Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2021:8122

Rechtbank Noord-Holland
21-09-2021
06-10-2021
9271284
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Arbeidszaak. Deze zaak gaat over een ontslag op staande voet. De werkneemster, een ambtenaar, vindt het ontslag niet terecht en verzoekt om vernietiging daarvan. De kantonrechter wijst dat verzoek af. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, omdat de werkneemster betrokken is geweest bij het opzetten en in stand houden van een hennepkwekerij in haar woning.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2021-1259
RAR 2022/10
Prg. 2021/303
JIN 2022/2 met annotatie van Bökkerink-de Koning, M.P.
VAAN-AR-Updates.nl 2021-1259

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

locatie Alkmaar

Zaaknr./rolnr.: 9271284 \ EJ VERZ 21-188

Uitspraakdatum: 21 september 2021

Beschikking in de zaak van:

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats]

verzoekende partij

verder te noemen: [verzoekster]

gemachtigde: mr. P. Bellod

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon WerkSaam Westfriesland,

gevestigd te Hoorn

verwerende partij

verder te noemen: WerkSaam

gemachtigde: mr. L.M. Burger

Samenvatting van de zaak en de uitspraak

Deze zaak gaat over een ontslag op staande voet. De werkneemster, een ambtenaar, vindt het ontslag niet terecht en verzoekt om vernietiging daarvan. De kantonrechter wijst dat verzoek af. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, omdat de werkneemster betrokken is geweest bij het opzetten en in stand houden van een hennepkwekerij in haar woning.

1 Het procesverloop

1.1.

[verzoekster] heeft een verzoek gedaan om een ontslag op staande voet te vernietigen. WerkSaam heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend. [verzoekster] heeft nog schriftelijk gereageerd op het tegenverzoek.

1.2.

Op 10 augustus 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. WerkSaam heeft ook pleitaantekeningen overgelegd.

2 De feiten

2.1.

[verzoekster] , geboren [geboortedatum] , is op 1 januari 2005 in dienst getreden bij WerkSaam. De laatste functie van [verzoekster] was Medewerkster personeelszaken.

2.2.

Op 16 april 2021 heeft de politie Noord-Holland in de woning van [verzoekster] een hennepkwekerij (met ongeveer 245 hennepplanten) aangetroffen en ontmanteld.

2.3.

Bij brief van 3 mei 2021 is [verzoekster] op staande voet ontslagen. In die brief is als reden voor het ontslag op staande voet het volgende vermeld:

“1. Uw betrokkenheid bij het (voor langere duur) opzetten en in stand houden van een hennepplantage in uw woning;
2. Het in ieder geval geven van gelegenheid om diefstal van elektra te (laten) plegen;
3. Het brengen van uzelf in een (mogelijk) chantabele positie;
4. Het in strijd met onder andere het integriteitsprotocol niet melden van een nevenactiviteit;
5. Het niet melden dat op 16 april 2021 een inval is gedaan door de politie en dat de aanwezige hennepkwekerij in uw woning is ‘opgerold’, waarbij u vooralsnog als één van de verdachten werd aangemerkt.
De voornoemde gedragingen leveren ieder voor zich, en zeker in samenhang, een dringende reden op zoals bedoeld in artikel 7:677, lid 1 van het Burgerlijk wetboek”.

3 Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1.

[verzoekster] verzoekt de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen en WerkSaam te veroordelen om [verzoekster] weer tewerk te stellen. Verder verzoekt [verzoekster] om WerkSaam te veroordelen tot doorbetaling van loon. Aan dit verzoek legt [verzoekster] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, omdat het niet onverwijld is gegeven en omdat het buitenproportioneel is. [verzoekster] vindt het ontslag met name buitenproportioneel, omdat de reden voor het ontslag te maken heeft met iets wat niet zij, maar haar echtgenoot heeft gedaan. Voor zover het ontslag niet wordt vernietigd, verzoekt [verzoekster] om toekenning van een transitievergoeding van € 14.052,00 bruto. Daarbij heeft [verzoekster] het standpunt ingenomen dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en dat het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

3.2.

