics en/of YME en/of met de haar gelieerde ondernemingen, het gebouw te verlaten of die in bezit te hebben, zonder dat men een bewijs kan tonen die op deze goederen betrekking hebben. Een bewijs kan zijn een factuur, magazijn- of kassabon. Uit dit stuk dient te blijken dat het vervoer met een legitiem doel geschiedt.’
(…)
12. Van iedere waargenomen overtreding van dit reglement maakt de visiterende functionaris rapport op en zendt dit binnen 5 werkdagen naar Management, met een kopie aan de betrokkene.
13. Ieder die in strijd met dit reglement handelt, kan worden gestraft met een schriftelijke waarschuwing, schorsing of ontslag. Indien met zich schuldig maakt aan diefstal of verduistering, zal in het algemeen direct schorsing en ontslag volgen. (…)’
2.6.
Eind 2018 heeft Yusen een anonieme melding ontvangen dat er goederen waren ontvreemd uit het [vestiging] (hierna: [vestiging] ). Naar aanleiding hiervan hebben Yamaha en Yusen een onderzoeksbureau, VMB Security & Solutions (hierna: VMB), ingeschakeld.
2.7.
Op 31 januari 2019 heeft VMB camera’s met opnameapparatuur in [vestiging] geplaatst die de ruimte waar accessoires worden opgeslagen en de toegangen tot de opslag van accessoires, de sluis met roldeuren en de afvalcontainer in beeld brengen.
2.8.
Op 19 februari 2019 en 14 maart 2019 heeft VMB de harde schijven vervangen om de beelden te kunnen analyseren en een extra camera geplaatst die de gang naar de kleedkamers in beeld brengt.
2.9.
Op 15 april 2019 heeft VMB Yusen meegedeeld dat door middel van camerabeelden is geconstateerd dat [werknemer] zonder toestemming bedrijfseigendommen heeft meegenomen.
2.10.
Naar aanleiding hiervan is [werknemer] op 18 april 2019 door onderzoekers van VMB gehoord. Van dit verhoor is een verslag opgemaakt dat door [werknemer] is ondertekend. Voorafgaand aan de weergave van de verklaringen van [werknemer] staat in dit verslag vermeld: ‘De hieronder staande tekst is niet de letterlijke tekst van het interview. Het is tijdens het interview op schrift gesteld en geeft de essentie weer van hetgeen is besproken.’ Onder de weergave van de verklaring staat vermeld: ‘Ik verklaar dat het bovenstaande correct weergeeft wat ik met u heb besproken en dat ik geen zaken heb verzwegen die voor het verloop van dit onderzoek van belang kunnen zijn. Ik ben mij er wel van bewust dat het opgeven van een onjuiste verklaring consequenties voor mij kan hebben en wil u dan ook verklaren dat ik deze verklaring volgens waarheid heb opgeven,’ In het verslag is vermeld dat [werknemer] op de vragen van de onderzoekers (onder meer) het volgende heeft verklaard:
‘(…) U verteld mij dat er in de afgelopen periode goederen door mij in de kleedkamer zijn gebracht en dat ik deze goederen later mee naar huis neem in mijn rugzak.
Ik neem niets mee. Ik neem wel eens verpakkingsmateriaal mee naar huis, maar verder geen andere goederen. Als u mij vraagt wat ik afgelopen vrijdag mee genomen heb dan is dat verpakkingsmateriaal en het zijn planken hout. Deze heb ik meegenomen in een doos van Yamaha en dat is misschien niet zo handig. (…) Ik heb in het verleden ook wel artikelen voor mijn zoon geregeld en deze heb ik aan de overkant opgehaald. Dit is allemaal geregeld, ik wil niet vertellen hoe ik dit doe want dat zijn mensen die er werken. (…) Ik heb wel eens een onderdeel gehad en dat is dan geregeld via de overkant. Ik weet de weg daarvoor en dan is het een artikel is dat bijvoorbeeld niet meer verkocht wordt. Ik ga de mensen bij wie ik het regel niet verraden want dat vind ik niet eerlijk. (…) Zo heb ik wel eens een beugel voor mijn buitenboord geregeld. Dit was vorige week of zo. Ik heb die beugel aan de overkant opgehaald en die heb ik op mijn kantoor gelegd en later mee naar huis genomen. Ik heb de beugel aan de overzijde opgehaald. (…)
Als u zegt dat het een onderdeel is dan klopt dat niet. Het enige dat ik mee neem is verpakkingsmateriaal en het is dus verpakkingsmateriaal dat mee gaat de kleedkamer in, hiermee bedoel plastic, karton en van dat hard witte schuim. Volgens mij mag ik dat gewoon mee naar huis nemen.
(…) Het meenemen van die spullen vanaf de andere kant is wellicht niet helemaal juist en het is een hellend vlak dat begrijp ik wel. (…)
Er zijn mensen die weten dat ik verpakkingsmateriaal mee nemen. Ik bedoel hiermee collega’s die op de vloer aan het werk zijn maar ook bijvoorbeeld mijn baas. Ik heb niet gevraagd en geen toestemming gevraagd omdat ik de hoogste in functie ben. Ik zou natuurlijk mijn leidinggevende per mail of telefoon kunnen bereiken maar dat heb ik achterwege gelaten. (...)’
2.11.
Direct na dit interview heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [werknemer] , [HR business partner] (HR Business Partner bij Yusen) en [director HR] (Director Human Resources bij Yusen). In dit gesprek is [werknemer] met onmiddellijke ingang tot en met in beginsel 2 mei 2019 zonder behoud van loon geschorst.
2.12.
De non-actiefstelling is bij brief van 19 april 2019 aan Yusen bevestigd. In deze brief staat:
‘Aan het besluit tot schorsing ligt ten grondslag dat wij op donderdag 18 april 2019 met behulp van een onderzoeksbureau en door middel van camerabeelden hebben geconstateerd dat u zonder toestemming met goederen en/of productiemiddelen, die eigendom zijn van [vestiging] , de [vestiging] heeft verlaten, althans in bezit heeft (gehad). Voordat wij vandaag een gesprek met u zijn aangegaan hierover, bent u geïnterviewd door het betrokken onderzoeksbureau VMB security & solutions. (…)
We hebben u met de inhoud van hun voorlopige bevindingen geconfronteerd en gevraagd naar uw eerste reactie. U heeft ons laten weten geen idee te hebben waar dit over gaat. U heeft verklaard enkel weleens verpakkingsmateriaal mee te nemen voor privégebruik zonder toestemming te vragen hiervoor.
Daargelaten dat ook het meenemen van verpakkingsmaterialen niet geoorloofd is, bestaat het vermoeden dat het om meer gaat dan verpakkingsmaterialen. Wij zullen de resultaten van het nadere onderzoek, mede in verband met de door u afgelegde verklaring moeten afwachten. Wij wijzen u er nadrukkelijk op dat indien op basis van dit onderzoek mocht komen vast te staan dat u goederen dan wel productiemiddelen hebt gestolen of verduisterd, dat voor ons een dringende reden zal vormen om uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen.’
2.13.
Naar aanleiding van deze schorsingsbrief heeft [werknemer] bij e-mail van 23 april 2019 aan Yusen laten weten dat het gaat om verpakkingsmateriaal dat afkomstig is van leveranciers en hoofdzakelijk wordt weggegooid.
2.14.
Op 23 april 2019 hebben zich drie werknemers bij Yusen gemeld die een verklaring over [werknemer] wilden afleggen. Op 24 april 2019 zijn deze werknemers door VMB gehoord. De (anonieme) verklaringen van deze getuigen zijn overgelegd als productie 9 bij het verweerschrift.
2.15.
Op 30 april 2019 heeft Yusen het door VMB van haar onderzoek opgemaakte ‘Relaas van onderzoek’ ontvangen. In dit verslag wordt (onder meer) het volgende geconcludeerd:
‘Uit de in dit onderzoek vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat [werknemer] zich opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking door verpakkingsmateriaal dat eigendom is van Yamaha Motors Europe zichzelf toe te eigenen. [werknemer] heeft hierbij geen toestemming gehad van een leidinggevende om dit verpakkingsmateriaal mee te nemen. (…) Daarnaast is met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te concluderen dat [werknemer] het verpakkingsmateriaal heeft gebruikt om artikelen vanuit [vestiging] te ontvreemden. (…)’
2.16.
Vervolgens heeft (ook op 30 april 2019) een vervolggesprek plaatsgevonden tussen [HR business partner] , [director HR] en [werknemer] . In dit gesprek is [werknemer] op staande voet ontslagen.
2.17.
Bij brief van 30 april 2019 is het ontslag op staande voet aan [werknemer] bevestigd. In deze brief staat:
‘Zoals op 30 april 2019 tijdens ons gesprek ook aan u is medegedeeld, bevestig ik met deze brief dat uw arbeidsovereenkomst per 1 mei 2019 met onmiddellijke ingang is beëindigd op grond van een dringende reden.
U bent sinds 1 december 1993 bij Yusen Logistics (Benelux) B.V. (‘
Yusen Logistics
’) in dienst en laatstelijk werkzaam in de functie van Supervisor. Yusen Logistics heeft eind 2018 een anonieme melding ontvangen dat er goederen zouden zijn verduisterd uit het [locatie] . Als gevolg daarvan heeft [vestiging] (‘
[vestiging]
’) het onderzoeksbureau VMB security & solutions ingeschakeld, die door middel van camerabeelden heeft geconstateerd dat u zonder toestemming bedrijfseigendommen van [vestiging] heeft meegenomen. (…)
Op 18 april 2019 bent u geconfronteerd met de voorlopige bevindingen van de betrokken rechercheurs. U heeft vrijwillig een verklaring afgelegd en bevestigd dat u verpakkingsmateriaal zonder toestemming heeft meegenomen. Het interviewverslag van dit gesprek hebben wij van de rechercheurs ontvangen.
