2 De feiten
2.1.
[werknemer] , geboren [in 1964] , is op 24 augustus 1998 in dienst getreden bij G4S. De laatste functie die [werknemer] vervulde, is die van Teamlid (Visiteur B.), met een salaris van € 2.428,67 bruto per maand exclusief emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van de Cao G4S Aviation Security (hierna: de Cao) van toepassing.
2.2.
In het op 28 augustus 2018 tot stand gekomen onderhandelingsresultaat cao G4S AS 1 juli 2018 t/m 30 september 2020 staat onder meer:
‘(…) Schipholpas
Intrekking van de Schipholpas wordt toegevoegd aan artikel 19 lid 1 van de cao AS als dringende reden voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst (…).’
2.3.
Op 24 januari 2019 heeft [werknemer] , in het bijzijn van [operationeel manager] , Operationeel Manager G4S (hierna: [operationeel manager] ), een gesprek gehad met de Bedrijfsrecherche van Amsterdam Airport Schiphol (hierna: AAS) in verband met een incident dat op 18 januari 2019 heeft plaatsgevonden op de werkplek van [werknemer] .
2.4.
Bij brief van 28 januari 2019 heeft [security advisor] , Security Advisor A/SSE (hierna: [security advisor] ), aan G4S medegedeeld dat er op 24 januari 2019 naar aanleiding van een vermoeden van een overtreding van de Schipholregels door de Bedrijfsrecherche een onderzoek is ingesteld naar [werknemer] , waarbij de Schipholpas – gedurende het onderzoek – is ingenomen.
2.5.
[operationeel manager] heeft [werknemer] bij brief van 31 januari 2019 op de hoogte gebracht van het voorgaande.
2.6.
[security advisor] heeft bij brief van 30 januari 2019 aan G4S geschreven:
‘(…) Op 18-01-2019, is door de controlerende instantie, zijnde Security Operations, op de volgende locatie: [locatie] , geconstateerd dat (…) [werknemer] (…) onderstaande security-overtreding heeft begaan (voortvloeiend uit de Schipholregels (…)):
(…) Algemene gedragsregels (Hoofdstuk 3 Schipholregels; Artikel 7; lid 1g; in het algemeen iets doen of na te laten, waardoor de orde of veiligheid binnen het luchthavengebied wordt verstoord of waardoor lichamelijk letsel van personen of schade aan eigendommen zou kunnen worden veroorzaakt (door onzorgvuldig handelen, is een passagier op het betreffende security-filter bijna zijn telefoon kwijtgeraakt. Daarnaast is er bij het onderzoek van de Bedrijfsrecherche naar dit incident, in eerste instantie geen volledige openheid van zaken gegeven); (…)
Hierdoor is door de toezichthouder m.i.v. 24-01-2019 een sanctie opgelegd van 4 weken pasinname (waarvan 2 weken voorwaardelijk) met de verplichting om de Basic Aviation Security Training (BAST) te volgen en deze met goed gevolg af te sluiten. (…)
De Schipholpas van voornoemd persoon kan vanaf 7 februari a.s. worden opgehaald bij het Schiphol Badge Center, na (…) (1), het opnieuw en met goed gevolg afleggen van de security- en safetytest (2a), een bewijs van het succesvol afronden van de BAS-Training (2b) en het overhandigen van een schriftelijk verzoek (3) door de werkgever (gemachtigde) dat de volgende punten dient te bevatten:
1. zowel de werkgever als de werknemer erkent dat het voorval met betreffende werkne(e)m(st)er heeft plaatsvonden;
2. de werkgever heeft betreffende pashoud(st)er aangesproken op zijn of haar gedrag;
3. de werkgever neemt zodanige maatregelen dat dit soort voorvallen binnen zijn bedrijf niet meer voorkomen, deze door het bedrijf te nemen maatregelen dienen in de brief te worden vermeld. (…)’
2.7.
Bij brief van 1 februari 2019 heeft [operationeel manager] aan [werknemer] geschreven:
‘(…) N.a.v. een incident op de werkvloer data 18 januari 2019 (…) is er door de luchthaven een rapportage ontvangen welke is opgemaakt door operationeel leidinggevende van de luchthaven.
Op 24 januari 2019 bent u en ondergetekende door (…) [security advisor] namens de opdrachtgever uitgenodigd om betreffende incident te bespreken. Vervolgens heeft G4S op 31 januari 2019 een bericht ontvangen van de opdrachtgever, met daarin vermeld de conclusie en sanctie die de opdrachtgever na onderzoek heeft ingesteld. (…)
Daarop heb ik u op 31 januari 2019 tot drie keer aan toe gebeld, maar kreeg nimmer gehoor. (…) verzoek om op 1 februari 2019 om 10.00 uur te verschijnen om de conclusie en eis van de opdrachtgever (…) te bespreken. (…) op geen van deze pogingen een reactie mogen ontvangen. Ik wil u er op wijzen dat ik u bij het ingaan van de schorsing op 24 januari 2019 heb laten weten dat u ten alle tijden bereikbaar moet zijn tijdens de schorsingsperiode.
(…) Uiteindelijk heb ik 1 februari 2019 (…) een sms verstuurd met de mededeling om z.s.m. contact met mij op te nemen. Daarop heeft u uiteindelijk gereageerd, ik heb u uitgelegd dat wij de conclusie van onze opdrachtgever hedenochtend om 10.00 uur met u te willen bespreken. U heeft aangegeven daar geen gehoor aan te geven omdat u eerst een rapport van de Luchthaven wil ontvangen, vervolgens zegt u niet in staat een gesprek hierover te kunnen voeren i.v.m. woedeaanvallen.
(…) nodig ik u hierbij uit en dit keer voor woensdag 6 februari 2019 om 08:30 uur (…). Mocht u wederom geen gehoor geven aan deze oproep, dan zullen wij uw loon opschorten tot het moment u wel mee werkt. Het moet u duidelijk zijn dat uw houding vergaande consequenties voor u kan inhouden. (…)’
2.8.
Van de inhoud van de brief van 30 januari 2019 van [security advisor] heeft [operationeel manager] [werknemer] bij brief van 11 februari 2019 op de hoogte gesteld. Verder vermeldt deze brief:
‘(…) voor u bij de betreffende BAS-Training een plaats heeft gereserveerd op maandag 11 februari 2019. (…) Hierop gaf u aan het niet eens te zijn met de beschuldiging van de Bedrijfsrecherche en zal daarom ook niet deelnemen aan deze training. Zowel ondergetekende als [naam] hebben er bij u op aangedrongen dit wel te doen omdat bij het goed afsluiten van deze training en de door Amsterdam Airport Schiphol ander gestelde voorwaarden u uw Schipholpas weer terug kan krijgen. U kunt dan weer uw werkzaamheden bij G4S Aviation oppakken. (…) bij uw standpunt te blijven om de training niet te volgen. (…) Toch was er nog enig hoop dat u vandaag, 11 februari, op de training zou verschijnen, maar helaas bent u niet komen opdagen.
Nogmaals en nadrukkelijk wil ik u uitnodigen om deze training wel te volgen. Bij het niet volgen van de training krijgt u uw Schipholpas niet terug en dat betekent dat u uw werkzaamheden niet meer kunt uitoefenen. Uiterlijk donderdag 14 februari 2019 ontvang ik van u een schriftelijke reactie.
Derhalve verwijs ik u naar de cao artikel 19 lid 1 die aangeeft dat intrekking van de Schipholpas als dringende reden voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt gezien. Concreet betekent dit dat als u uw Schipholpas, om welke reden dan ook niet, terug krijgt de arbeidsovereenkomst tussen u en G4S wordt beëindigd. (…)’
2.9.
Bij e-mail van 27 februari 2019 heeft [security advisor] aan [operationeel manager] geschreven: ‘(…) Na een opgelegde sanctie waarbij de Schipholpas is ingenomen wordt deze pas weer uitgegeven indien er is voldoen aan de voorwaarden die gesteld zijn in de sanctiebrief. In het geval van (…) [werknemer] is er aangegeven dat hij o.a. de BAST opleiding met goed gevolg dient af te leggen. Zolang dat niet is gebeurd wordt er geen enkele Schipholpas verstrekt en is de intrekking totdat er aan de gestelde voorwaarden is voldaan definitief. (…)’
2.10.
Bij brief van 1 maart 2019 is [werknemer] door G4S per 27 februari 2019 op staande voet ontslagen. In deze brief staat onder meer het volgende:
‘(…) Naar aanleiding van het incident d.d. 18 januari 2019 op de luchthaven Schiphol, waar u bij betrokken bent geweest, heeft u van uw direct leidinggevende twee brieven ontvangen en heeft er een persoonlijk gesprek plaatsgevonden.