WerkSaam verweert zich tegen het verzoek en voert aan dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven, terwijl er ook sprake was van een dringende reden. Volgens WerkSaam is die dringende reden erin gelegen dat [verzoekster] haar medewerking heeft verleend aan het opzetten en in stand houden van een hennepkwekerij in haar huis, waarover zij WerkSaam nooit heeft geïnformeerd, ook niet na de ontmanteling daarvan. WerkSaam rekent het [verzoekster] ook aan dat zij in haar functie regelmatig contact heeft met kwetsbare doelgroepen, waaronder mensen met een taakstaf, zodat zij juist had moeten afzien van het meewerken aan strafbare activiteiten. Zij heeft zich daardoor ook in een chantabele positie gebracht en WerkSaam heeft ieder vertrouwen in [verzoekster] verloren. Bij wijze van (voorwaardelijk) tegenverzoek wordt verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

4 De beoordeling

het verzoek

4.1.

Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd.

4.2.

Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen.

4.3.

De wettelijke regels voor ontslag op staande voet staan in het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Volgens die regels is zo’n ontslag alleen geldig als daarvoor een dringende reden is (artikel 7:677 lid 1 BW). De kantonrechter moet bij de beoordeling van de dringende reden alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen. Ook moet er onverwijld worden opgezegd en moet de dringende reden onverwijld worden meegedeeld aan de werknemer.

4.4.

Het staat vast dat op 16 april 2021 in de woning van [verzoekster] een in werking zijnde professionele hennepkwekerij is aangetroffen met ongeveer 245 hennepplanten, waar in ieder geval al drie eerdere oogsten hadden plaatsgevonden en waarbij ook sprake was van het illegaal afnemen van stroom. Ook staat vast dat [verzoekster] wist van de hennepkwekerij en dat zij aan het opzetten en in stand houden daarvan heeft meegewerkt, althans dat in ieder geval heeft toegestaan en toegelaten.

4.5.

De kantonrechter volgt het standpunt van WerkSaam dat de betrokkenheid van [verzoekster] bij het opzetten en in stand houden van een hennepkwekerij in haar woning een dringende reden voor een ontslag op staande voet oplevert. Het plegen van een dergelijk ernstig strafbaar feit is een zodanige gedraging van [verzoekster] dat van WerkSaam redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:678 lid 1 BW).

4.6.

Dat het opzetten en in stand houden van de hennepkwekerij in de privésfeer heeft plaatsgevonden, doet er gelet op de aard en de ernst van de gedraging niet aan af dat dit een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. Deze gedraging staat ook in verband met de functievervulling van [verzoekster] , omdat zij onder andere tot taak had om op verzoek van de reclassering taakgestraften te plaatsen binnen leerwerkbedrijven en zij werkte met kwetsbare doelgroepen. WerkSaam stelt terecht dat [verzoekster] gelet op haar functie daarom juist had moeten afzien van het meewerken aan strafbare activiteiten.

4.7.

Daarbij komt dat [verzoekster] zich in haar functie ook moet houden aan haar verplichtingen als ambtenaar, waaronder de verplichting zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt en geen nevenwerkzaamheden te verrichten of financiële belangen te hebben waardoor de goede vervulling van de functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd (artikelen 6 en 8 van de Ambtenarenwet 2017). Die verplichtingen heeft [verzoekster] ook geschonden door het opzetten en in stand houden van de hennepkwekerij.

4.8.

Verder weegt mee dat WerkSaam in haar integriteitsbeleid van 2020 er nadrukkelijk op heeft gewezen dat gedragingen in de privétijd plichtsverzuim kunnen opleveren. De kantonrechter vindt het niet aannemelijk dat [verzoekster] niet op de hoogte was van dit beleid, zoals [verzoekster] heeft gesteld, omdat WerkSaam voldoende heeft gemotiveerd dat daaraan nog recent nadrukkelijk aandacht is besteed binnen haar organisatie vanwege de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren. Overigens staat vast dat [verzoekster] van de eerdere integriteitscode van WerkSaam van 2011, met een vergelijkbare inhoud, in ieder geval kennis heeft genomen.