Op 29 april 2019 is het onderzoek van het onderzoeksbureau afgerond, waarna wij op 30 april 2019 het laatste onderzoeksverslag hebben ontvangen. Zoals toegezegd hebben wij u direct daarna uitgenodigd voor een vervolggesprek op dinsdagmiddag 30 april 2019. Wij hebben u tijdens ons gesprek met de inhoud van de onderzoeksresultaten geconfronteerd en gevraagd naar uw reactie hierop. U heeft laten weten niets anders te hebben meegenomen dan verpakkingsmateriaal.
(…)
Wij hebben met u besproken dat uw handelswijze voor Yusen Logistics onacceptabel is en een dringende reden vormt om uw arbeidsovereenkomst per heden te beëindigen. In onze besluitvorming hebben wij het volgende laten meewegen:
- u heeft ons laten weten geen goederen en/of bedrijfseigendommen te hebben ontvreemd, terwijl u ook heeft bevestigd zonder toestemming verpakkingsmateriaal te hebben meegenomen voor privégebruik. Dit verpakkingsmateriaal is bedrijfseigendom van [vestiging] en daarvan bent u op de hoogte. U wist ook, althans behoort te weten, dat bedrijfseigendommen van Yusen Logistics en/of [vestiging] niet voor eigen gebruik mogen worden aangewend, tenzij met uitdrukkelijke toestemming van het management (artikel 5.4.1. van de op u van toepassing zijnde Arbeidsvoorwaarden & Handboek procedures (de ‘
Arbeidsvoorwaarden
’);
- in uw verklaring ten overstaan van de rechercheurs heeft u laten weten dat u ook andere bedrijfseigendommen heeft meegenomen voor privégebruik zoals houten planken, artikelen voor uw zoon, ‘een onderdeel’ en een beugel voor uw buitenboord. U wilde niet vertellen hoe u aan deze goederen bent gekomen. De door u afgelegde verklaringen aan de rechercheurs en aan ons zijn in ieder geval tegenstijdig aan elkaar gebleken;
- (…) Daarbij hebben de rechercheurs met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geconcludeerd dat u het verpakkingsmateriaal heeft gebruikt om artikelen vanuit [vestiging] te ontvreemden;
- u wist ook, althans behoorde te weten, dat het verboden is om met goederen of productiemiddelen die eigendom zijn van Yusen Logistics en/of [vestiging] , het gebouw te verlaten of die in bezit te hebben, zonder een bewijs van goedkeuring met betrekking tot deze goederen en dat het schenden van dit verbod, in het bijzonder in geval van diefstal of verduistering, direct schorsing of ontslag tot gevolg zou hebben (hoofdstuk 6.5, artikel 1 en lid 13 van de Arbeidsvoorwaarden;
- op grond van artikel 2 sub g van Arbeidsvoorwaarden dient u de door Yusen Logistics ingestelde bedrijfsregels en -voorschriften na te leven. Door het zonder toestemming meenemen van bedrijfseigendommen heeft u in strijd met de bedrijfs- en gedragsregels gehandeld;
- u wist, althans behoorde te weten, dat Yusen Logistics arbeidsrechtelijke sancties kan opleggen wanneer u zich niet houdt aan de contractuele verplichtingen, zich niet als goed werknemer gedraagt of anderszins de belangen van Yusen Logistics schaadt, waartoe ook de mogelijkheid tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst behoort (artikel 4 van de Arbeidsvoorwaarden);
- u had zich ook zonder het binnen Yusen Logistics geldende beleid op grond van algemene fatsoensnormen en goed werknemerschap behoren te beseffen dat het op eigen initiatief en/of zonder toestemming meenemen van bedrijfseigendommen, in welke vorm dan ook, ontoelaatbaar is.
De omstandigheden zoals hiervoor weergegeven vormen zowel in combinatie, als elk afzonderlijk, voor ons een dringende reden om uw arbeidsovereenkomst per heden te beëindigen. Dit betekent dat uw dienstverband ingaande 1 mei 2019 met onmiddellijke ingang is geëindigd wegens het ontvreemden van bedrijfseigendommen van [vestiging] .
(…)’
2.18.
Bij brief van 10 mei 2019 heeft [werknemer] de vernietiging van het ontslag ingeroepen, zich beschikbaar gehouden voor zijn werkzaamheden en aanspraak gemaakt op loondoorbetaling.
2.19.
Yusen heeft het ontslag op staande voet gehandhaafd.
3 Het verzoek
3.1.
[werknemer] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. het ontslag op staande voet van 30 april 2019 te vernietigen;
II. Yusen te veroordelen met ingang van 1 mei 2019 het gebruikelijke salaris van € 3.953,25 bruto per maand te betalen, te vermeerderen met de onregelmatigheidstoeslag van 14% bruto, beiden te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente tot aan de dag van algehele betaling;
III. Yusen te gebieden om [werknemer] binnen zeven dagen na het wijzen van de beschikking toe te laten tot het werk en de bedongen werkzaamheden te laten uitvoeren, of straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of deel daarvan met een maximum van € 100.000,-;
subsidiair:
I. Yusen te veroordelen om een transitievergoeding van € 68.982,- aan [werknemer] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 juli 2019;
primair en subsidiair:
Yusen te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[werknemer] legt aan het verzoek ten grondslag dat het gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, nu dit niet onverwijld is gegeven en een dringende reden ontbreekt. In dat verband stelt hij – kort weergegeven – het volgende.
3.3.
Ook het (enkel) meenemen van verpakkingsmateriaal wordt door Yusen beschouwd als een dringende reden voor ontslag op staande voet. Gelet hierop is van een onverwijld gegeven ontslag geen sprake, omdat Yusen op 18 april 2019, nadat [werknemer] met VMB had gesproken en had erkend dat hij deze materialen had meegenomen, al had moeten overgaan tot het geven van ontslag op staande voet en niet pas op 30 april 2019. Bovendien is tijdens het gesprek op 30 april 2019 het dienstverband niet per 30 april 2019, maar pas per 1 mei 2019 beëindigd, zodat het ontslag ook gelet daarop niet onverwijld is gegeven.
3.4.
De dringende reden komt er in de kern op neer dat sprake is van het ontvreemden van bedrijfseigendommen van [vestiging] . [werknemer] ontkent dat hij goederen heeft meegenomen die voor verkoop of productie bestemd waren. Hij heeft slechts afvalmateriaal, te weten verpakkingsmateriaal, houten planken en een stukje ijzer uit de afvalbak meegenomen. Dit is geen dringende reden voor ontslag, zoals ook blijkt uit de schorsingsbrief van 19 april 2019. Yusen geeft in de ontslagbrief een volstrekt verkeerde beschrijving van wat [werknemer] heeft verklaard. [werknemer] heeft slechts verklaard dat hij afvalmateriaal (waaronder houten planken) heeft meegenomen voor een schoolproject van zijn zoon. Hij heeft niet verklaard dat hij een onderdeel en een beugel voor zijn buitenboordmotor heeft meegenomen. Hij heeft verklaard dat hij uit de afvalbak een stukje ijzer heeft meenomen dat hij heeft gebruikt voor zijn buitenboordmotor. Dat hij niet heeft willen vertellen hoe hij aan die goederen is gekomen is eveneens onjuist. De tekst van het interviewverslag van 18 april 2019 is niet geheel juist en volledig, zoals ook blijkt uit de mededeling in dat verslag dat de tekst niet de letterlijke tekst van het interview is. Ook van het ontvreemden van andere artikelen (zoals propellers) is geen sprake en die ontvreemding is door Yusen ook niet aangetoond.
3.5.
De Arbeidsvoorwaarden zijn niet op de arbeidsovereenkomst van toepassing,
Omdat deze voorwaarden niet tussen partijen zijn overeengekomen. Als deze al van toepassing zijn, dan geldt dat [werknemer] niet bekend is met regels of voorschriften die inhouden dat het niet is toegestaan verpakkingsmateriaal mee te nemen dat anders zou worden afgevoerd en vernietigd. In artikel 4 van de Arbeidsvoorwaarden is een ontslag op staande voet overigens niet als sanctie opgenomen. Bovendien is het maar de vraag of de meegenomen zaken kunnen worden gekwalificeerd als ‘bedrijfseigendommen’ in de zin van artikel 5.4.1. van de Arbeidsvoorwaarden. In al de jaren dat [werknemer] bij (de rechtsvoorganger van) Yusen werkzaam is geweest, werd verpakkingsmateriaal meegenomen zonder dat daarvoor toestemming werd gevraagd aan het management. Soms werd wel toestemming gevraagd aan de supervisors en als dat het geval was werd toestemming altijd verkregen.
3.6.
In artikel 6.5.1 van de Arbeidsvoorwaarden gaat het om goederen en productiemiddelen die een waarde hebben voor de onderneming. Dergelijke goederen heeft [werknemer] niet meegenomen. In artikel 6.5.13 van de Arbeidsvoorwaarden wordt ontslag op staande voet ook niet als sanctie niet genoemd. Verder is er in strijd met artikel 6.5.12. geen rapport opgemaakt.
3.7.
Bovendien rechtvaardigen de persoonlijke omstandigheden van [werknemer] geen ontslag op staande voet. In dit verband wijst hij er op dat hij 52 jaar oud is, geen opleidingen heeft gevolgd, de helft van zijn leven voor (de rechtsvoorganger van) Yusen heeft gewerkt en altijd goed heeft gefunctioneerd.
3.8.
Subsidiair is het toekennen van een transitievergoeding gerechtvaardigd, omdat [werknemer] gedurende zijn lange dienstverband altijd goed heeft gefunctioneerd en het, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden en de ingrijpende gevolgen van een ontslag op staande voet, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat hij in het geheel geen transitievergoeding zou ontvangen.
4 Het verweer
4.1.
Yusen is van mening dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Zij voert hiertoe – samengevat – het volgende aan.
4.2.
Het ontslag op staande voet is onverwijld gegeven. Op 18 april 2019 heeft Yusen slechts de voorlopige bevindingen van VMB ontvangen. Het meenemen van verpakkingsmateriaal kwam toen als eerste naar voren, maar om vast te stellen of [werknemer] ook goederen had ontvreemd moest nader onderzoek worden gedaan. Nadat Yusen op 30 april 2019 het onderzoeksrapport van VMB had ontvangen, is [werknemer] diezelfde dag op staande voet ontslagen. Met ontslag per 1 mei 2019 wordt bedoeld dat 30 april 2019 de laatste werkdag is. Zo heeft [werknemer] dat ook begrepen.
4.3.
De dringende reden voor het ontslag is, samengevat, het ontvreemden van bedrijfseigendommen. De in de ontslagbrief benoemde omstandigheden leveren zowel in samenhang als ieder afzonderlijk een dringende reden op. Vaststaat dat [werknemer] bedrijfseigendommen heeft meegenomen, gelet op zijn eigen verklaring in ieder geval verpakkingsmateriaal, een stukje ijzer en materialen ‘via de overkant’: artikelen voor zijn zoon, een beugel voor zijn buitenboord en een onderdeel. Uit getuigenverklaringen blijkt dat hij nog meer heeft meegenomen, waaronder propellers.
4.4.
De Arbeidsvoorwaarden zijn wel degelijk van toepassing. Verpakkingsmateriaal valt onder 5.4.1. van die voorwaarden. Ook heeft [werknemer] artikelen, in ieder geval 'van de overkant’ meegenomen, zodat hij ook artikel 6.5.1. van de arbeidsvoorwaarden heeft geschonden. Hierdoor was schorsing en direct ontslag een kenbaar gevolg.
4.5.
Alle werknemers zijn op hoogte van het strenge beleid van Yusen dat inhoudt dat alleen met toestemming verpakkingsmateriaal mag worden meegenomen. In dit verband wijst Yusen er op dat vijftien jaar geleden een werknemer in [vestiging] na het ongevraagd meenemen van een schroefje uit een afvalbak op staande voet is ontslagen. [werknemer] was vanwege zijn functie betrokken bij dat ontslag. Bovendien moeten spullen die met toestemming worden meegenomen in een doorzichtige plastic tas worden gedaan en bij het traffic kantoor worden gezet voordat zij worden uitgevoerd.
4.6.
[werknemer] had als supervisor een voorbeeldfunctie voor het personeel. Hij heeft zich tegen beter weten in niet aan de bedrijfs- en gedragsregels gehouden en tegenstrijdige verklaringen afgelegd.
4.7.
De persoonlijke omstandigheden van [werknemer] wegen niet op tegen dringende reden. Bovendien heeft [werknemer] op de arbeidsmarkt voldoende kans op een soortgelijke baan.
4.8.
Voor het geval de loonvordering mocht worden toegewezen, verzoekt Yusen de wettelijke verhoging te matigen tot nihil.
4.9.
Nu [werknemer] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, heeft hij geen recht op een transitievergoeding althans behoort deze niet volledig te worden toegekend.
5 Het tegenverzoek
5.1.Voor het geval de kantonrechter van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat en niet beëindigd dient te worden op grond van een dringende reden, verzoekt Yusen:
a. de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden;
b. bij het bepalen van de einddatum niet de geldende opzegtermijn te hanteren wegens ernstig verwijtbaar handelen van [werknemer] , althans rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het voorwaardelijk ontbindingsverzoek en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking;
c. te bepalen dat [werknemer] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en/of nagelaten en dientengevolge geen recht heeft op een transitievergoeding, althans niet volledig;
d. [werknemer] te veroordelen in de proceskosten.
5.2.
Yusen legt primair aan het verzoek ten grondslag dat [werknemer] (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e van het Burgerlijk Wetboek (BW). Yusen voert daartoe aan dat het ontvreemden van bedrijfseigendommen en het herhaaldelijk in strijd handelen met kenbare gedrags- en bedrijfsregels en contractuele verplichtingen in de op één na hoogste functie kwalificeert als (ernstig) verwijtbaar handelen.
5.3.
Subsidiair legt Yusen aan haar verzoek ten grondslag dat de arbeidsrelatie is verstoord zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder g BW. Zij voert daartoe aan dat zij, gezien het gedrag van [werknemer] , elk vertrouwen in hem heeft verloren. Naar zij ter zitting heeft aangevoerd is ook de arbeidsverhouding tussen Yusen en de overige werknemers verstoord. Yusen verwacht niet dat de arbeidsverhouding nog kan worden hersteld.
5.4.
Herplaatsing van [werknemer] ligt volgens Yusen niet in de rede.
7 De beoordeling
7.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd en of Yusen – onder meer – moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon.
7.2.
Ter beantwoording ligt allereerst de vraag voor of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Volgens artikel 7:677 lid 1 BW moet een ontslag op staande voet onverwijld worden gegeven, onder onverwijlde mededeling van de dringende reden voor dat ontslag.
7.3.
Als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW worden op grond van het bepaalde in artikel 7:678 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet zou hebben.
7.4.
Voor de beoordeling van de vraag of het door Yusen aan [werknemer] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de aan [werknemer] op 30 april 2019 opgegeven redenen maatgevend en wordt het geschil afgebakend door de op die datum aan [werknemer] medegedeelde verwijten. Samengevat heeft Yusen aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd dat [werknemer] productiemiddelen/bedrijfseigendommen/verpakkingsmateriaal zonder toestemming heeft meegenomen en met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het verpakkingsmateriaal heeft gebruikt om goederen uit [vestiging] te ontvreemden, dit alles in strijd met de bij Yusen geldende regels en het door haar strikt gehanteerde beleid.
7.5.
Het antwoord op de vraag of het ontslag onverwijld is gegeven, kan in het midden blijven omdat naar het oordeel van de kantonrechter niet is komen vast te staan dat voor het ontslag een dringende reden aanwezig is.
7.6.
Ten aanzien van het verwijt dat [werknemer] zonder toestemming van zijn leidinggevende verpakkingsmateriaal heeft meegenomen overweegt de kantonrechter dat [werknemer] heeft erkend dat hij zonder toestemming van zijn leidinggevende kartonnen dozen, piepschuim, houten planken en een stukje ijzer uit de afvalbak heeft meegenomen. Daarmee heeft [werknemer] wellicht gehandeld in strijd met artikel 5.4.1 en/of 6.5 van de Arbeidsvoorwaarden (zoals hierboven weergegeven). Deze Arbeidsvoorwaarden zijn op de arbeidsovereenkomst van toepassing, omdat [werknemer] de brief van december 2013 voor ontvangst heeft getekend en deze voorwaarden bij die brief aan [werknemer] zijn overhandigd.
7.7.
Yusen heeft gesteld dat zij terzake een strikt beleid hanteert. [werknemer] heeft dat betwist. [werknemer] heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de verpakkingsmaterialen die hij heeft meegenomen anders zouden zijn weggegooid. Voorts heeft [werknemer] onweersproken gesteld dat in het geval werknemers toestemming vroegen om verpakkingsmateriaal mee te nemen deze toestemming altijd werd gegeven. Tevens heeft hij verklaard dat het regelmatig gebeurde dat werknemers verpakkingsmateriaal uit [vestiging] meenamen zonder toestemming. [werknemer] heeft daarvan concrete voorbeelden gegeven.
7.8.
De kantonrechter oordeelt dat Yusen het door haar gepropageerde strikte beleid niet duidelijk schriftelijk heeft vastgelegd. Het is niet zo dat het [werknemer] op grond van artikel 5.4.1. of enig ander artikel uit deze Arbeidsvoorwaarden of de Gedragscode zonder meer duidelijk moest zijn dat het meenemen van verpakkingsmateriaal dat toch zou worden weggegooid of ander afvalmateriaal niet is toegestaan en dat overtreding van dat verbod resulteert in een ontslag op staande voet. In de arbeidsvoorwaarden staat weliswaar dat men bedrijfseigendommen en productiemiddelen niet zonder toestemming mag meennemen, maar dat verpakkingsmateriaal en/of afval daaronder ook moet worden begrepen is niet klip en klaar.
7.9.
Tevens is niet vast komen te staan dat Yusen de door haar gepropageerde regel dat ieder die verpakkingsmateriaal zonder toestemming meeneemt wordt ontslagen strikt naleeft. Door Yusen zijn geen stukken (zoals notulen van werkbesprekingen, personeelsmededelingen of pagina’s van een bedrijfswebsite) overgelegd waaruit blijkt dat de werknemers expliciet op een dergelijk beleid worden geattendeerd. De verklaring van getuige A dat [werknemer] zelf steeds riep dat werknemers die ook maar iets zouden meenemen op staande voet zouden worden ontslagen en de verklaring van getuige B dat [werknemer] zelf mensen heeft ontslagen voor het meenemen van een schroefje uit de scrap zijn ter onderbouwing van een dergelijk beleid onvoldoende. Hetzelfde geldt voor de overgelegde verklaring van leidinggevende [leidinggevende] dat de regel is dat toestemming moet worden gevraagd voor het meenemen van verpakkingsmateriaal en dat alle vaste medewerkers ermee bekend zijn dat een werknemer is ontslagen wegens het zich toeëigenen van schroefjes uit de scrap. Yusen heeft de door [werknemer] gegeven voorbeelden niet gemotiveerd weersproken. Ook heeft zij ter zitting desgevraagd geen andere voorbeelden kunnen geven dan het schroefjesincident van 15 jaar geleden.
7.10.
Ten aanzien van het verwijt van Yusen dat ‘met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’ valt te concluderen dat [werknemer] artikelen heeft meegenomen, stelt de kantonrechter voorop dat het in het voorliggende geval kennelijk (slechts) gaat om een zeer ernstige verdenking en dat de diefstal c.q. verduistering niet vaststaat. De ‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’ grondt Yusen op (anonieme) getuigenverklaringen van drie van haar werknemers in combinatie met camerabeelden. Voor zover het ontslag al gebaseerd zou kunnen worden op dit verwijt, overweegt de kantonrechter als volgt.
