Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2021:12415

Rechtbank Noord-Holland
23-12-2021
10-02-2022
9475234 AO VERZ 21-98
Arbeidsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Beschikking

Ontbindingsverzoek op e- en g- grond afgewezen. Diefstal niet bewezen. Handelen in strijd met de bedrijfsregels levert in de gegeven omstandigheden ook geen e-grond op. Evenmin gebleken van een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2022-0180
VAAN-AR-Updates.nl 2022-0180

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr./repnr.: 9475234 \ AO VERZ 21-98

Uitspraakdatum: 23 december 2021

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Deka Personeel B.V.

gevestigd te Amsterdam

verzoekende partij

verder te noemen: Deka

gemachtigde: mr. R.J. Stoop

tegen

[werkneemster]

wonende te [woonplaats]

verwerende partij

verder te noemen: [werkneemster]

gemachtigde: mr. P.H. Visser

De zaak in het kort

In deze zaak verzoekt Deka de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] te ontbinden, primair wegens (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [werkneemster] (artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW) en subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:669 lid 3 onderdeel g BW). Deka stelt daartoe dat [werkneemster] croissants uit de winkel van Deka heeft weggenomen zonder af te rekenen (diefstal) en daarbij meermaals in strijd heeft gehandeld met de bij Deka geldende bedrijfsregels. Ter onderbouwing van haar verzoek heeft Deka camerabeelden in het geding gebracht. Deze beelden mogen naar het oordeel van de kantonrechter in deze procedure worden gebruikt. De kantonrechter acht diefstal niet bewezen. Wel heeft [werkneemster] gehandeld in strijd met de bedrijfsregels. Dit levert in de gegeven omstandigheden niet een zodanig verwijtbaar handelen of nalaten van [werkneemster] op dat van Deka in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ook is niet gebleken van een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding. De verzochte ontbinding wordt daarom afgewezen.

Het tegenverzoek van [werkneemster] om voor recht te verklaren dat de schorsing (die heeft plaatsgevonden op grond van artikel 27 lid 1 aanhef en onderdeel c van de cao VGL) onrechtmatig is, wordt ook afgewezen, omdat sprake was van verdenking van een vergrijp dat een dringende reden voor ontslag op staande voet zou kunnen zijn. De loonvordering over periode 10/2021 wordt wel toegewezen, omdat de gestelde diefstal niet is komen vast te staan.

1 Het procesverloop

1.1.

Deka heeft op 1 oktober 2021 een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [werkneemster] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.

1.2.

Op 29 november 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Vóór de zitting heeft Deka bij brief van 25 november 2021 nog een stuk toegezonden. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Deka heeft ook pleitaantekeningen overgelegd. Na afloop van de zitting is op verzoek van Deka een proces-verbaal van de zitting opgemaakt.

2 Feiten

2.1.

Deka is een personeelsvennootschap binnen Detailresult Groep N.V., een concern dat zich bezighoudt met de exploitatie van supermarkten.

2.2.

[werkneemster] , geboren [in 1975] , is sinds 29 januari 2002 bij Deka in dienst. De functie van [werkneemster] is eerste caissière met een salaris van € 2.449,20 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.

2.3.

[werkneemster] is werkzaam in het filiaal van Deka [locatie] , een kleine buurtsupermarkt. Naast [werkneemster] werken daar een bedrijfsleider, een assistent-bedrijfsleider, [assistent-bedrijfsleider] op de broodafdeling en diverse invalkrachten.

2.4.

Op de arbeidsovereenkomst is de cao VGL van toepassing.

2.5.

In het bedrijfsreglement van Deka is bepaald dat passende maatregelen, waaronder het einde van het dienstverband, kunnen worden getroffen als het reglement niet wordt opgevolgd. Ook is bepaald dat mobiele telefoons tijdens werktijd niet mogen worden gebruikt.

2.6.

Verder staat in het reglement het volgende:

(…)

3.14.

PRIVÉ AANKOPEN IN DE WINKEL

Privé-aankopen in de winkel of bij één van onze gelieerde bedrijven door onze eigen medewerkers kunnen op aanwijzing van de leidinggevende worden gedaan. Betaal de boodschappen, en laat de bijbehorende kassa-bon altijd door je leidinggevende tekenen. De bon moet op verzoek altijd direct kunnen worden getoond.(…) Bij het afrekenen van boodschappen mag je nimmer zelf geldhandelingen in een kassalade verrichten.

(…)

3.15.

NUTTIGEN PRODUCTEN

Het is niet toegestaan om (zelf meegebrachte) etenswaren of (fris)drank te nuttigen in andere ruimtes dan de kantine. Het is nimmer toegestaan (onbetaald) producten, ook afgeschreven producten of kantoormaterialen/verpakkingen, vanuit de winkel, kantoor, het distributiecentrum en/of de productiebedrijven te nuttigen dan wel mee naar huis te nemen. Dit zal worden aangemerkt als diefstal.

(…)

3.22.

CAMERATOEZICHT BIJ BIJZONDERE SITUATIES

Wanneer er belangrijke aanleiding bestaat tot verdenking van een collega dan wel bij incidentele, bijzondere situaties zoals ongewenste gedragingen, kan het bedrijf besluiten om “verborgen camera’s” te gebruiken teneinde zekerheid over deze verdenking of situatie te verkrijgen. Onze bedrijven zijn hiertoe gerechtigd op basis van een op 1 januari 2004 ingegane wetswijziging inzake zogenoemd heimelijk cameratoezicht.’

2.7.

Ook staat in het reglement dat bij diefstal altijd de politie wordt ingeschakeld en dat ontslag op staande voet volgt.

2.8.

Tijdens een controle eind juli 2021 is vastgesteld dat er meer retouren op de kassa stonden dan gebruikelijk en dat deze retouren ook handmatig hadden plaatsgevonden in plaats van via een klantenbon, zonder dat er klanten bij de kassa stonden. Ook zijn negatieve kasverschillen geconstateerd.

2.9.

Naar aanleiding daarvan heeft Deka onderzoeksbureau SecMan B.V. (hierna: SecMan) ingeschakeld. Omdat de handelingen bij de kassa niet goed waarneembaar waren op de vaste camera’s, heeft Deka in overleg met SecMan eind juli 2021 een heimelijke camera geplaatst gericht op de kassa.

2.10.

Met deze camera zijn gedurende enkele weken - in ieder geval op 3, 4, 10 en 12 augustus 2021 en op 1 september 2021 - opnamen gemaakt. SecMan heeft de camerabeelden geanalyseerd en daarvan een rapportage opgesteld.

2.11.

Op 15 september 2021 heeft een gesprek met [werkneemster] plaatsgevonden met een medewerker van SecMan en [HR functionaris] (HR functionaris van Deka). Er is toen gesproken over het onderzoek en [werkneemster] heeft haar kant van het verhaal verteld. Aan het einde van het gesprek is aan [werkneemster] meegedeeld dat zij werd geschorst.

2.12.

De schorsing is bij brief van 16 september 2021 aan [werkneemster] is bevestigd. In die brief is vermeld: ‘Hierbij bevestigen wij het gesprek d.d. 15 september 2021 (…) In ons filiaal [locatie] is het vermoeden ontstaan dat jij direct of indirect betrokken bent bij het zonder toestemming wegnemen (en nuttigen) van producten uit de winkel zonder hiervoor te betalen. In bovengenoemd gesprek is aan jou medegedeeld dat je met onmiddellijke ingang tot nader bericht bent geschorst wegens een verdenking van een vergrijp dat een dringende reden tot ontslag als bedoeld in artikel 7:678 Burgerlijk Wetboek zou kunnen zijn, met een maximum van vier weken. Eén en ander conform het bedrijfsreglement dan wel de van toepassing zijnde CAO. Een onderzoek of het vergrijp inderdaad is begaan, zal worden ingesteld door SecMan B.V.. Jouw salarisbetaling is stopgezet. (…) Daarnaast is jou een winkelverbod opgelegd voor filiaal [locatie] en mag jij geen contact opnemen met jouw collega’s gedurende jouw schorsing.

Volledigheidshalve wijzen wij je er op dat indien uit het onderzoek blijkt dat jij je inderdaad schuldig hebt gemaakt aan het hierboven genoemde vergrijp, ontslag op staande voet zal volgen. (..)

2.13.

Bij brief van haar gemachtigde van 22 september 2021 heeft [werkneemster] de dringende reden voor ontslag betwist en verzocht de schorsing te beëindigen en de loonbetaling te hervatten.

2.14.

In reactie daarop heeft Deka bij e-mail van 24 september 2021 meegedeeld dat zij een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal laten opstellen, dat zij de schorsing met inhouding van loon zal handhaven tot en met 29 september 2021 conform artikel 27 lid 1 sub c cao VGL en dat [werkneemster] na 29 september 2021 vrijgesteld zal worden van werk onder doorbetaling van loon.

2.15.

Bij brief van haar gemachtigde van 25 oktober 2021 heeft [werkneemster] bezwaar gemaakt tegen de inhouding van loon ten bedrage van € 1.126,60 bruto over periode 10, heeft zij Deka gesommeerd dit achterstallige loon te voldoen en heeft zij de wettelijke verhoging aangezegd.

3 Het verzoek

3.1.

Deka verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen Deka en [werkneemster] op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, primair wegens (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten (artikel 7:669 lid 3 sub e van het Burgerlijk Wetboek (BW)) en subsidiair wegens een verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:669 lid 3 sub g BW), zonder aan [werkneemster] een transitievergoeding toe te kennen.

3.2.

Deka legt – kort weergegeven – aan het verzoek ten grondslag dat zij een streng beleid hanteert terzake de naleving van bedrijfsregels. De medewerkers worden ook geregeld op de bedrijfsregels gewezen. Deka heeft een kwetsbare bedrijfsvoering waar het gaat om diefstal. Daarom geldt op dat gebied een zerotolerancebeleid.

3.3.

Uit de beelden die op 3, 4, 10 en 12 augustus 2021 en 1 september 2021 zijn gemaakt met de eind juli 2021 geplaatste camera is gebleken, dat [werkneemster] meerdere keren (in ieder geval 5 keer) zonder toestemming croissants uit de winkel heeft gepakt en genuttigd zonder deze af te rekenen. Zij heeft wel contante betalingen op de kassabonnen geregistreerd, maar heeft geen geld in de kassa gedaan. Daarbij overtrad [werkneemster] ook stelstelmatig op meerdere punten de bedrijfsregels, zoals de regels dat je nimmer je eigen boodschappen afrekent, dat je de kassabon behoort te laten aftekenen door een leidinggevende en dat je etenswaar moet nuttigen tijdens de pauze in de kantine. Ook heeft [werkneemster] in strijd met de bedrijfsregels gebruik gemaakt van haar mobiele telefoon op haar werkplek.

3.4.

Deze gedragingen van [werkneemster] moeten worden aangemerkt als (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten. Subsidiair is door deze gedragingen de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig en onherstelbaar verstoord geraakt. Deka heeft geen vertrouwen meer in [werkneemster] . Herplaatsing van [werkneemster] ligt niet in de rede. De arbeidsovereenkomst tussen partijen moet daarom worden ontbonden. Slechts op basis van twijfels over de onverwijldheid en de persoonlijke omstandigheden van [werkneemster] is Deka niet tot ontslag op staande voet overgegaan.

3.5.

Omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [werkneemster] , is Deka haar geen transitievergoeding verschuldigd.

4 Het verweer en het tegenverzoek

4.1.

[werkneemster] verweert zich tegen het verzoek en voert aan dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [werkneemster] om bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de opzegtermijn van 6 maanden en haar een billijke vergoeding van € 35.265,00 bruto toe te kennen. Subsidiair maakt zij aanspraak op een transitievergoeding van € 17.632,00 bruto.

4.2.

Verder verzoekt [werkneemster] om voor recht te verklaren dat de schorsing van [werkneemster] van 15 tot en met 19 september 2021 onrechtmatig is en te bepalen dat Deka aan [werkneemster] het bruto loon van € 1.126,60 over de periode 10/2021 moet betalen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW vanaf 15 oktober 2021.

4.3.

[werkneemster] voert hiertoe – kort samengevat – aan dat er in juli 2021 geen aanleiding was om een onderzoek tegen [werkneemster] in te stellen. Weliswaar zijn op 16 juli 2021 en 18 juli 2021 negatieve kasverschillen geconstateerd, maar [werkneemster] was toen met vakantie, zodat zij daarvoor niet verantwoordelijk is. Verder wordt een door een klant geretourneerd product altijd handmatig op de kassa ingevoerd en wordt daarbij niet altijd een klantenbon verstrekt. Soms wil de klant geen bon. Bovendien verwerkt [werkneemster] de producten die door invalkrachten retour zijn genomen in de kassa. Invalkrachten kunnen dat zelf niet. Als [werkneemster] die producten retour slaat, is de klant er niet meer en heeft het geen zin een klantenbon uit te draaien.

4.4.

Er is ook niet voldaan aan privacyregels die gelden voor cameraonderzoek. Er was geen noodzaak voor zo’n onderzoek en Deka had daarbij geen gerechtvaardigd belang. Een belangenafweging heeft niet plaatsgevonden. Bovendien is niet gebleken dat het onderzoek met inachtneming van de Data Protection Impact Assessment (DPIA)-toets en met instemming van de ondernemingsraad heeft plaatsgevonden. Daarom mogen de camerabeelden in deze procedure niet worden gebruikt.

4.5.

[werkneemster] heeft zich niet schuldig gemaakt aan diefstal. Zij heeft wel degelijk (contant) betaald voor de croissants. [werkneemster] heeft het geld voor de croissants ofwel ’s morgens vroeg bij het opmaken van de kas al in de kassa gedaan ofwel achteraf betaald via haar collega [assistent-bedrijfsleider] , die het geld voor de croissants heeft voorgeschoten. [werkneemster] legde de kassabonnen apart om te onthouden wat zij later die dag moest betalen.

4.6.

In dit verband wijst [werkneemster] erop dat de bedrijfsregels van Deka niet altijd kunnen worden gevolgd, omdat de winkel waar [werkneemster] werkzaam is een kleine buurtwinkel is. De (assist-)bedrijfsleider is niet de hele dag in de winkel aanwezig. En het is niet eenvoudig om af te rekenen bij een andere caissière, omdat er maar één kassa is. Als [assistent-bedrijfsleider] [werkneemster] in haar pauzes vervangt, heeft deze het ook druk met de broodverkoop en moet [werkneemster] achteraan aansluiten in de rij bij de kassa. [werkneemster] wil ook nog roken in de pauze, wat volgens de regels op 100 meter afstand van de winkel moet gebeuren. Dan blijft er niets van de pauze over. Daarbij komt dat zij haar portemonnee op de bovenverdieping in een apart vertrek moet bewaren, wat ook vertragend werkt.

4.7.

Deka heeft niet gesteld of aangetoond dat zij schade heeft geleden. Als er al schade voor Deka is ontstaan, is deze gering (gezien de koopprijs van een croissant van € 0,49) en in een incidenteel geval toe te schrijven aan vergeetachtigheid van [werkneemster] .

4.8.

Deka heeft ook geen rekening gehouden met de lange duur van het dienstverband, de permanente inzetbaarheid van [werkneemster] en het feit dat zij kostwinner is van een eenoudergezin met twee kinderen [x] .

4.9.

Gezien het onrechtmatig handelen van Deka en de ernstige maatschappelijke en financiële gevolgen van een beëindiging van het dienstverband voor [werkneemster] , moeten in geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst een billijke vergoeding subsidiair een transitievergoeding worden toegekend.

4.10.

De schorsing en de looninhouding van € 1.126,60 bruto over periode 10/2021 zijn onrechtmatig. Blijkens de brief van 16 september 2021 was de schorsing in de eerste plaats opgelegd met het oog op een ontslag op staande voet. Tot een ontslag op staande voet is het niet gekomen, waarmee niet alleen de basis aan de schorsing is ontvallen, maar ook aan het beroep op artikel 27 lid 1 sub c cao VGL.

5 De beoordeling

het verzoek

5.1.

Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In het Burgerlijk Wetboek is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW). Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen redelijke grond voor ontbinding. Daarover wordt het volgende overwogen.

Grondslag ontbindingsverzoek

5.2.

