Vordering uitbetaling vakantiedagen: is vakantie opgenomen tijdens ziekte? Over het einde van het dienstverband waren geen concrete afspraken. Voor de andere periode is 7:638 lid 8 van toepassing.
- het tussenvonnis van 29 juni 2022 - de akte van [eiseres] van 20 oktober 2022
- de mondelinge behandeling van 26 oktober 2022
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1.
[eiseres] is op 25 mei 2020 bij ’t Schaapie in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd op 31 december 2021.
2.2. ’
t Schaapie heeft begin juli 2021 een vakantieaanvraag van [eiseres] voor de periode 27 tot en met 31 december 2021 (gedeeltelijk) geweigerd.
2.3.
[eiseres] heeft zich op 5 juli 2021 ziekgemeld. Voor haar ziekmelding had zij verlof aangevraagd en gekregen voor de periode 11 juli tot en met 1 augustus 2021. Van die periode heeft ’t Schaapie twee weken aangemerkt als ziekte en één week als verlof.
2.4.
Op 25 november 2021 omstreeks 16.00 uur heeft ’t Schaapie [eiseres] in een (beoordelings)gesprek medegedeeld dat haar contract niet werd verlengd. [eiseres] heeft het beoordelingsverslag ondertekend.
2.5.
Op 25 november 2021 om 17.14 uur heeft ’t Schaapie [eiseres] per e-mail geschreven: ‘Heel graag verneem ik van je hoe je tot het einde van je dienstverband zou willen invullen. We waren druk bezig met het opbouwen van jouw werkuren. Wil je dat ik je beter meld? Of wil je ziek uit dienst? Je gaf aan je verlof te willen opnemen en dat je een berekening hebt gemaakt? Ik zou heel graag willen weten hoe je dit zou willen indelen.’ Daarop heeft [eiseres] de volgende dag gereageerd: ‘Op het rooster zag ik dat ik er al helemaal vanaf gehaald ben. Ik denk daarom ook dat het beter is mij weer ziek te melden en dan ook ziek uit dienst te gaan.’ Verder hebben partijen gemaild over het afmelden van de dochter van [eiseres] .
2.6.
Op 29 november 2021 heeft ’t Schaapie aan [eiseres] geschreven: ‘Ook was je heel stellig in het opnemen van verlof vandaar dat ik dit zo heb aangepast. Ik zal je 100% ziekmelden. Je zal dan ook ziek uit dienst gaan.’
2.7.
In het actueel oordeel van de bedrijfsarts van 15 december 2021 staat: ‘De klachten zijn deels werkgerelateerd en hangen daarin samen met de werkdruk. Daarnaast zijn er ook problemen met verlofaanvragen. Werkgever en werkneemster geadviseerd met elkaar in gesprek te gaan over de werkdruk en het verlof. Daarna nam haar belastbaarheid toe en is zij half september gestart met 2 dagdelen in de week werken. Dat heeft zij in de loop van oktober en november uitgebreid. Vanaf 29-11-21 de werkzaamheden gestopt door tijdelijke afname van haar belastbaarheid na negatieve beoordeling en bericht dat haar contract per 31-12-21 niet verlengd wordt. Volledige arbeidsgeschiktheid is rond 1 januari 2022 te verwachten.’
3 Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - dat 't Schaapie wordt veroordeeld tot betaling van vakantiedagen, wettelijke verhoging, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
3.2. '
t Schaapie voert verweer en vindt dat de vordering moet worden afgewezen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of ’t Schaapie nog (bij wijze van eindafrekening) vakantiedagen aan [eiseres] moet uitbetalen. Beoordeeld moet worden (1) of is overeengekomen dat [eiseres] in december 2021 vakantiedagen zou opnemen en (2) of ’t Schaapie de twee weken in juli 2021 die zij heeft aangemerkt als ziektedagen, alsnog als verlofdagen kan aftrekken van het saldo.
4.2.
Tijdens de zitting is aan de orde gekomen dat partijen bij hun berekeningen van het verlofsaldo verschillende uitgangspunten hanteren. [eiseres] heeft zich ter zitting, bij monde van haar gemachtigde, gerefereerd aan de stelling van ’t Schaapie dat begin december 2021 sprake was van 107,75 verlofuren en 14 overuren. Dat saldo wordt dan ook als uitgangspunt genomen.
December 2021
4.3.
Volgens ’t Schaapie is overeengekomen dat [eiseres] haar resterende vakantiedagen in december 2021 zou opnemen. ’t Schaapie beroept zich op het beoordelingsformulier, waarop (handgeschreven) staat: ‘ [eiseres] (kantonrechter: [eiseres] ) geeft aan het niet eens te zijn met deze uitkomst en geeft aan haar verlof op te willen nemen tot het eind van het jaar, [dochter] zal ook niet meer naar de opvang komen’. Op het beoordelingsformulier staat ook de handtekening van [eiseres] . [eiseres] betwist echter dat de handgeschreven tekst al op het formulier stond, toen zij het formulier ondertekende. Of dat zo was, kan naar het oordeel van de kantonrechter in het midden blijven, gelet op het e-mailcontact tussen partijen. Uit het e-mailcontact van 25 tot en met 29 november 2021 volgt namelijk dat er nog geen concrete afspraak was gemaakt over het opnemen van verlofuren – ook voor ’t Schaapie was het blijkbaar nog onduidelijk – én dat [eiseres] (weer) volledig was ziekgemeld. Ook volgt uit het advies van de bedrijfsarts niet dat [eiseres] na 25 althans 29 november 2021 in staat was om (voor ’t Schaapie) te werken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat er (nog) geen afspraak was gemaakt over het opnemen van verlof tijdens de resterende duur van het dienstverband. De ingehouden verlofuren moeten dus in beginsel worden uitbetaald.
Juli 2021
4.4. ’
t Schaapie heeft in de onderhavige procedure nog naar voren gebracht dat zij vindt dat – als zij nog uren aan [eiseres] moet uitbetalen – voor de uren die zij in juli 2021 in eerste instantie als ziekte heeft aangemerkt, toch verlofuren ingehouden moeten worden. Daartoe heeft zij aangevoerd dat [eiseres] op vakantie is geweest en op verzoek van [eiseres] een ziekteverzuimgesprek pas na die vakantie heeft plaatsgevonden.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat [eiseres] zich al vóór de vastgestelde vakantie, namelijk op 5 juli 2021, heeft ziekgemeld. Gelet op artikel 7:638 lid 8 BW kunnen deze dagen alleen als vakantiedagen worden aangemerkt voor zover [eiseres] daarmee instemt. [eiseres] heeft dat voor één week wel gedaan, voor de overige twee weken niet. Gesteld noch gebleken is bovendien dat [eiseres] in die twee weken in staat was om te re-integreren. Ten overvloede wordt overwogen dat het feit dat [eiseres] zich op haar vakantieadres bevond, niet zonder meer betekent dat zij vakantie heeft genoten. De conclusie is dat de twee weken die zijn aangemerkt als ziekte, niet in mindering kunnen strekken op het verlofsaldo.
Welk bedrag moet ’t Schaapie nog betalen?
4.6.
Zoals hiervoor is overwogen staat tussen partijen vast dat [eiseres] begin december 2021 een saldo van 107,75 verlofuren en 14 overuren had, in totaal 121,75 uur. Dat het uurloon inclusief vakantietoeslag € 18,22 bruto is, is door ’t Schaapie niet weersproken. ’t Schaapie wordt dan ook veroordeeld om een bedrag van € 2.218,29 bruto aan [eiseres] te betalen. ’t Schaapie moet ook wettelijke verhoging en wettelijke rente betalen. De kantonrechter ziet aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 10%.
4.7.
[eiseres] vordert verder vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen. De vordering van € 875,00 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 332,74 bij € 2.218,29 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 332,74 toe.
4.8. '
t Schaapie is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
€
131,18
- griffierecht
€
244,00
- overige explootkosten
€
0,00
- kosten getuigen
€
0,00
- kosten deskundigen
€
0,00
- overige kosten
€
0,00
- salaris gemachtigde
€
436,00
(2,00 punten × € 218,00)
Totaal
€
811,18
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt 't Schaapie om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.218,29 bruto aan vakantiedagen, te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag inclusief wettelijke verhoging met ingang van 1 februari 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt ’t Schaapie om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 332,74 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt 't Schaapie in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 811,18,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2022.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: