[werkneemster] vordert – na vermindering van de vordering ter zitting - dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Sogno Fashion veroordeelt tot betaling aan [werkneemster] van:
I. het achterstallig loon over periode 4;
II. het achterstallig loon over periode 5 ad € 1000,01, bruto;
III. het vakantiegeld ad € 1.088,- bruto;
IV. de negen niet-genoten vakantiedagen ad € 450,- bruto;
V. de wettelijke verhoging ex 7:625 BW over I, II en IV;
VI. de wettelijke rente over I, II en III;
VII. de buitengerechtelijke kosten ad € 478,80;
VIII. de kosten van deze procedure, waaronder salaris voor gemachtigde;
IX. de nakosten, te begroten op een half salarispunt van het toegewezen salaris voor de gemachtigde met een maximum van € 100,-, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, gedaagde daarover de wettelijke rente is verschuldigd;
en [werkneemster] vordert dat de kantonrechter Sogno Fashion veroordeelt tot:
X. het afdragen van de premies (werknemers – en werkgeverspremie) aan het pensioenfonds, op straffe van een dwangsom van € 450,- voor iedere dag dat gedaagde in gebreke blijft;
XI. het verstrekken van bruto/netto salarisspecificaties over de perioden 4 en 5 conform 7:626 BW en een deugdelijke specificatie van de eindafrekening, op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat gedaagde in gebreke blijft.