Deka heeft aan de verzochte ontbinding ten grondslag gelegd dat [werkneemster] meerdere keren zonder toestemming croissants uit de winkel van Deka heeft weggenomen en genuttigd zonder deze af te rekenen en daarbij meerdere malen in strijd heeft gehandeld met de bij Deka geldende bedrijfsregels (zoals neergelegd in het bedrijfsreglement).

Toepasselijkheid bedrijfsreglement

5.3.

De kantonrechter neemt als vaststaand aan dat het bedrijfsreglement van Deka op de arbeidsovereenkomst van toepassing is. Weliswaar heeft [werkneemster] ter zitting aangevoerd dat ze zich niet kan herinneren dat zij dit reglement heeft gekregen, maar zij heeft de toepasselijkheid van dit reglement op de arbeidsovereenkomst op zichzelf niet (of in ieder geval onvoldoende gemotiveerd) betwist. Evenmin heeft zij betwist dat dit reglement kan worden geraadpleegd op de selfservice pagina van het intranet, waartoe alle medewerkers van Deka toegang hebben, en dat de medewerkers ook geregeld op de bedrijfsregels worden gewezen door nieuwsbrieven en via het mededelingenbord. Er moet dan ook vanuit worden gegaan dat [werkneemster] met die regels bekend was of had kunnen zijn.

Camerabeelden

5.4.

Ter onderbouwing van haar verzoek heeft Deka camerabeelden in het geding gebracht. Volgens [werkneemster] mogen die camerabeelden in deze procedure niet worden gebruikt, omdat de inzet van de betreffende camera onrechtmatig is. De kantonrechter volgt dat standpunt niet. Zij overweegt daartoe het volgende.

5.5.

Op grond van artikel 6 lid 1 aanhef en onderdeel f van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) is de verwerking van persoonsgegevens (in dit geval via het maken van camerabeelden) alleen rechtmatig indien die verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen.

5.6.

In dit geval is naar het oordeel van de kantonrechter aan de in dat artikel gestelde vereisten voor rechtmatigheid voldaan. Naar aanleiding van de geconstateerde kasverschillen en (handmatige) retouren zijn bij Deka vermoedens van diefstal gerezen, niet per se alleen jegens [werkneemster] , maar ook jegens andere medewerkers. De kantonrechter acht de tot de duur van enkele weken beperkte en op één plaats toegespitste inzet van de verborgen camera gelet op het belang van Deka om te achterhalen of daadwerkelijk sprake was van diefstal, gerechtvaardigd en proportioneel. Het plaatsen van de camera was ook noodzakelijk, omdat niet is gebleken dat de (eventuele) diefstal met minder ingrijpende maatregelen had kunnen worden vastgesteld. Verder heeft Deka heeft ter zitting (onweersproken) gesteld dat zij intern een privacytoets heeft verricht.

5.7.

Maar zelfs als sprake zou zijn van onrechtmatig verkregen camerabeelden, wil dat niet zeggen dat de kantonrechter op deze beelden in deze procedure geen acht mag slaan. Artikel 152 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat bewijs door alle middelen kan worden geleverd en dat de waardering van het bewijs aan het oordeel van de rechter is overgelaten, tenzij de wet anders bepaalt. Op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad (zie HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942) wegen het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid aan het licht komt en het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken, in beginsel zwaarder dan het belang van uitsluiting van bewijs. Slechts als sprake is van bijkomende omstandigheden is uitsluiting van dat bewijs gerechtvaardigd. Van dergelijke bijkomende omstandigheden is in dit geval niet gebleken.

Diefstal?

5.8.

Deka stelt zich op het standpunt dat [werkneemster] niet voor de croissants heeft betaald en dat dus sprake is van diefstal (of verduistering). De bewijslast rust op Deka, gelet op de hoofdregel van artikel 150 Rv. Voor zover [werkneemster] de bedrijfsregels niet heeft nageleefd ziet de kantonrechter daarin (anders dan Deka) geen reden de bewijslast om te keren.

5.9.

Tussen partijen is niet in geschil dat [werkneemster] de betreffende croissants uit de winkel heeft gepakt, deze heeft aangeslagen op de kassa als contant betaald en hiervoor een bon heeft uitgeprint. Ook staat tussen partijen vast dat op de in het geding gebrachte camerabeelden niet is te zien dat [werkneemster] het geld voor de croissants in de kassa-lade doet.

5.10.

Uit deze feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden geconcludeerd dat [werkneemster] niet voor de croissants heeft betaald. Het is immers mogelijk dat [werkneemster] , zoals zij ook heeft aangevoerd, in de vroege ochtend, bij het begin van haar dienst, als zij boven in het kantoor de kas moest opmaken, heeft betaald of achteraf via haar collega [assistent-bedrijfsleider] . Op de camerabeelden van 10 augustus 2021 is ook te zien dat [assistent-bedrijfsleider] de portemonnee van [werkneemster] naar haar toebrengt. De omstandigheid dat [werkneemster] de croissants wel op de kassa heeft aangeslagen en daarvoor ook een bon heeft geprint, wijst er ook op dat zij de intentie had om de croissants af te rekenen. Bovendien is - naar Deka ter zitting heeft erkend - op de betreffende data geen kasverschil geconstateerd. Deka heeft weliswaar aangevoerd dat [werkneemster] op ieder moment de gelegenheid heeft een kasverschil te verdoezelen, maar uit niets is gebleken dat [werkneemster] dit ook heeft gedaan. Deka heeft hiervan geen bewijs aangeboden.

5.11.

Gelet op het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de gestelde diefstal niet vast is komen te staan.

Handelen in strijd met de bedrijfsregels

5.12.

Wel staat vast dat [werkneemster] zich niet aan het bepaalde in artikel 3.14 van het bedrijfsreglement heeft gehouden doordat zij de aankoop van de croissants niet op aanwijzing van de leidinggevende heeft gedaan, zij de kassabon niet door de leidinggevende heeft laten tekenen en zij niet bij een collega heeft afgerekend. Ook heeft [werkneemster] niet weersproken dat zij in strijd met het bepaalde de artikelen 3.2 en 3.15 van de bedrijfsregels gebruik heeft gemaakt van haar mobiele telefoon en croissants heeft opgegeten achter de kassa.

5.13.

[werkneemster] heeft hier echter tegenover gesteld dat de bedrijfsregels in het kleine filiaal niet altijd (kunnen) worden nageleefd wegens de geringe bezetting en het feit dat de (assistent-)bedrijfsleider pas later op de dag aanwezig is. In dat verband heeft [werkneemster] ook (onweersproken) gesteld dat zij al jaren ’s morgens om 7.00 uur bij aanvang van haar dienst in haar eentje de kas opmaakt en het grote geld afroomt voor het geldtransport, terwijl daar volgens de regels een andere medewerker of de bedrijfsleider bij moet zijn.

(Ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten?

5.14.

De vraag die voorligt is of [werkneemster] , door het niet naleven van de bedrijfsregels, zodanig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten, dat van Deka in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW).

5.15.

De kantonrechter vindt dat [werkneemster] zich aan de regels had moeten houden. Als dat betekent dat [werkneemster] in haar pauze in de rij moet staan om haar aankopen af te rekenen, dan is dat niet anders; als zij haar pauze wilde gebruiken om te roken, had zij op een ander moment de croissants moeten kopen. Tegelijkertijd constateert de kantonrechter dat Deka enerzijds gedurende een lange periode aan [werkneemster] heeft toevertrouwd dat zij, in strijd met het daarvoor geldende vierogen-principe, alleen de kas opmaakte, waarmee grote bedragen zijn gemoeid, en anderzijds [werkneemster] afrekent op strikte naleving van de regels met betrekking tot privé-aankopen (voor kleine bedragen), terwijl [werkneemster] voor het niet naleven van die regels een verklaring heeft gegeven die goed te volgen is. Dat is meten met twee maten.

5.16.

De kantonrechter vindt het handelen of nalaten van [werkneemster] , gelet op onder meer de omstandigheid dat Deka zelf haar eigen regels ook niet strikt naleeft, weliswaar verwijtbaar, maar niet zodanig verwijtbaar dat van Deka in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Hetzelfde geldt met betrekking tot het geconstateerde gebruik van de mobiele telefoon en het eten van croissants op de werkplek.

Verstoorde arbeidsverhouding?

5.17.

Subsidiair heeft Deka verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:669 lid 3 onderdeel g BW). Deka heeft daartoe gesteld dat zij, door het structureel niet naleven van de bedrijfsregels (in het bijzonder op het gebied van diefstal of fraude) door [werkneemster] , het vertrouwen in [werkneemster] heeft verloren en dat [werkneemster] geen draagvlak meer heeft binnen Deka. Van diefstal of fraude is echter niet gebleken. Ook is niet gebleken dat de arbeidsverhouding tussen [werkneemster] en het personeel van het filiaal [locatie] is verstoord, terwijl [werkneemster] ter zitting heeft aangegeven haar baan bij Deka te willen behouden.

5.18.

Gelet op het bovenstaande kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden gezegd dat sprake is van een dusdanig verstoorde arbeidsverhouding dat van Deka in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Een goed gesprek tussen partijen moet de lucht kunnen klaren.

Conclusie

5.19.

De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Deka zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus niet zal worden ontbonden.

Proceskosten

5.20.

De kantonrechter ziet aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

het tegenverzoek

5.21.

Op de voorwaardelijke verzoeken van [werkneemster] om toekenning een billijke vergoeding of transitievergoeding hoeft niet te worden beslist, omdat de door Deka verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst is afgewezen.

5.22.

Over de andere verzoeken van [werkneemster] wordt het volgende overwogen.

Schorsing onrechtmatig?

5.23.

In artikel 27 lid 1 aanhef en onderdeel c van de toepasselijke cao VGL, die (naar [werkneemster] ter zitting niet heeft weersproken) gold van 1 april 2019 tot en met 30 juni 2020 en onlangs is verlengd tot 1 juli 2023, is het volgende bepaald:

‘1. De werkgever mag een werknemer schorsen met inhouding van loon bij:

(…)

c. verdenking van een vergrijp, dat een dringende reden tot ontslag als bedoeld in artikel 7:678 BW zou kunnen zijn, met een maximum van vier weken; de inhouding van loon kan maximaal drie weken duren. Onmiddellijk zal een onderzoek worden ingesteld of het vergrijp inderdaad is begaan.

Blijkt dit niet het geval te zijn, dan zal het ingehouden loon alsnog worden uitbetaald en zal de werknemer worden gerehabiliteerd.

(…)’

5.24.

Gelet op het bepaalde in dit cao-artikel is de schorsing niet onrechtmatig. [werkneemster] werd immers verdacht van diefstal, een vergrijp dat een dringende reden voor ontslag op staande voet kan opleveren (zie artikel 7:678 lid 2 onderdeel d BW). De schorsing heeft niet langer dan vier weken geduurd, de inhouding van loon niet langer dan drie weken en er is onmiddellijk een onderzoek ingesteld of het vergrijp is begaan. De door [werkneemster] verzochte verklaring voor recht dat de schorsing van 15 tot en met 19 september 2021 (waarmee gelet op de e-mail van Deka van 24 september 2021 kennelijk is bedoeld: 29 september 2021) onrechtmatig is, is daarom niet toewijsbaar.

Ingehouden loon over periode 10/2021

5.25.

Omdat de kantonrechter hiervoor heeft overwogen dat de gestelde diefstal niet is komen vast te staan, dient overeenkomstig het bepaalde in de laatste zin van bovengenoemd cao-artikel het ingehouden loon over periode 10/2021 alsnog te worden betaald. Het desbetreffende verzoek zal dan ook worden toegewezen. De verzochte wettelijke verhoging is toewijsbaar overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:625 BW, te berekenen vanaf de reguliere betalingsdatum van het salaris over periode 10/2021.

Proceskosten

5.26.

De kantonrechter ziet aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

6 De beslissing

De kantonrechter:

het verzoek

6.1.

wijst de verzochte ontbinding af;

6.2.

bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;

het tegenverzoek

6.3.

veroordeelt Deka om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [werkneemster] te betalen het achterstallige salaris van € 1.126,60 bruto over periode 10/2021, te vermeerderen met de wettelijke verhoging overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:625 BW, te berekenen vanaf de reguliere betalingsdatum van het salaris over periode 10/2021;

6.4.

bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;

6.5.

verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

6.6.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.