4.9.

Ook de stelling van [verzoekster] dat niet zij, maar haar echtgenoot de hennepkwekerij heeft opgezet en in stand gehouden, doet niet af aan de geldigheid van het ontslag op staande voet. Als moet worden aangenomen dat de echtgenoot [verzoekster] onder druk heeft gezet om met het opzetten van de hennepkwekerij in te stemmen, zoals [verzoekster] stelt, had het op haar weg gelegen om die instemming toch te weigeren, zeker gelet ook op de aard van haar functie. Er is niet gebleken van zodanige psychische druk of andere zwaarwegende omstandigheden dat het voor [verzoekster] onmogelijk was om haar instemming te onthouden. [verzoekster] heeft ook geen medische gegevens overgelegd waaruit dat kan blijken. Met name zijn er geen gegevens waaruit volgt dat [verzoekster] zodanig emotioneel labiel was dat zij niet meer in staat was om adequate keuzes te maken of weerstand te bieden aan de druk van haar echtgenoot. Op de zitting heeft [verzoekster] verklaard dat zij in dit kader aanvankelijk aan haar echtgenoot heeft gevraagd of hij ‘gek geworden was’, waaruit juist blijkt dat zij wel in staat was om weerstand te bieden.

4.10.

WerkSaam heeft ook onverwijld opgezegd en heeft de dringende reden onverwijld meegedeeld aan [verzoekster] . Vast staat dat WerkSaam op vrijdag 30 april 2021 bekend is geworden met het feit dat op 16 april 2012 een hennepkwekerij is aangetroffen in de woning van [verzoekster] . Nadien is nadere informatie verzameld door WerkSaam en hebben gesprekken plaatsgevonden met [verzoekster] op 30 april 2021 en 3 mei 2021, waarna [verzoekster] met de brief van maandag 3 mei 2021 op staande voet is ontslagen, waarbij ook de dringende reden is meegedeeld. Gelet op die gang van zaken heeft WerkSaam voldoende voortvarend gehandeld.

4.11.

De conclusie is dat het verzoek van [verzoekster] om vernietiging van het ontslag op staande voet wordt afgewezen, omdat is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is.

4.12.

Ook het verzoek van [verzoekster] om WerkSaam te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt afgewezen. Hiervoor is geoordeeld dat sprake is van feiten en omstandigheden die een dringende reden opleveren voor ontslag op staande voet. Die feiten en omstandigheden en wat daarover is overwogen, brengen ook mee dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen of nalaten van [verzoekster] dat als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Dat betekent dat de transitievergoeding niet verschuldigd is.

4.13.

Er is geen sprake van een situatie dat het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 7:673 lid 8 BW). Het enkele feit dat [verzoekster] een lang dienstverband heeft, is daarvoor onvoldoende. [verzoekster] heeft ook niet, althans onvoldoende gesteld en gemotiveerd dat het niet toekennen van de transitievergoeding onaanvaardbare (financiële) gevolgen heeft. Daarbij is van belang dat [verzoekster] niets heeft gesteld over haar financiële situatie en ook geen inzicht heeft gegeven in de opbrengst van de hennepkwekerij. Dat het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, kan dan ook niet worden vastgesteld.

4.14.

De proceskosten komen voor rekening van [verzoekster] , omdat zij ongelijk krijgt en omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] . Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van WerkSaam worden vastgesteld op € 747,00.

het tegenverzoek

4.15.

De voorwaarde waaronder het tegenverzoek is gedaan, is niet vervuld, omdat het ontslag op staande voet niet wordt vernietigd. Het tegenverzoek hoeft dus niet te worden beoordeeld en er hoeft niet op te worden beslist.

5 De beslissing

De kantonrechter:

5.1.

wijst het verzoek af;

5.2.

veroordeelt [verzoekster] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van WerkSaam tot en met vandaag vaststelt op € 747,00 aan salaris gemachtigde;

5.3.

verklaart deze beschikking wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter en op 21 september 2021 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.