7.11.
Getuige A heeft - kort samengevat - verklaard dat [werknemer] wel eens onderdelen dan wel artikelen (al dan niet verpakt in pakpapier) meenam naar de kleedkamer, dat hij heeft gezien dat [werknemer] propellers van buitenboordmotoren heeft gestolen en dat [werknemer] foto’s heeft gemaakt van artikelen die hij dan later naar de kleedkamer bracht of verzamelde op een locatie in [vestiging] of het accessoire hok. Dat [werknemer] artikelen verpakt in papier naar de kleedkamer bracht heeft deze getuige naar hij heeft verklaard gezien in de week ‘dat Ajax tegen Juventus speelde’ en op 8 en 9 april 2019. Getuige B heeft - kort samengevat - verklaard dat [werknemer] met een hoogwerker dozen heeft gepakt en de inhoud heeft gefotografeerd en dat hij zeker weet dat [werknemer] deze inhoud later mee heeft genomen. Ook heeft deze getuige verklaard dat [werknemer] zijn password altijd wilde gebruiken om pallets op re roepen, dat hij meerdere keren heeft gezien dat [werknemer] met een lijstje rondliep en overal onderdelen pakte en dat hij in de kleedkamer vaak lege dozen heeft aangetroffen. Getuige C heeft – kort samengevat – verklaard dat [werknemer] op plaatsen aan het werk was waar hij niet hoort te zijn, dat hij tijdens de avonddienst vanuit de highbay bijvoorbeeld propellers naar beneden haalde, bij traffic inpakpapier pakte en er tijdens de pauze mee naar de kleedkamer liep, dat [werknemer] het meest marine spullen meenam en dat [werknemer] ongeveer veertien dagen geleden op vrijdag artikelen heeft verzameld, via de losdeur naar zijn auto heeft gebracht en heeft meegenomen.
7.12.
[werknemer] heeft de juistheid van deze getuigenverklaringen gemotiveerd betwist. Hij heeft uitgelegd dat bepaalde werkzaamheden tot zijn takenpakket behoren, waarom hij op bepaalde momenten op bepaalde plaatsen aanwezig was en welke handelingen hij heeft verricht. De kantonrechter stelt vast dat de getuigenverklaringen weinig concreet en specifiek zijn. Niet duidelijk is wanneer [werknemer] welke artikelen zou hebben ontvreemd en hoe de getuigen dit hebben kunnen waarnemen.
7.13.
Voorts heeft Yusen ter zitting camerabeelden van 15 en 29 maart 2019 en 8, 9 en 12 april 2019 getoond waaruit zou moeten blijken dat [werknemer] , verstopt in en/of onder het door hem meegenomen verpakkingsmateriaal of in zijn rugzak, artikelen heeft meegenomen. Op deze beelden heeft de kantonrechter echter slechts waargenomen dat [werknemer] met kartonnen dozen, papier en een plaat hout naar de kleedkamer dan wel door een uitgang is gelopen. Dat daaronder artikelen verborgen waren heeft de kantonrechter uit deze beelden niet kunnen afleiden en wordt bovendien door [werknemer] ten stelligste ontkend.
7.14.
Daar komt nog bij dat Yusen geen staten met betrekking tot voorraadverschillen heeft overgelegd. Evenmin heeft zij staten overgelegd waaruit blijkt dat [werknemer] pallets heeft opgeroepen.
7.15.
Yusen heeft er nog op gewezen dat [werknemer] gelet op het door hem ondertekende interviewverslag van 18 april 2019 zelf heeft verklaard dat hij materialen ‘via de overkant’, te weten artikelen voor zijn zoon, een beugel voor zijn buitenboord en een onderdeel heeft ‘geregeld’. [werknemer] heeft dit (zoals weergegeven onder 3.4 van deze beschikking) uitdrukkelijk betwist. Hoewel aan Yusen kan worden toegegeven dat [werknemer] ervoor heeft getekend dat de verklaring correct weergeeft wat is besproken en dat hij de verklaring volgens waarheid heeft opgegeven, staat anderzijds bovenaan deze verklaring vermeld dat deze niet de letterlijke tekst van het interview bevat en (slechts) de essentie weergeeft van hetgeen is besproken. Gelet hierop en op de uitdrukkelijke betwisting door [werknemer] is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende komen vast te staan dat [werknemer] de door Yusen gestelde artikelen en onderdelen heeft meegenomen. Bovendien was de verklaring van 18 april 2019 gelet op de ontslagbrief van 30 april 2019 reeds op 18 april 2019 bij Yusen bekend en vormde deze op dat moment geen aanleiding [werknemer] op staande voet te ontslaan.
7.16.
In deze procedure is dus slechts komen vast te staan dat [werknemer] (zoals door hem erkend) zonder toestemming van zijn leidinggevende afvalmateriaal, te weten verpakkingsmateriaal, houten planken en een stukje ijzer uit de afvalbak heeft meegenomen.
