2 De feiten
2.1.
Mavitec is een staalconstructiebedrijf dat zich bezig houdt met die productie en montage van staalconstructies, halffabricaten en andere producten van staal, rvs en aluminium.
2.2.
Mavitec is in 1996 gestart onder de naam Engelsma R&B. Vanaf 2007 wordt de onderneming gedreven in de vorm van een besloten vennootschap. In 2012 is de naam van Engelsma R&B gewijzigd in Mavitec.
2.3.
[eiser sub 2] , [eiser sub 4] en [eiser sub 3] zijn (mede) aandeelhouder van Mavitec. Zij zijn vanaf 2007 als werknemer of ZZP-er bij Engelsma R&B/ Mavitec betrokken. Sinds mei 2014 zijn zij allen mede-aandeelhouder, ieder voor 15%.
2.4.
[gedaagde] was aanvankelijk (mede) aandeelhouder/ bestuurder van Engelsma R&B/ Mavitec. Medio 2011 is [gedaagde] in loondienst als directeur bij Mavitec in dienst getreden. Hiertoe is een arbeidsovereenkomst opgesteld.
2.5.
Na de zomer van 2017 zijn tussen [eiser sub 2] , [eiser sub 3] en [eiser sub 4] enerzijds en [gedaagde] anderzijds gesprekken c.q. onderhandelingen gevoerd in verband met een eventueel vertrek van [gedaagde] bij Mavitec en de overname van de aandelen van [gedaagde] in Mavitec door [eiser sub 2] , [eiser sub 3] en [eiser sub 4] .
2.6.
In het kader van deze onderhandelingen en meer specifiek met betrekking tot de reikwijdte van na te melden relatiebeding is tussen de (toenmalig) advocaten in de periode van 14 februari 2018 tot en met 22 februari 2018 per e-mail gecorrespondeerd.
2.7.
Op 16 februari 2018 stuurt de toenmalig advocaat van Mavitec c.s. aan de advocaat van [gedaagde] een e-mail met daarin de volgende passage:
2.8.
Op 21 februari 2018 stuurt de advocaat van [gedaagde] aan de toenmalig advocaat van Mavitec c.s. een e-mail met bijlage. De bijlage bevat de volgende passage:

2.9.
De toenmalig advocaat van Mavitec c.s. reageert per e-mail van 22 februari 2018 als volgt:

2.10.
Ter afronding van deze onderhandelingen zijn een tweetal overeenkomsten gesloten:
(i) een op 30 januari 2018 gedateerde vaststellingsovereenkomst, gesloten tussen Mavitec en [gedaagde] , waarbij zij onder de in die overeenkomst omschreven voorwaarden de arbeidsovereenkomst tussen beiden met wederzijds goedvinden hebben beëindigd met ingang van 1 februari 2018;
(ii) een op 28 februari 2018 gedateerde overeenkomst tot koop en verkoop van aandelen (hierna: de koopovereenkomst), gesloten tussen [eiser sub 2] , [eiser sub 4] en [eiser sub 3] enerzijds en [gedaagde] anderzijds, waarbij [gedaagde] zijn aandelen in Mavitec verkoopt aan [eiser sub 2] , [eiser sub 4] en [eiser sub 3] tegen een koopsom van € 82.830,00.
2.11.
De overeenkomst strekkende tot verkoop van aandelen bevat de volgende bepaling:
Dit artikel wordt hierna aangeduid als het concurrentiebeding en/ of het relatiebeding.
2.12.
Deze bepaling is ook opgenomen in de vaststellingsovereenkomst. Daarnaast luidt artikel 9 van deze vaststellingsovereenkomst als volgt:
Dit artikel wordt hierna aangeduid als het geheimhoudingsbeding.
2.13.
Voorts bevat de vaststellingsovereenkomst in artikel 10 een boetebeding dat luidt als volgt:


2.14.
De in het concurrentie- en/ of relatiebeding bedoelde lijst is als bijlage gehecht aan de vaststellingsovereenkomst. De lijst is op elke pagina geparafeerd door [gedaagde] en op de laatste pagina door hem van een handtekening voorzien. Op de lijst staan, voor zover van belang, [naam 1] (bedoeld wordt [naam 1] Dakkapellen B.V. en [naam 2] .
2.15.
Bij e-mail van 13 maart 2018 heeft Mavitec [gedaagde] toestemming gegeven om in dienst te treden bij [naam 1] Dakkapellen B.V. (hierna: [naam 1] ). In deze e-mail staat daarnaast vermeld:
“Dit akkoord betreft niet:
Het uitvoeren van concurrerende werkzaamheden die logischerwijs onder de werkzaamheden van Mavitec Construction vallen.
Vrijheden op het relatiebeding anders dan de relatie zoals hierboven gemeld.”
2.16.
[gedaagde] is in dienst getreden bij [naam 1] .
2.17.
Mavitec c.s. heeft [gedaagde] tot betaling van schadevergoeding en contractuele boetes gesommeerd op de grond dat [gedaagde] voornoemde bedingen zou hebben overtreden. [gedaagde] heeft betaling geweigerd.
5 De beoordeling
5.1.
Deze zaak draait om de vraag of [gedaagde] betaling van boete aan Mavitec verschuldigd is vanwege een tekortkoming in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst en/ of [gedaagde] betaling van een schadevergoeding aan [eiser sub 2] , [eiser sub 3] en [eiser sub 4] verschuldigd is uit hoofde van niet nakoming van de koopovereenkomst.
5.2.
Niet in geschil is dat de bedingen per 1 februari 2020 zijn geëxpireerd.
5.3.
Het primaire verweer, dat zoals de kantonrechter begrijpt, moet worden beschouwd als een beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid (6: 248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW)), wordt verworpen. Een overeengekomen beding als de onderhavige bedingen, voor zover rechtsgeldig overeengekomen, is slechts dan niet van toepassing, voor zover dit onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Deze maatstaf noopt de kantonrechter tot terughoudendheid. Gelet op de te betrachten terughoudendheid is de kantonrechter van oordeel dat de door [gedaagde] aangedragen gronden niet rechtvaardigen dat één of meer bedingen geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijven. Het enkele feit dat [gedaagde] bij eventuele overtreding van een beding jegens Mavitec een boete verbeurt en mogelijkerwijs jegens [eiser sub 2] , [eiser sub 3] en [eiser sub 4] tot vergoeding van schade is gehouden, is onvoldoende. Het primaire verweer wordt verworpen.
5.4.
Derhalve dient te worden bezien in hoeverre [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de aangegane bedingen.
5.5.
Mavitec c.s. heeft de volgende redenen aangevoerd op basis waarvan zij van mening is dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomsten: (i) [gedaagde] heeft een tekening van Mavitec naar [naam 3] verstuurd en daarmee het geheimhoudingsbeding overtreden, (ii) [gedaagde] heeft relaties van Mavitec Construction benaderd en daarmee het relatiebeding overtreden en (iii) [gedaagde] heeft een opdracht tot het realiseren van een staalconstructie uitgevoerd en daarmee het concurrentiebeding overtreden. Al deze overtredingen heeft [gedaagde] begaan in het kader van zijn dienstverband bij [naam 1] .
De kantonrechter zal de gestelde overtredingen afzonderlijk beoordelen.
(i) overtreding van het geheimhoudingsbeding
5.6.
Mavitec c.s. voert hiertoe aan dat [gedaagde] op 31 juli 2018 per e-mail een werktekening van Mavitec aan [naam 3] heeft verzonden. De oorspronkelijk op deze tekening weergegeven bedrijfsvermelding met logo van Mavitec heeft [gedaagde] daarbij verwijderd, maar uit de gegevens in de rechteronderhoek van de tekening blijkt dat deze door [naam 4] is opgesteld, tekenaar in loondienst van Mavitec.
Ter zitting heeft [gedaagde] gesteld dat hij na indiensttreding bij [naam 1] voor [naam 1] tekeningen heeft gemaakt ten behoeve van een door [naam 1] te plaatsen bestelling van afwerkkappen van dakkapellen en dat aan de hand van de door [naam 4] van Mavitec digitaal gemaakte versie van deze tekening door [naam 1] bij Mavitec afwerkkappen zijn besteld. Vervolgens heeft [gedaagde] , aldus zijn verklaring, deze digitale versie op enig moment aan [naam 3] verstrekt om daar een nieuwe bestelling te plaatsen.
Mavitec c.s. heeft hier ter zitting aldus op gereageerd dat [gedaagde] louter schetsen heeft gemaakt, dat [naam 4] aan de hand van deze schetsen de uiteindelijke werktekeningen heeft gemaakt, waarvan [gedaagde] onbevoegdelijk de digitale versie aan [naam 3] heeft verzonden.
5.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. In het midden kan worden gelaten of de tekening als een tekening van Mavitec of van [gedaagde] moet worden beschouwd. Partijen verschillen daarover van mening. Ook indien er van uit moet worden gegaan dat het een tekening van Mavitec is, kan de verzending van de digitale versie daarvan door [gedaagde] aan [naam 3] niet worden beschouwd als een schending van het overeengekomen geheimhoudingsbeding. Immers, dit beding ziet op geheimhouding ten aanzien van al hetgeen [gedaagde] in het kader van het dienstverband bij Mavitec ter kennis is gekomen betreffende de organisatie en werkzaamheden van Mavitec en daarvan is hier geen sprake. Uit hetgeen partijen ter zitting hebben verklaard, blijkt dat de tekening na beëindiging van het dienstverband van [gedaagde] bij Mavitec en diens indiensttreding bij [naam 1] tot stand is gekomen. Wat ook zij van de handelswijze van [gedaagde] , leidt dit om die reden niet tot schending van het geheimhoudingsbeding. Hetgeen Mavitec c.s. hierover heeft aangevoerd, kan niet leiden tot verschuldigdheid van contractuele boete.
overtreding van het relatiebeding
5.8.
Mavitec c.s. stelt dat [gedaagde] bij drie gelegenheden dit beding heeft geschonden. (i) [gedaagde] heeft relaties van Mavitec heeft benaderd via WhatsApp om zijn nieuwe telefoonnummer door te geven. (ii) In het kader van de uitvoering van zijn werkzaamheden voor [naam 1] heeft [gedaagde] met gebruikmaking van genoemde tekening van Mavitec een opdracht van [naam 1] die bestemd was voor Mavitec, gegund aan [naam 3] . (iii) [gedaagde] heeft een opdracht aan [naam 2] verstrekt.
5.9.
Uit de enkele niet nader geconcretiseerde stelling dat [gedaagde] relaties van Mavitec via WhatsApp heeft benaderd om zijn nieuwe telefoonnummer door te geven, kan niet worden afgeleid dat [gedaagde] het relatiebeding heeft overtreden. Mavitec c.s. heeft niet duidelijk gemaakt welke relaties zijn benaderd en in hoeverre deze op de door Mavitec opgestelde lijst staan. De vordering is op dit onderdeel onvoldoende feitelijk onderbouwd.
5.10.
Niet in geschil is dat [naam 3] op de door Mavitec opgestelde lijst staat vermeld en dat [gedaagde] in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor [naam 1] daarmee contact heeft opgenomen en aan haar een opdracht heeft gegund. Wel is in geschil of het benaderen van deze relatie valt onder de reikwijdte van het verbod.
5.11.
Mavitec c.s. stelt dat dit het geval is, nu deze relatie op de lijst staat vermeld die deel uitmaakt van de vaststellingsovereenkomst.
5.12.
[gedaagde] heeft betwist dat deze relatie onder de werking van het relatiebeding valt op de grond dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen relaties die als leverancier en relaties die als klant van Mavitec beschouwd moeten worden. In de branche waarin partijen zich bewegen komt het voor dat relaties die eigenlijk als leverancier zijn te beschouwen incidenteel wel eens een order plaatsen, maar het valt buiten de bedoeling van partijen om dergelijke relaties (zoals [naam 3] ) als klant van Mavitec te beschouwen. De bedoeling van partijen bij dit beding is namelijk om [gedaagde] te verbieden “klanten van Mavitec af te pakken”. Nu [naam 3] niet als klant van Mavitec is te beschouwen, heeft [gedaagde] niet in overtreding met het relatiebeding gehandeld. Dit alles aldus [gedaagde] .
5.13.
De kantonrechter overweegt als volgt. Partijen verschillen van mening over de uitleg die moet worden gegeven aan het door [gedaagde] aanvaarde relatiebeding. Bij de uitleg van een overeenkomst moet niet alleen gekeken worden naar de taalkundige betekenis van de tekst, maar naar de betekenis die partijen aan die tekst mochten toekennen, gelet op de gegeven omstandigheden van het geval en op basis van wat zij van elkaar mochten verwachten. Van belang voor de vraag wat partijen mochten verwachten is onder meer tot welke maatschappelijke kringen zij behoren, hun rechtskennis, de context van het beding dat uitgelegd wordt en hoe dat beding tot stand is gekomen (en dus of partijen over het beding hebben onderhandeld). E-mails en brieven die voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst over en weer verzonden zijn, kunnen dus van belang zijn bij de uitleg van de overeenkomst.
5.14.
In onderhavig geval is gebleken dat uitvoerig schriftelijk is onderhandeld over de reikwijdte van dit beding en dat alle partijen bij deze onderhandelingen zijn bijgestaan door professionele en ter zake deskundig te achten raadslieden. Verwezen wordt hiervoor naar de onder 2.7. tot en met 2.9. geciteerde correspondentie. Uit deze correspondentie volgt dat de reikwijdte van het beding onderwerp van gesprek is geweest in de schriftelijke onderhandelingen. Van belang is dat zowel in deze correspondentie als in de tekst van het betreffende beding de woorden “klanten en/ of relaties” worden gebruikt. Hieruit valt af te leiden dat niet enkel (vaste) klanten maar ook andere relaties, zoals incidentele klanten of leveranciers die al dan niet als (incidentele) klanten beschouwd kunnen worden, onder de werkingssfeer van het beding kunnen vallen. Voorts is gebleken dat Mavitec c.s. ter definiëring van de groep onder het beding vallende relaties een lijst heeft opgesteld, waaraan [gedaagde] zich door ondertekening van de overeenkomsten heeft geconformeerd.
5.15.
Gelet op voornoemde omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat het contact van [gedaagde] met [naam 3] , die op de door Mavitec c.s. opgestelde lijst staat vermeld, onder de werkingssfeer van het relatiebeding valt en als een overtreding daarvan is te beschouwen. Het mag zo zijn dat [gedaagde] , zoals hij ter zitting heeft aangevoerd, zich er niet van bewust was dat [naam 3] op de lijst voorkwam, maar dat doet aan dit oordeel niet af.
5.16.
Met betrekking tot de door [gedaagde] namens [naam 1] aan [naam 2] gegeven opdracht wordt als volgt overwogen. Gezien hetgeen hierover over en weer ter zitting is verklaard, is hier eerder sprake van een vriendendienst van zodanig geringe omvang [naam 2] heeft als vergoeding een kratje bier ontvangen), dat niet gesproken kan worden van een overtreding van het relatiebeding.
overtreding van het concurrentiebeding
5.17.
Mavitec c.s. voert in de dagvaarding aan dat [gedaagde] bij [naam 1] een opdracht tot het realiseren van een staalconstructie heeft uitgevoerd, maar ter zitting heeft Mavitec c.s. hiertoe het volgende naar voren gebracht. De door [gedaagde] van Mavitec c.s. verkregen toestemming om als meewerkend voorman bij [naam 1] in dienst te treden hield niet in dat hij aldaar als inkoper zou optreden. Dit heeft hij wel gedaan en daardoor is hij bij [naam 1] op “dezelfde stoel” gaan zitten als bij voorheen bij Mavitec deed. Bovendien heeft hij in die hoedanigheid een opdracht aan [naam bedrijf] , een concurrent van Mavitec verstrekt. Dit is een overtreding van het concurrentiebeding, aldus Mavitec c.s..
[gedaagde] heeft hiertegen ingebracht dat [naam bedrijf] niet op de door Mavitec opgestelde lijst staat vermeld en dat het geven van een opdracht namens [naam 1] aan een concurrent van Mavitec niet als overtreding van het concurrentiebeding kan worden beschouwd.
5.18.
De kantonrechter overweegt als volgt. Partijen verschillen van mening over de uitleg van het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding. Voor de wijze waarop een beding in een overeenkomst moet worden uitgelegd, verwijst de kantonrechter naar hetgeen hierover onder 5.13. is overwogen. Met inachtneming daarvan is de kantonrechter niet van oordeel dat het verstrekken van een opdracht namens [naam 1] aan [naam bedrijf] als overtreding van het concurrentiebeding kan worden beschouwd. Met [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat de door Mavitec c.s. voorgestane uitleg inhoudt dat [gedaagde] gedurende de looptijd van het beding verplicht is geweest om zich voor de productie en montage van staalconstructies exclusief te wenden tot Mavitec. Aanwijzing voor een dergelijke strekking zijn niet voorhanden in de bewoordingen van het artikel en Mavitec c.s. heeft geen overige feiten en omstandigheden aangevoerd die de door haar voorgestane uitleg rechtvaardigen. Evenmin zijn door Mavitec c.s. feiten naar voren gebracht waaruit valt af te leiden dat het voor [gedaagde] kenbaar is geweest dat Mavitec c.s. de door haar bedoelde strekking aan het beding beoogde toe te kennen.
Het voorgaande overziende is niet komen vast te staan dat [gedaagde] het concurrentiebeding heeft overtreden.
5.19.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] zijn relatiebeding één keer heeft overtreden. Dit betreft zowel een tekortkoming in de uitvoering van de met Mavitec gesloten vaststellingsovereenkomst als in de uitvoering van de met [eiser sub 2] , [eiser sub 3] en [eiser sub 4] gesloten koopovereenkomst. Andere overtredingen zijn niet komen vast te staan. De gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar als na te melden.
5.20.
Mavitec vordert betaling van een contractuele boete wegens tekortkoming in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst. [eiser sub 2] , [eiser sub 3] en [eiser sub 4] vorderen betaling van een schadevergoeding vanwege een tekortkoming in de in de nakoming van de koopovereenkomst. Deze laatste vordering ligt voor afwijzing gereed, omdat Mavitec c.s. onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [eiser sub 2] , [eiser sub 3] en [eiser sub 4] schade hebben geleden. De kantonrechter overweegt hiertoe dat ter zitting is gebleken dat niet [naam 3] , maar een niet nader genoemde derde uiteindelijk de opdracht heeft gekregen. Niet is komen vast te staan dat Mavitec door de handelswijze van [gedaagde] een (vervolg)opdracht is misgelopen. Ter zitting is gebleken dat tussen [naam 1] en Mavitec al enig verschil van inzicht bestond over de kwaliteit van de door Mavitec voor [naam 1] verrichte poedercoating werkzaamheden. Gelet daarop heeft Mavitec c.s. haar stelling dat Mavitec door toedoen van [gedaagde] een opdracht is misgelopen, onvoldoende onderbouwd.
5.21.
Met het overtreden van het in de vaststellingsovereenkomst voorkomende relatiebeding heeft [gedaagde] de contractuele boete van € 10.000,00 verbeurd en komt het beroep op matiging aan de orde. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.22.
De in art. 6:94 BW opgenomen maatstaf dat voor matiging slechts grond kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, brengt mee dat de kantonrechter pas van de bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Dit brengt mee dat terughoudendheid dient te worden betracht. Daarbij zal de kantonrechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen.
5.23.
Het voorgaande in acht nemende, ziet de kantonrechter geen aanleiding om tot matiging van de boete over te gaan. De hoogte van de verbeurde en gevorderde boete is niet buitensporig, gezien het door Mavitec door middel van het beding te beschermen bedrijfsbelang. Gelet op de aard en de ernst van de overtreding is het enkele feit dat het bestaan van schade aan de zijde van Mavitec niet is komen vast te staan, onvoldoende om tot matiging over te gaan. Dat [gedaagde] naar eigen zeggen geen aanleiding had om te veronderstellen dat hij in strijd met het relatiebeding handelde, komt voor zijn risico, nu [naam 3] op de lijst stond waar [gedaagde] mee bekend was, althans behoorde te zijn.
5.24.
[gedaagde] zal tot betaling aan Mavitec van een bedrag van € 10.000,00 worden veroordeeld. De over dit bedrag gevorderde rente, waartegen geen verweer is gevoerd, is toewijsbaar als na te melden.
5.25.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad. De kantonrechter overweegt als volgt. Bij de beoordeling hiervan moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden, bijvoorbeeld in verband met de spoedeisendheid van het voldoen aan de veroordeling, het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. De kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel dient daarbij in de regel buiten beschouwing te blijven.
5.26.
Het voorgaande overziende, is de kantonrechter van oordeel dat dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad moet worden verklaard. Nu een overtreding van het relatiebeding in rechte is vastgesteld, acht de kantonrechter het belang van Mavitec c.s. bij handhaving van dit beding door middel van de opvordering van de verschuldigde boete groter dan het belang van [gedaagde] bij het wachten op de uitkomsten van een eventueel hoger beroep. Te meer nu [gedaagde] het door hem gestelde restitutierisico niet heeft onderbouwd.
5.27.
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.