3.1.
[verzoeker] verzoekt bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) de door verweerder op enig moment gegeven opzegging / ontslag op staande voet te vernietigen;
b) over de periode l april 2019 totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, althans tot een in goede justitie billijk geacht moment, aan verzoeker te betalen het rechtens verschuldigde (voorschot op) salaris van € 2.126,67 bruto per maand, verschuldigd als achterstallig salaris exclusief 8 procent vakantietoeslag, althans een in goede justitie billijk geacht bedrag;
c) op basis van de inhoud van het lichaam van het verzoekschrift aan verzoeker te betalen het bedrag van € 552,72 bruto, verschuldigd als vakantiegeld, althans een in goede justitie billijk geacht bedrag, en wel over de periode 1 december 2018 tot 1 juni 2019, te weten € 1.020,80 bruto;
d) vermeerderd met de betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7: 625 BW over het onder sub b tot en met c verzochte voor zover de betalingen achterstallig zijn en met inachtname van de door de wet gegeven berekening daarvan en met een maximum van 50%;
e) tot betaling aan verzoeker van de wettelijke rente over de voorgaande verzoeken te rekenen vanaf 1 oktober 2019 over het eerder verzochte met dien verstande dat deze wettelijke rente steeds verschuldigd is vanaf het moment dat de betalingen hadden moeten zijn geschied c.q. voor zover het de toekomst betreft, moeten worden gedaan;
f) om gelijktijdig met de verrichte en te verrichten betalingen aan [verzoeker] deugdelijke bruto nettospecificaties te verstrekken over de periode 1 januari 2016, althans een in goede justitie billijk geacht moment, totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, althans een in goede justitie billijk geacht moment, op straffe van een dwangsom van € 100,--, verschuldigd aan [verzoeker] , voor elke keer dat die specificaties(s) ontbreken;
alles met (hoofdelijke) veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure,
3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoeken het volgende – samengevat – ten grondslag.
[verweerder] is sinds 1 april 2019 gestopt met het betalen van salaris. [verzoeker] heeft desalniettemin doorgewerkt na 1 april 2019. Ongeveer anderhalve maand voor indiening van het verzoekschrift op 10 maart 2020, kreeg [verzoeker] van [medewerker coöperatie] te horen dat het bedrijf failliet was en dat hij niet meer werkzaam was. [verzoeker] verzoekt het omstreeks december 2019/januari 2020, althans een datum in goede justitie te bepalen, per enig moment gegeven ontslag te vernietigen omdat het een geldige dringende reden ontbeert. Nu de arbeidsovereenkomst niet (rechtsgeldig) is geëindigd, heeft [verzoeker] recht op salarisbetaling en bijbehorende salarisspecificaties totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. Omdat het salaris niet tijdig is betaald, hetgeen volledig aan [verweerder] te wijten is, verzoekt [verzoeker] tevens betaling van de wettelijke verhoging en rente.