7.17.
Gelet op de hiervoor omschreven omstandigheden en mede in aanmerking genomen dat [werknemer] al zesentwintig jaar in dienst is, altijd goed heeft gefunctioneerd en geen opleidingen heeft gevolgd, levert het zonder toestemming meenemen van verpakkings- en ander afvalmateriaal (ook al zat dit niet in een doorzichtige tas en is dit niet in het traffic kantoor gezet) geen dringende reden voor ontslag op staande voet op. Yusen had deze gedraging af kunnen doen met een andere sanctie, zoals een schriftelijke waarschuwing, waarbij zij haar beleid uitdrukkelijk uiteen had kunnen zetten. Het ontslag is dus niet rechtsgeldig. Overigens was het Yusen al op 18 april 2019 bekend dat [werknemer] dergelijk materiaal zonder toestemming had meegenomen en was dit toen, gelet op het gestelde in de schorsingsbrief van 19 april 2019, kennelijk geen aanleiding om [werknemer] op staande voet te ontslaan.
7.18.
Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, zal het (primaire) verzoek van [werknemer] om dat ontslag te vernietigen worden toegewezen. Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [werknemer] recht op loon. De vordering tot loonbetaling (inclusief onregelmatigheidstoeslag) zal daarom eveneens worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betreffende data van opeisbaarheid.
7.19.
De wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW is bedoeld als een prikkel voor de werkgever om het loon tijdig te betalen. Die functie speelt in het onderhavige geval niet. Gezien de aard van het geschil is er immers geen sprake geweest van nalatigheid of slordigheid bij de loonbetaling, maar van een inhoudelijk (weliswaar onjuist) standpunt van Yusen dat geen loon verschuldigd is wegens een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. Hierom zal de kantonrechter de gevorderde wettelijke verhoging beperken tot nihil.
7.20.
Het verzoek tot wedertewerkstelling zal worden toegewezen. De in dat verband gevorderde dwangsom zal worden gematigd tot € 100,- per (deel van een) dag, met een maximum van € 10.000,-.
7.21.
Nu het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet is toegewezen, komt het subsidiaire verzoek tot toekenning van een transitievergoeding niet aan de orde.
7.22.
De proceskosten komen voor rekening van Yusen, omdat zij (grotendeels) ongelijk krijgt.
7.23.
Hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet moet worden vernietigd. Dat betekent dat de voorwaarde waaronder Yusen het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gedaan, is vervuld, zodat dit verzoek zal worden beoordeeld. Yusen heeft ook belang bij de verzochte ontbinding, omdat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd door het ontslag op staande voet.
7.24.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daarvoor een redelijke grond is en herplaatsing van [werknemer] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
7.25.
Yusen stelt dat de redelijke grond voor ontbinding primair is gelegen in (ernstig) verwijtbaar handelen van [werknemer] in de zin van artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW. Zoals hiervoor is overwogen, is alleen komen vast te staan dat dat [werknemer] zonder toestemming van zijn leidinggevende afvalmateriaal, te weten verpakkingsmateriaal, houten planken en een stukje ijzer uit de afvalbak heeft meegenomen. Onder de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden levert dit naar het oordeel van de kantonrechter geen handelen op dat zodanig verwijtbaar is dat van Yusen in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten.
7.26.
Evenmin is het verzoek toewijsbaar op de daartoe aangevoerde subsidiaire grondslag. Er zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan de kantonrechter moet aannemen dat de arbeidshouding tussen [werknemer] en Yusen dan wel de overige werknemers van Yusen zodanig is verstoord, dat van Yusen in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onderdeel g BW.
7.27.
De conclusie is dat het tegenverzoek van Yusen zal worden afgewezen. De door [werknemer] gedane verzoeken tot toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding komen dan ook niet aan de orde.
7.28.
Yusen zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Gelet op de samenhang tussen het verzoek en het tegenverzoek, zullen de proceskosten aan de zijde van [werknemer] in de zaak van het tegenverzoek op nihil worden gesteld.
8 De beslissing
8.1.
vernietigt het ontslag op staande voet;
8.2.
veroordeelt Yusen om met ingang van 1 mei 2019 aan [werknemer] het gebruikelijke salaris van € 3.953,25 bruto per maand te betalen, te vermeerderen met de onregelmatigheidstoeslag van 14% bruto, beiden te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betreffende data van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;
8.3.
veroordeelt Yusen om [werknemer] binnen zeven dagen na de datum van deze beschikking toe te laten tot het werk en de bedongen werkzaamheden te laten uitvoeren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag of deel van een dag dat Yusen in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 10.000,-;
8.4.
veroordeelt Yusen tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werknemer] tot en met vandaag vaststelt op € 801,-, te weten:
griffierecht € 81,00
salaris gemachtigde € 720,- ;
8.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
8.6.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
8.7
wijst het tegenverzoek af;
8.8.
veroordeelt Yusen in de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werknemer] vaststelt op nihil.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op 1 oktober 2019 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter