De rechtbank stelt voorop dat de vader als niet-verzorgende ouder wettelijk recht heeft op en de plicht heeft tot omgang met [minderjarige] . De moeder heeft als verzorgende ouder de wettelijke taak om de band tussen [minderjarige] en de vader zoveel mogelijk te bevorderen.
Vervolgens stelt de rechtbank vast dat met het verstrijken van de jaren voor [minderjarige] het moment is aangebroken dat zij heeft aangegeven dat zij het contact met haar vader anders wil vormgeven. [minderjarige] heeft aangegeven dat zij het contact wil verminderen tot één keer per maand en dat zij niet langer bij haar vader wil overnachten. Uit het onderzoek van de bijzondere curator is gebleken dat [minderjarige] geen eigen slaapkamer heeft bij de vader. Als zij bij hem overnacht, is dat in het bed van de vader en de partner; die slapen dan elders in de woning. De rechtbank is met de bijzondere curator van oordeel dat voorstelbaar is dat [minderjarige] zich onder deze omstandigheden niet prettig voelt bij overnachten, zeker gezien de overige omstandigheden. [minderjarige] heeft ouders met totaal verschillende achtergronden en zij leven in volstrekt verschillende werelden. Bovendien communiceren haar ouders niet met elkaar en hebben ze geen vertrouwen in elkaar, zo is gebleken.
De vader heeft enerzijds gezegd dat hij de wens van [minderjarige] zal respecteren, maar anderzijds heeft hij ter zitting in reactie op het advies van de bijzondere curator gezegd dat [minderjarige] niet meer bij hem hoeft te komen als het slechts 1 zaterdag per maand zal zijn. Met die uitspraak gaat de vader lijnrecht in tegen de wens van [minderjarige] , zoals zij die steeds heeft geuit in deze procedure. Bovendien laat de vader met deze opstelling niet zien dat [minderjarige] belangrijk voor hem is en hij dingen voor haar wil doen of juist laten, terwijl ze juist heeft aangegeven daaraan behoefte te hebben. Het gevoel dat ze belangrijk is voor haar vader heeft ze niet voldoende ervaren. In dit kader dringt de rechtbank er daarom op aan bij de vader, zoals de bijzondere curator ook wenst, dat hij zorgt dat hij de 12 zaterdagen per jaar dat hij zijn dochter zal zien, geen enkele andere verplichting heeft en zij de gehele dag samen kunnen doorbrengen. Daarmee handelt de vader in het belang van [minderjarige] , door haar de ruimte en tegelijkertijd ook de aandacht te geven waar zij om vraagt.
De vraag in hoeverre de opstelling van de moeder en haar negatieve emoties in de richting van de vader en haar ex-partner de gevoelens van [minderjarige] en haar wens hebben beïnvloed, vindt de rechtbank niet eenduidig te beantwoorden.
De bijzondere curator spreekt van psychische mishandeling van [minderjarige] door de moeder in dit verband. De rechtbank heeft begrip voor het feit dat dit de moeder en vervolgens ook [minderjarige] zeer geraakt heeft. Dat de moeder haar emoties niet steeds bij [minderjarige] heeft kunnen weghouden, zoals zij zelf ook zegt, maakt niet dat van psychische mishandeling moet worden gesproken. Bovendien is het een ervaringsgegeven dat er in situaties van scheiding sprake is van pijn en verdriet bij de ouders en de kinderen daarvan in bijna alle gevallen helaas het nodige meekrijgen. De rechtbank heeft ter zitting de negatieve emoties over en weer kunnen waarnemen. Partijen hebben hun verleden en daarin is hun onderlinge relatie ernstig beschadigd geraakt. Centraal dient de vraag te staan wat [minderjarige] op dit moment nodig heeft. Op die vraag geeft het advies een helder antwoord. De rechtbank is daarom van oordeel dat dit advies gevolgd moet worden, omdat dit het meest tegemoet komt aan de behoeften van [minderjarige] op dit moment.
Hoewel de rechtbank begrip heeft voor het gemis en verdriet van de vader bij een inperking van de huidige zorgregeling, kan dat niet doorslaggevend zijn. Een zaterdag in de maand van 9 tot 21 uur doet naar het oordeel van de rechtbank recht aan de ingewikkelde positie die [minderjarige] inneemt tussen deze ouders en haar behoefte om contact met haar vader te onderhouden zonder te overnachten, waarbij de vader hun tijd zo indeelt dat [minderjarige] zijn onverdeelde aandacht heeft. De moeder zal, conform haar aanbod daartoe, [minderjarige] naar de vader brengen en haar daar ook weer ophalen, de eerste keer op zaterdag 2 november 2019. De rechtbank wijst de vader erop dat hij alle eerste zaterdagen van de maand steeds vrij dient te houden ten behoeve van de zorgregeling met [minderjarige] .