RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9042519 \ AO VERZ 21-28
Uitspraakdatum: 11 mei 2021
Beschikking in de zaak van:
[werknemer]
,
wonende te [woonplaats]
verzoeker
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. G.P. Dayala
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Comed B.V.,
gevestigd te Schiphol
verweerster
verder te noemen: Q-Comed
niet verschenen
1 Het procesverloop
1.1.
[werknemer] heeft een verzoek gedaan om het door Q-Comed gegeven ontslag op staande voet te vernietigen. [werknemer] heeft tevens een verzoek gedaan om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening te treffen tot het voldoen van het verschuldigde loon, vermeerderd met alle emolumenten, rente en wettelijke verhogingen vanaf 6 januari 2021 en betaling van de buitengerechtelijke kosten.
1.2.
De rechtbank heeft Q-Comed bij brief van 1 maart 2021 meegedeeld dat het verzoekschrift zal worden behandeld ter zitting van 13 april 2021 te 11:30 uur. [werknemer] heeft Q-Comed bij deurwaardersexploot van 12 april 2021 opgeroepen voor de zitting. Het exploot is in een gesloten envelop op het adres van Q-Comed achtergelaten.
1.3.
Op 13 april 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Q-Comed is niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken. Voorafgaand aan de zitting heeft [werknemer] bij brief van 30 maart 2021 nog stukken toegezonden, te weten een akte depot met een USB-stick.
2 De feiten
2.1.
[werknemer] , geboren [in 1983] , is op 30 augustus 2020 in dienst getreden bij Q-Comed. Op 27 december 2020 is zijn arbeidsovereenkomst tot en met 26 maart 2021 verlengd. De laatste functie die [werknemer] vervulde, is die van vestigingsmanager, met een salaris van € 2946,66 bruto per maand.
2.2.
Op 27 december 2020 is er in de woning van [werknemer] brand uitgebroken. Vanaf die dag had [werknemer] geen woonruimte meer. De brand in de woning van [werknemer] was bij Q-Comed bekend.
2.3.
Op 5 januari 2021 heeft [werknemer] van Q-Comed toestemming gekregen om op 6 januari 2021 later op werk te verschijnen in verband met het bezichtigen van een nieuwe woonruimte.
2.4.
Op 6 januari 2021 is [werknemer] door zijn collega [collega] en zijn leidinggevende [leidinggevende] gebeld met de mededeling dat hij de hele dag vrij kon nemen, aangezien het rustig was op de werkplek.
2.5.
Op 6 januari 2021 is [werknemer] op staande voet ontslagen door CTS Nederland B.V. middels het volgende bericht:
‘Helaas moet ik jou berichten dat wij per direct, 6 januari 2021, stoppen met de samenwerking en wordt de arbeidsrelatie verbroken.
We hebben niet alleen veel fouten geconstateerd in het functioneren als Locatie Manager tevens houdt jij je niet aan de bedrijfsreglementen. Ongeoorloofde afwezigheid. Hedenmorgen bel je 15 minuten voor aanvang dienst dat je niet komt. Onacceptabel, ongeacht welke reden er ook aan ten grondslag richt.’
2.6.
In een eindgesprek tussen partijen heeft Q-Comed aangegeven dat [werknemer] goed functioneerde, maar dat zij de arbeidsovereenkomst gewoon niet voort wil zetten. Q-Comed heeft een vaststellingsovereenkomst aangeboden, die [werknemer] niet heeft ondertekend.
2.7.
Bij e-mail van 9 januari 2021 heeft [werknemer] zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van arbeid.
2.8.
Op 2 februari is door de gemachtigde van [werknemer] een brief aan Q-Comed gestuurd, waarin is verzocht om het ontslag op staande voet ongedaan te maken en om het gebruikelijke loon door te betalen. Hierop is door Q-Comed niet gereageerd.
3 Het verzoek
Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening
[werknemer] verzoekt de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor de duur van de procedure, Q-Comed te veroordelen tot:
voldoening van het verschuldigde loon, vermeerderd met alle emolumenten, rente en wettelijke verhogingen vanaf 6 januari 2021, tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd;
betaling van de buitengerechtelijke kosten conform de staffel buitengerechtelijke kosten;
Het primaire verzoek in de hoofdzaak
[werknemer] verzoekt de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
nietigverklaring c.q. vernietiging van de opzegging c.q. het gegeven ontslag op staande voet;
doorbetaling van zijn loon met bijbehorende emolumenten, inclusief de wettelijke verhoging en rente, tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd;
betaling van de buitengerechtelijke kosten conform de staffel buitengerechtelijke kosten;
Het subsidiaire verzoek in de hoofdzaak
[werknemer] verzoekt de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te betalen binnen 2 dagen na de in deze te wijzen beschikking, Q-Comed te veroordelen tot:
betaling van een billijke vergoeding, in goede justitie te bepalen, conform artikel 7:681 BW;
betaling van een billijke vergoeding, in goede justitie te bepalen, op grond van artikel 6:248 en 7:611 BW;
ingeval zal worden overgegaan tot vernietiging van het ontslag op staande voet: betaling van de transitievergoeding volgens de wet althans een in goede justitie vast te stellen bedrag aan transitievergoeding;
betaling van een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon, gelijk aan het gemiddelde ontvangen loon van de voorgaande perioden, over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, dan wel van rechtswege zou zijn geëindigd conform artikel 7:667 lid 2 BW;
ingeval wordt vastgesteld dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van [werknemer] , beroept [werknemer] zich op artikel 7:673 lid 8 BW waarbij [werknemer] betaling van de transitievergoeding volgens de wet, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag aan transitievergoeding vordert;
betaling van de wettelijke rente over het gevorderde tot aan de algehele voldoening;
betaling van de buitengerechtelijke kosten conform de staffel buitengerechtelijke kosten;
Primair en subsidiair
Voor zover de voorlopige voorziening als verzocht bij incident geen doorgang kan vinden, verzoekt [werknemer] de kantonrechter om Q-Comed te veroordelen tot:
doorbetaling van het verschuldigde loon, gelijk aan het ontvangen loon van de voorgaande perioden, vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag vanaf 6 januari 2021, tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd;
betaling van de wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging over het toekomende loon op grond van artikel 7:625 BW;
betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel buitengerechtelijke incassokosten;
betaling van de wettelijke rente over de hierboven genoemde punten vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening.
4 De beoordeling
4.1.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat Q-Comed behoorlijk is opgeroepen. De rechtbank heeft Q-Comed bij brief van 1 maart 2021 opgeroepen om te verschijnen op de mondelinge behandeling van 13 april 2021 te 11:30 uur. Bovendien is het verzoekschrift bij deurwaardersexploot van 12 april 2020 aan Q-Comed betekend. Desondanks heeft Q-Comed geen verweer gevoerd en is zij niet ter zitting verschenen.
4.2.
Omdat in deze beschikking een beslissing zal worden gegeven over het verzoek van [werknemer] in de hoofdzaak, is er geen belang meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding.
4.3.
[werknemer] heeft ter zitting kenbaar gemaakt zijn primaire verzoeken te handhaven, zodat uitsluitend die verzoeken zullen worden beoordeeld.
4.4.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet door Q-Comed moet worden vernietigd en of Q-Comed moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon.
4.5.
Volgens artikel 7:677 lid 1 BW moet een ontslag op staande voet onverwijld worden gegeven, onder gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor dat ontslag.
4.6.
Niet in geschil is dat aan het onverwijldheidsvereiste is voldaan. Met betrekking tot de dringende reden oordeelt de kantonrechter als volgt. Als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW worden op grond van het bepaalde in artikel 7:679 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet zou hebben.
4.7.
Q-Comed heeft aan het ontslag ongeoorloofde afwezigheid en fouten in het functioneren van [werknemer] ten grondslag gelegd. Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. Door collega [collega] en leidinggevende [leidinggevende] was aan [werknemer] medegedeeld dat hij op 6 januari 2021 niet op werk hoefde te verschijnen, zodat hij een nieuwe woonruimte kon bezichtigen. Ook blijkt geenszins dat [werknemer] niet goed functioneerde. Gelet hierop volgt de kantonrechter het standpunt van [werknemer] dat van ongeoorloofde afwezigheid en onvoldoende functioneren geen sprake was. Daarnaast is het ontslag op staande voet door de verkeerde rechtspersoon verleend, te weten door CTS Nederland B.V. Het ontslag op staande voet is dus niet rechtsgeldig.
4.8.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [werknemer] om vernietiging van dat ontslag worden toegewezen. Er is immers sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er grond is om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW.
4.9.
Omdat het ontslag op staande voet wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst tot en met 26 maart 2021 voort en heeft [werknemer] tot die datum recht op loon. De vordering van [werknemer] tot loonbetaling zal daarom eveneens worden toegewezen. De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen, omdat Q-Comed te laat heeft betaald, waarbij de wettelijke verhoging zal worden vastgesteld op 50%.
4.10.
[werknemer] heeft voorts betaling van de buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten dient te worden gesteld en onderbouwd op grond waarvan deze verschuldigd zijn en voorts dat genoemde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. [werknemer] heeft niet of onvoldoende gesteld, gespecifieerd en/of onderbouwd dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en/of moeten worden aangemerkt als buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten dan ook afwijzen.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van Q-Comed, omdat zij in het ongelijk wordt gesteld.
5 De beslissing
5.1.
vernietigt het ontslag op staande voet van 6 januari 2021;
5.2.
veroordeelt Q-Comed tot betaling van het loon aan [werknemer] van € 2946,66 bruto per maand, vanaf januari 2021 tot en met 26 maart 2021, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50%, en te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 januari 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
veroordeelt Q-Comed tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werknemer] tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht € 85,00;
salaris gemachtigde € 747,00;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op 11 mei 2021 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter