Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2021:3129

Rechtbank Noord-Holland
14-04-2021
03-05-2021
C/15/311763 / HA ZA 21-14
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Incidenten op grond van artikel 71 Rv en 843a Rv. Subjectieve cumulatie van vorderingen, waaronder één aardvordering.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2021-0557
VAAN-AR-Updates.nl 2021-0557

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

Zittingsplaats Alkmaar

zaaknummer / rolnummer: C/15/311763 / HA ZA 21-14

Vonnis in incident van 14 april 2021 (bij vervroeging)

in de zaak van

de coöperatie

SALO U.A.,

gevestigd te Alkmaar,

eiseres in de hoofdzaak,

verweerster in het incident,

advocaat mr. J. Tophoff te Alkmaar,

tegen

1 [gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

eiser in het incident,

advocaat mr. K.M. Janssen te Alkmaar,

2. [gedaagde 2],

wonende te Oudorp, gemeente [woonplaats] ,

gedaagde,

verweerster in het incident,

advocaat mr. J. Mencke te Amsterdam.

Partijen zullen hierna enerzijds Salo en anderzijds afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en gezamenlijk [gedaagden] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaardingen van 24 december 2020, met producties;

  • -

    de conclusie van antwoord en de incidentele vorderingen (ex art. 70 Rv en 223 jo. 843a Rv) van [gedaagde 1] , met producties;

  • -

    de conclusie in de incidenten tot verwijzing en 843a Rv van [gedaagde 2] ;

  • -

    de conclusie van antwoord in de incidenten van Salo.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2 Feiten

2.1.

Salo is een coöperatieve vereniging van ongeveer 650 loodgietersbedrijven. Tussen [gedaagde 1] en Salo heeft vanaf 1 januari 1997 een arbeidsovereenkomst bestaan.

2.2.

Op 22 december 2018 heeft [gedaagde 1] aan het bestuur van Salo geschreven dat er bij Salo malversaties hebben plaatsgevonden en dat hij deze openbaar zou maken als het bestuur van Salo niet zou vertrekken.

2.3.

Op 24 december 2018 heeft Salo [gedaagde 1] op staande voet ontslagen. Uiteindelijk is de arbeidsovereenkomst in rechte per 1 augustus 2019 ontbonden.

2.4.

Op verzoek van de Toezichtcommissie van Salo heeft Grant Thornton Forensic & Investigation Services B.V. (hierna: Grant Thornton) het handelen van Salo onderzocht. Hiervan heeft zij een rapport opgemaakt.

3 De vordering in de hoofdzaak

3.1.

Salo vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich ieder voor zich en tezamen schuldig hebben gemaakt aan een onrechtmatige daad jegens Salo, haar leden, directie en bestuur waardoor Salo schade, nader op te maken bij staat, heeft geleden, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten en de nakosten.

3.2.

Salo legt – samengevat – aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] willens en wetens hebben aangestuurd op ernstige ontwrichting van Salo en beschadiging van haar bestuur en directie. [gedaagde 1] heeft zich wederrechtelijk bedrijfsgevoelige informatie van Salo toegeëigend en deze gedeeld met [gedaagde 2] en diverse leden van Salo. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben deze informatie misbruikt om onterechte beschuldigingen van malversaties, bevoordeling, machtsmisbruik en corruptie door Salo te onderbouwen.

3.3.

[gedaagde 1] heeft bij conclusie van antwoord verweer gevoerd tegen de vordering.

4 De vordering en het verweer in het incident ex artikel 71 Rv

4.1.

[gedaagde 1] vordert dat de rechtbank de zaak op grond van artikel 71 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verwijst naar de kamer voor kantonzaken. Hij legt aan zijn vordering ten grondslag dat op grond van artikel 93 sub c Rv “zaken betreffende een arbeidsovereenkomst” door de kantonrechter worden beslist. De verwijten die Salo aan [gedaagde 1] maakt zien op de periode dat tussen hen een arbeidsovereenkomst bestond en houden verband met [gedaagde 1] als werknemer van Salo. [gedaagde 1] stelt dat hij belang heeft bij behandeling van de zaak door de kantonrechter omdat hij dan in persoon kan procederen, geen griffierecht verschuldigd is en de kantonrechter affiniteit en expertise heeft op het gebied van het arbeidsrecht.

4.2.

[gedaagde 2] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Zij acht het vanuit proceseconomisch oogpunt efficiënt om een eventuele verwijzing ook voor de procedure tegen haar te laten gelden. Als alternatieve oplossing stelt [gedaagde 2] een meervoudige behandeling door tenminste één kantonrechter voor.

4.3.

Salo voert verweer tegen de vordering. Volgens Salo staat de vordering los van de arbeidsovereenkomst die tussen partijen heeft bestaan. Gelet op het woord “betreffende” in artikel 93 Rv moet de vordering betrekking hebben op de arbeidsovereenkomst. Er moet een duidelijk verband zijn met de arbeidsovereenkomst. Dit verband ontbreekt.

5 De vordering en het verweer in het incident ex artikel 223 Rv jo. 843a Rv

5.1.

[gedaagde 1] vordert dat de rechtbank:

I. bepaalt dat hij voor de duur van de hoofdzaak recht heeft op een afschrift, dan wel op inzage in:

a. het Grant Thornton rapport (eindrapportage);

b. indien Salo de onder sub a genoemde bescheiden niet te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft; de (laatste) concept versie van het Grant Thornton rapport;

c. het bestuursconvenant;

II. bepaalt dat Salo de onder I genoemde bescheiden binnen 48 uur na betekening van de in de onderhavige zaak in het incident gewezen uitspraak aan de advocaat van [gedaagde 1] dient te (laten) verstrekken zulks op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom groot € 50.000,00 en groot € 10.000,00 voor iedere dag dat die overtreding voortduurt, waarbij een deel van een dag wordt gerekend als een gehele dag, zulks met een maximum van € 500.000,00;

III. Salo te veroordelen in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

5.2.

[gedaagde 1] legt aan de vordering ten grondslag dat hij een evident en zwaarwegend verdedigingsbelang heeft om kennis te kunnen nemen van het Grant Thornton rapport, temeer omdat er aanwijzingen zijn dat niet uitsluitend kan worden vertrouwd op de bevindingen van de toezichtcommissie. Om het gestelde onrechtmatig handelen van [gedaagde 1] te kunnen beoordelen, dient tevens te worden beschikt over het bestuursconvenant van Salo, omdat van belang is hoe partijen zich over en weer hebben gedragen en wat van hen mocht worden verwacht. [gedaagde 1] stelt dat hij een rechtmatig belang heeft om over de bescheiden te kunnen beschikken. Salo heeft deze tot haar beschikking en deze zien op een rechtsbetrekking waarbij hij partij is. Salo heeft geweigerd de bescheiden over te leggen in de eerder tussen partijen gevoerde procedures. [gedaagde 1] verkeert hierdoor in bewijsnood.

5.3.

[gedaagde 2] sluit zich aan bij de vordering van [gedaagde 1] en voegt zich voor zover mogelijk in dit incident aan de zijde van [gedaagde 1] .

5.4.

Salo voert verweer tegen de vordering. Zij voert aan dat [gedaagde 1] geen rechtmatig belang heeft bij inzage van de beide bescheiden en dat de rechtsbetrekking als bedoeld in artikel 843a Rv ontbreekt. Bovendien heeft Salo de bescheiden niet onder haar berusting, zoals dat artikel vereist.

6 De beoordeling in het incident ex artikel 71 Rv

6.1.

In deze zaak is sprake van zogenoemde subjectieve cumulatie: doordat Salo [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij dezelfde dagvaarding in rechte heeft betrokken, zijn meerdere vorderingen in één procedure samengevoegd. Anders dan voor objectieve cumulatie1 kent de wet geen competentieregeling voor subjectieve cumulatie. Daarom moet voor elke gedaagde afzonderlijk worden beoordeeld of de rechtbank dan wel de kantonrechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.

6.2.

Door de kantonrechter worden behandeld en beslist “zaken betreffende een arbeidsovereenkomst”.2 Uit het woord “betreffende” blijkt dat het niet alleen gaat om vorderingen die hun grondslag hebben in een arbeidsovereenkomst. Voldoende is dat de vordering verband houdt met een arbeidsovereenkomst. De rechtbank is van oordeel dat de vordering van Salo verband houdt met de arbeidsovereenkomst van [gedaagde 1] . De gedragingen die Salo ten grondslag legt aan de vordering vonden (gedeeltelijk) plaats tijdens het dienstverband van [gedaagde 1] en hebben geleid tot beëindiging daarvan. De vordering tegen [gedaagde 1] moet daarom op grond van artikel 71 lid 2 Rv naar de kantonrechter worden verwezen.

6.3.

Omdat de vordering tegen [gedaagde 2] door de rechtbank moet worden behandeld, zou dit betekenen dat de vorderingen door verschillende rechters worden beoordeeld. Aangezien het feitencomplex en de rechtsgronden van de vorderingen tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (nagenoeg) hetzelfde zijn, is de rechtbank van oordeel dat deze vorderingen zodanig samenhangen dat het uit proceseconomisch oogpunt wenselijk is dat deze door één rechter worden beslist. Het splitsen van de zaak door alleen de vordering tegen [gedaagde 1] te verwijzen naar de kantonrechter, is daarom onwenselijk. Met [gedaagde 2] is de rechtbank van oordeel dat het vanuit proceseconomisch oogpunt efficiënt is om de verwijzing ook te laten gelden voor de zaak tegen [gedaagde 2] . Naar analogie van artikel 94 lid 2 Rv en in het belang van een goede procesorde zal de rechtbank daarom de gehele zaak verwijzen naar de kantonrechter.

6.4.

Gezien het voorgaande zal de incidentele vordering worden toegewezen.

7 De beoordeling in het incident ex artikel 223 Rv jo. 843a Rv

Partijen hebben de vorderingen ingesteld en verweer gevoerd. Hiervoor geldt niet het bezwaar dat [gedaagde 1] bij de kantonrechter zonder rechtsbijstand zou kunnen procederen. Alle stukken zijn immers al opgesteld en ingediend. De behoorlijke procesorde brengt daarom ook mee, dat de rechtbank nog zal beslissen op deze vorderingen.

Artikel 223 Rv
7.1. Een vordering tot inzage of afschrift kan niet worden gegrond op artikel 223 Rv. Dit artikel betreft de vordering van een voorlopige voorziening in een bodemprocedure. Het bevel tot inzage of afschrift is een procedurele bewijsmaatregel die naar haar aard een definitief karakter heeft en daarom niet kan gelden voor de duur van het geding.

Artikel 843a Rv

7.2.

Uitgangspunt is dat een vordering op grond van artikel 843a Rv toewijsbaar is als aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan: (i) de eiser heeft een rechtmatig belang bij inzage van de bescheiden (ii) waarbij het gaat om bepaalde bescheiden (iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is. Als aan die voorwaarden is voldaan, bestaat evenwel geen gehoudenheid tot inzage als daarvoor gewichtige redenen bestaan of als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verstrekking is gewaarborgd.3 Artikel 843a Rv vormt een uitzondering op de hoofdregel dat iemand onder hem berustende bescheiden niet aan en ander hoeft af te geven.

7.3.

De rechtbank oordeelt dat [gedaagde 1] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij een rechtmatig belang heeft bij inzage in de bescheiden, naast wat door de Toezichtscommissie Salo is weergegeven (prod. 18 bij dagvaarding). In de hoofdzaak is in geschil of [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onrechtmatig hebben gehandeld jegens Salo. Salo baseert deze vordering op diverse gedragingen, waaronder het aansturen door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op ernstige ontwrichting van Salo en het zich wederrechtelijk toe-eigenen en delen van bedrijfsgevoelige informatie van Salo. De bescheiden zien echter op het handelen van (het bestuur van) Salo, wat niet ter beoordeling staat. Daarbij komt dat uit zijn onderbouwing volgt dat [gedaagde 1] met zijn vordering beoogt in het bezit te komen van stukken waarvan hij vermoedt dat die (alsnog) steun zouden kunnen geven aan bepaalde stellingen. [gedaagde 1] miskent daarmee dat artikel 843a Rv voor dergelijke ‘fishing expeditions’ geen ruimte biedt. Dit betekent dat de overige vereisten verder onbesproken kunnen blijven.

De vordering zal worden afgewezen.

Proceskosten

7.4.

Partijen zijn in de incidenten over en weer in het ongelijk gesteld. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten in de incidenten te compenseren.

8 De beslissing

De rechtbank

in het incident ex artikel 71 Rv

8.1.

wijst de vordering toe en verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Alkmaar, op woensdag 28 april 2021 om 9.30 uur,

8.2.

wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,

8.3.

wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge artikel 8 lid 4 Wet griffierechten burgerlijke zaken zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort,

in de incidenten ex artikel 223 Rv en 843a Rv

8.4.

wijst de vorderingen af,

in het incident ex artikel 71 Rv en in de incidenten ex artikel 223 Rv en 843a Rv

8.5.

compenseert de proceskosten, zodat ieder de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2021.4

1 artikel 94 Rv

2 artikel 93 sub c Rv

3 artikel 843a lid 4 Rv

4 type: CHL coll: LJS

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.