Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2020:11826

Rechtbank Noord-Holland
18-11-2020
22-09-2021
8206410 / CV EXPL 19-9313
Arbeidsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Eindvonnis

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2021-1213
VAAN-AR-Updates.nl 2021-1213

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

locatie Alkmaar

Zaaknr./rolnr.: 8206410 / CV EXPL 19-9313 (SJ)

Uitspraakdatum: 18 november 2020

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

[eiser]

wonende te [woonplaats]

eiser

verder te noemen: [eiser]

gemachtigde: mr. T. Bouwman-Huisman

tegen

de besloten vennootschap Peter Appel Transport

gevestigd en kantoorhoudende te Middenmeer

gedaagde

verder te noemen: Appel

gemachtigde: mr. S. van Ketel

1 Het verdere procesverloop

1.1.

Bij vonnis van 1 juli 2020 heeft de kantonrechter [eiser] in de gelegenheid gesteld om een akte te nemen om de berekenings(wijze) nader toe te lichten en te specificeren.

1.2.

[eiser] heeft bij akte de door hem gehanteerde berekenings(wijze) toegelicht. Hierop heeft Appel schriftelijk gereageerd.

2 De verdere beoordeling

2.1.

[eiser] heeft – nadat hij daartoe in het tussenvonnis in de gelegenheid is gesteld –

toegelicht dat hij alle bedragen in het kader van overwerkvergoeding of extra beloning in een tabel heeft opgenomen en per periode en per jaar heeft gespecificeerd. Al deze overwerkvergoedingen en extra beloningen zijn bij elkaar opgeteld en gedeeld door het totaal aantal daadwerkelijk gewerkte dagen in dat jaar. Dat resulteert in een gemiddelde extra vergoeding per dag en dat is als vergoeding genomen wat extra moet worden betaald over de vakantiedagen in dat betreffende jaar. [eiser] heeft daarbij aangetekend dat de vergoeding voor overwerk en het opgenomen verlof per salarisperiode telkens één salarisperiode later zijn verwerkt. Verder stelt [eiser] dat hij het niet eens is met de berekeningsmethode zoals die op de website van de CNV is opgenomen omdat deze van toepassing is op vakantiedagen vanaf 1 januari 2019 en zijn vordering een extra vergoeding over de vakantiedagen over de periode 6 van 2014 tot en met 30 april 2018 betreft. Daarnaast meent [eiser] dat het niet juist is dat slechts 90% van de waarde van de toeslagen worden meegenomen in de berekening van de toeslagen en dat slechts 22,75% van het functieloon wordt meegerekend. Volgens [eiser] dient 100% van de waarde van de toeslagen te worden meegenomen en het volledige functieloon.

2.2.

Appel voert, voor zover van belang, aan dat het gemiddelde per dag dient te worden berekend aan de hand van de gegevens van het voorgaande jaar. Verder voert Appel aan dat [eiser] ten onrechte rekening heeft gehouden met een gemiddeld aantal werkdagen in plaats van het daadwerkelijk aantal werkdagen. Ook meent Appel aan dat [eiser] ten onrechte alle bovenwettelijke vakantiedagen in aanmerking heeft genomen. In dit verband wijst Appel op hetgeen op de website van CNV over deze materie is opgenomen. Voorts betwist Appel nogmaals het structurele karakter van het overwerk. Een en ander maakt volgens Appel dat de vordering van [eiser] niet eenvoudig kan worden vastgesteld en dat de vordering van [eiser] ondeugdelijk is omdat is uit gegaan van uitgangspunten die niet juist zijn. In de visie van Appel is dat een extra reden om [eiser] het bedrag van € 750,- toe te kennen. Dit bedrag is door zowel werkgevers als werknemers redelijk geacht om een eventuele aanspraak af te dekken en voorziet in een gelijk deel voor iedere werknemer. Bovendien heeft dit tot gevolg dat er geen discussie is over de over en weer gemaakte berekeningen.

2.3.

De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Dit betreffen eindbeslissingen. Hetgeen van de zijde van Appel in reactie op de akte van [eiser] naar voren is gebracht ten aanzien van de verplichting tot overwerk en het structurele karakter van het overwerk laat de kantonrechter dan ook verder buiten beschouwing. Dat geldt eveneens voor wat Appel heeft aangevoerd over de bovenwettelijke vakantiedagen en de vergoeding van € 750,-. Ook dat is reeds in het tussenvonnis aan de orde gekomen. Dit betekent dat de beoordeling zich thans beperkt tot de hoogte van de vordering, in het bijzonder de berekening daarvan.

2.4.

De kantonrechter overweegt allereerst dat Appel ten onrechte ervan uitgaat dat [eiser] geen rekening heeft gehouden met het daadwerkelijk aantal werkdagen. Uit de door [eiser] overgelegde berekening en toelichting blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat [eiser] het daadwerkelijk aantal werkdagen heeft betrokken bij zijn berekening. Verder stelt de kantonrechter vast dat de toelichting die [eiser] thans geeft niet wezenlijk anders is dan die al eerder ter zitting is gegeven. Wel heeft [eiser] een en ander verduidelijkt met voorbeelden. Daarmee heeft [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter zijn berekening in beginsel voldoende inzichtelijk gemaakt.

2.5.

Gelet hierop zal de kantonrechter de door [eiser] opgestelde berekening tot uitgangspunt nemen. De kantonrechter acht de gehanteerde berekeningswijze een deugdelijke manier om de loonaanspraak vast te stellen. Dat er geen aftopping als bedoeld in artikel 67a lid 9a van de CAO heeft plaatsgevonden, maakt de berekening niet onjuist, gelet op het in het tussenvonnis gegeven oordeel over het structurele karakter van de toeslagen. Appel stelt terecht dat het aan degene die een vordering instelt is om deze vordering inzichtelijk te maken. Dat heeft [eiser] in dit geval ook gedaan. Vervolgens is het aan degene die de vordering betwist, Appel dus, om de aan de vordering ten grondslag gelegde berekening zo concreet mogelijk te betwisten. Dat heeft Appel niet, of in ieder geval onvoldoende gedaan. Daarbij acht de kantonrechter van belang dat Appel tegenover de berekening van [eiser] geen eigen berekening heeft ingebracht. Dat lag wel op haar weg. Als werkgever is Appel immers verantwoordelijk voor het op juiste wijze betalen van het salaris en in dat verband voor het voeren van een deugdelijke salarisadministratie. Appel beschikt over alle noodzakelijke gegevens om een berekening te maken van het salaris waarop haar werknemers uit hoofde van hun arbeidsovereenkomst recht hebben. Als werkgever van [eiser] had Appel meteen al het juiste salaris moeten berekenen en betalen. Dat heeft zij niet gedaan. Vervolgens heeft zij thans niet alsnog, dus ook niet ter betwisting van de door [eiser] ingebrachte berekening, het (na te betalen) salaris berekend. Het achterwege laten hiervan komt voor haar risico. Dit brengt de kantonrechter tot de conclusie dat de vordering van [eiser] voor toewijzing in aanmerking komt en dat Appel zal worden veroordeeld tot betaling aan [eiser] van het netto-equivalent van € 3.842,31 bruto.

2.6.

De door [eiser] gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen, omdat Appel te laat heeft betaald. Door Appel is verzocht de wettelijke verhoging op grond van de redelijkheid en billijkheid op nihil te stellen of te matigen. In rechtsoverweging 5.13 van het tussenvonnis heeft de kantonrechter overwogen dat de door Appel aangevoerde omstandigheden afzonderlijk en in onderling samenhang bezien er niet toe leiden dat het toewijzen van de vordering strijdig is met de eisen van redelijkheid en billijkheid. Gelet hierop ziet de kantonrechter dan ook geen aanleiding om de gevorderde wettelijke verhoging te matigen.

2.5.

De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten wijst de kantonrechter af omdat [eiser] heeft nagelaten deze te onderbouwen.

2.6.

De proceskosten komen voor rekening van Appel, omdat zij ongelijk krijgt. Deze kosten stelt de kantonrechter vast op € 600,00, waarbij 1 punt voor de dagvaarding, 1 punt voor de zitting en 0,5 punt voor de akte na zitting en € 240,00 per punt is toegekend.

3 De beslissing

De kantonrechter:

3.1.

veroordeelt Appel tot betaling aan [eiser] van de netto-equivalent van € 3.842,31 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging in overeenstemming met het bepaalde in artikel 7:625 BW en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van de gehele betaling;

3.2.

veroordeelt Appel tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:

dagvaarding € 81,83

griffierecht € 231,00

salaris gemachtigde € 600,00 ;

3.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

3.4.

wijst de vordering voor het overige af.

Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.