In de brief van 11 februari 2019 is u nogmaals uitleg gegeven en bent u uitgenodigd om voor 14 februari 2019 schriftelijk aan te geven of u aan de eisen, die Amsterdam Airport Schiphol om uw zogeheten Schipholpas stelt weer terug te krijgen, wenst te voldoen. U heeft hier geen gehoor aangegeven, waarop uw direct leidinggevende getracht heeft contact met u op te nemen. Dit is uiteindelijk op 15 februari 2019 telefonisch gelukt. U heeft met duidelijke taal aangegeven hier geen gehoor aan te geven.
Hierop hebben wij contact opgenomen met Amsterdam Airport Schiphol om uw standpunt met hen te bespreken. Nu Amsterdam Airport Schiphol bij haar standpunt blijft zoals verwoord in de mail van 27 februari 2019 en u blijft weigeren om hier gevolg aan te geven, heeft Amsterdam Airport Schiphol bevestigd dat u uw Schipholpas definitief bent kwijtgeraakt.
Ons rest vervolgens niets anders dan artikel 19 lid 1 van de cao in te roepen. Concreet betekent dit dat de arbeidsovereenkomst tussen u en G4S met ingang van 27 februari 2019 is beëindigd. (…)’
5 De beoordeling
5.1.
Het gaat in deze zaak – kort gezegd – om de vraag of aan [werknemer] een billijke vergoeding, de transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging moet worden toegekend.
5.2.
Ter beantwoording ligt allereerst de vraag voor of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Volgens artikel 7:677 lid 1 BW moet een ontslag op staande voet onverwijld worden gegeven, onder gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor dat ontslag.
5.3.
Als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW worden op grond van het bepaalde in artikel 7:678 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet zou hebben.
5.4.
Voor de beoordeling van de vraag of het door G4S aan [werknemer] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, is de aan [werknemer] op 1 maart 2019 opgegeven reden maatgevend en wordt het geschil afgebakend door het op die datum aan [werknemer] medegedeelde verwijt.
5.5.
Vast staat dat aan het ontslag op staande voet het door AAS definitief intrekken van de Schipholpas van [werknemer] ten grondslag ligt.
5.6.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zittingen is gebleken dat G4S, AAS en [werknemer] andere lezingen hebben ten aanzien van het voorval op 18 januari 2019. Wat daar ook van zij, vaststaat dat Schiphol op het voorval heeft gereageerd door de Schipholpas van [werknemer] tijdelijk in te trekken. Naar het oordeel van de kantonrechter is deze sanctie van ASS in strijd met de Schipholregels. Uit de Schipholregels blijkt immers dat als de algemene gedragsregels voor de eerste keer worden overtreden (artikel 14) – waarvan het vermoeden bestond dat daarvan in het geval van [werknemer] sprake was– als sanctie handhavingsbrieven aan de werkgever worden gestuurd (waarbij een advies tot actie wordt gegeven) en/of Safety & Security test bij het Badge Center (artikel 12) moeten worden afgelegd. Niet gesteld of gebleken is dat [werknemer] de gedragsregels reeds eerder zou hebben overtreden, zodat de andere sanctiemaatregelen (zoals het innemen van de Schipholpas) niet aan de orde zijn.
5.7.
Van G4S had naar het oordeel van de kantonrechter in dit kader als goed werkgever in ieder geval verwacht mogen worden dat G4S voldoende duidelijk aan [werknemer] had uitgelegd dat en op welke wijze [werknemer] had kunnen opkomen tegen het besluit van AAS om zijn Schipholpas tijdelijk in te trekken. Dat heeft G4S nagelaten. Integendeel. Zij heeft er bij [werknemer] op aangedrongen dat hij zou voldoen aan de door AAS gestelde voorwaarden voor het terugkrijgen van zijn Schipholpas, te weten (i) het opnieuw met goed gevolg afronden van de BAST-Training en (ii) – kort gezegd – het erkennen van het incident van 18 januari 2019. Nadat [werknemer] op 15 februari 2019 aan G4S te kennen heeft gegeven adat hij niet bereid was aan deze voorwaarden te voldoen, omdat hij meent dat hij ‘onschuldig’ is, heeft [operationeel manager] aan [security advisor] gevraagd wat hiervan het gevolg is. [security advisor] heeft vervolgens bij e-mail van 27 februari 2019 aan [operationeel manager] onder meer te kennen gegeven dat ‘In het geval van (…) [werknemer] is er aangegeven dat hij o.a. de BAST opleiding met goed gevolg dient af te leggen. Zolang dat niet is gebeurd wordt er geen enkele Schipholpas verstrekt en is de intrekking totdat er aan de gestelde voorwaarden is voldaan definitief. (…)’ Tussen partijen is niet in geschil dat hiermee sprake is van een definitieve intrekking van de Schipholpas.
5.8.
Niet gebleken is dat van G4S vanwege het intrekken van de Schipholpas redelijkerwijs niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. G4S heeft niet toegelicht waarom zij [werknemer] niet tewerk heeft gesteld in een andere functie, waarvoor geen Schipholpas nodig is, bijvoorbeeld buiten het beveiligde deel van de luchthaven of op een ander beveiligingsproject, buiten Schiphol. Dit terwijl G4S ter zitting van 5 september 2019 nog heeft verklaard dat zij meer dan genoeg openstaande vacatures heeft.
5.9.
Dat uit artikel 19 lid 1 van de Cao volgt dat het intrekken van de Schipholpas als dringende reden voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst geldt, maakt het voorgaande niet anders. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten immers alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. In de voorliggende zaak zijn de volgende omstandigheden van belang:
( i) hetgeen AAS aan het intrekken van de Schipholpas, en de voorwaarden voor het terugkrijgen daarvan, ten grondslag heeft gelegd is niet vast komen te staan,
(ii) het 20,5 jarige dienstverband van [werknemer] bij G4S,
(iii) [werknemer] verrichtte op het moment van het ontslag op staande voet op basis van een re-integratietraject passende werkzaamheden,
(iv) de leeftijd van [werknemer] ,
( v) de gevolgen van het ontslag op staande voet voor [werknemer] , meer in het bijzonder door zijn (bij G4S bekende) lichamelijke beperkingen,
(vi) G4S heeft aan [werknemer] geen andere functie aangeboden waarvoor geen Schipholpas nodig is.
Gelet op al deze omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van een dringende reden voor ontslag op staande voet.
5.10.
Daarbij komt dat de kantonrechter met [werknemer] van oordeel is dat het ontslag niet onverwijld is gegeven. Uit de overgelegde stukken blijkt dat G4S bij brief van 1 maart 2019 aan [werknemer] heeft medegedeeld dat hij per 27 februari 2019 op staande voet is ontslagen. Een ontslag op staande voet kan niet met terugwerkende kracht worden gegeven. Vast staat dat G4S met de vermeende dringende reden op 27 februari 2019 bekend is geworden. Niet gesteld of gebleken is dat op 27 februari 2019 aan [werknemer] te kennen is gegeven dat hij op staande voet is ontslagen en dat de brief van 1 maart 2019 als bevestiging daarvan dient. G4S heeft verder nagelaten toe te lichten waarom het gerechtvaardigd zou zijn dat tussen het moment van het bij haar bekend worden van de vermeende dringende reden en het gegeven ontslag op staande voet twee dagen gelegen zijn.
5.11.
Het voorgaande leidt ertoe dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, zodat G4S de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW.
5.12.
De verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal daarom worden toegewezen. Op grond van artikel 7:672 lid 10 BW is G4S die vergoeding verschuldigd aan [werknemer] , omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het in geld vaststelde loon over de termijn dat de arbeids- overeenkomst bij regelmatige opzegging had behoren te duren, te weten € 10.113,91 bruto. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 27 februari 2019.
5.13.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Gelet op de wetsgeschiedenis is (ook) in het kader van artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW voor toekenning van een billijke vergoeding ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever vereist is, maar is in een geval als bedoeld in dat artikel reeds invulling gegeven aan de ernstige verwijtbaarheid, als de werkgever de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet heeft nageleefd en in strijd met artikel 7:671 heeft opgezegd (zie: Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Een ontslag op staande voet dat niet rechtsgeldig wordt geacht, is dus als zodanig al ernstig verwijtbaar, omdat dan is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [werknemer] om toekenning van een billijke vergoeding dan ook worden toegewezen.
5.14.
Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. De billijke vergoeding moet – naar haar aard – in relatie staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding komt het verder aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval (zie: HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR: 2017:1187 (New Hairstyle)). Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
5.15.
De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om de billijke vergoeding vast te stellen op een bedrag van € 20.000,00 bruto. Daarbij neemt de kantonrechter onder meer (i) de lengte van het dienstverband, (ii) de leeftijd van [werknemer] , (iii) de hoogte van zijn salaris, (iv) de (bij G4S bekende) lichamelijke beperkingen van [werknemer] en (v) de voorlopig te verwachten – mede met die beperkingen samenhangende – kansen op de arbeidsmarkt, in aanmerking. De houding van [werknemer] heeft evenwel een drukkend effect op de hoogte van de billijke vergoeding. De kantonrechter begrijpt dat [werknemer] niet iets wilde erkennen waaraan hij zich zijns inziens niet schuldig had gemaakt. Van [werknemer] mocht echter wel verwacht worden dat hij de BAST-Training zou volgen. G4S heeft hierop ook meerdere keren aangedrongen. Hieruit blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat G4S wel iets heeft geprobeerd om [werknemer] te behouden. Niet gebleken is dat [werknemer] eerst het incident moest erkennen (zoals hij heeft betoogd) voordat hij de training mocht volgen. De verzochte wettelijke rente over de billijke vergoeding zal worden toegewezen vanaf 3 november 2019.
5.16.
Alhoewel uit het petitum van het verzoekschrift blijkt dat [werknemer] , naast de billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 BW, ook een billijke vergoeding op grond van artikel 6:248 BW jo 7:611 BW verzoekt, is ter zitting van 5 september 2019 namens [werknemer] verklaard dat niet is bedoeld een afzonderlijke vergoeding te verzoeken. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [werknemer] dit verzoek intrekt.
5.17.
[werknemer] heeft ook verzocht om de G4S te veroordelen de transitievergoeding te betalen. Op grond van artikel 7:673 lid 7, sub c, BW is de transitievergoeding niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. G4S heeft met een beroep op dit artikel betaling van de transitievergoeding geweigerd. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, valt bij gebreke aan een dringende reden en de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden niet in te zien dat het eindigen van de arbeids- overeenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] . Dat betekent dat de G4S de transitievergoeding verschuldigd is en zal worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding. Ten aanzien van de hoogte van de transitievergoeding oordeelt de kantonrechter als volgt.
5.18.
Tussen partijen is de hoogte van de transitievergoeding in geschil. Volgens [werknemer] heeft hij recht op een bedrag van € 29.640,00. G4S heeft dat bedrag – onder overlegging van een berekening – gemotiveerd weersproken en voert aan dat de transitievergoeding € 26.310,59 bedraagt. Ter zitting van 5 september 2019 is namens [werknemer] verklaard dat hij op een hoger bedrag is uitgekomen dan G4S, omdat hij in de berekening rekening heeft gehouden met overwerkuren. Deze stelling heeft [werknemer] niet onderbouwd met stukken. Hij heeft – anders dan G4S – geen berekening van de transitievergoeding overgelegd. De kantonrechter gaat derhalve uit van het door G4S genoemde bedrag, zodat zij zal worden veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 26.310,59 bruto. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding worden toegewezen te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 27 maart 2019.
5.19.
[werknemer] verzoekt de kantonrechter verder om G4S te veroordelen tot het laten vervallen van de werking van het concurrentiebeding. Nu in het voorgaande is geoordeeld dat het einde van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van G4S, zal dit verzoek – gelet op artikel 7:653 lid 4 BW – worden toegewezen.
5.20.
Voorts verzoekt [werknemer] de kantonrechter om G4S te veroordelen tot het verstrekken van schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificaties vanaf zijn indiensttreding. Niet gesteld of gebleken is dat [werknemer] de betreffende specificaties niet van G4S heeft ontvangen. Integendeel. [werknemer] heeft zelf salarisstroken overgelegd bij zijn verzoekschrift. Dit verzoek zal worden afgewezen.
5.21.
[werknemer] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Niet gesteld is dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Dit verzoek is dan ook niet toewijsbaar.
5.22.
De proceskosten komen voor rekening van G4S, omdat zij ongelijk krijgt. De verzochte rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.