Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2022:165

Rechtbank Noord-Holland
13-01-2022
21-01-2022
9540848
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Onterecht ontslag op staande voet. Werkgever wordt veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding, naast vergoeding onregelmatige opzegging en transitievergoeding, omdat ontbinding gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen werkgever.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2022-0112
VAAN-AR-Updates.nl 2022-0112

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

locatie Alkmaar

Zaaknr./rolnr.: 9540848 \ AO VERZ 21-87 / NE

Uitspraakdatum: 13 januari 2022

Beschikking in de zaak van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats]

verzoekende partij

verder te noemen: [verzoeker]

gemachtigde: mr. L.N. Hermes

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Marant Management B.V.,

gevestigd te Heerhugowaard

verwerende partij

verder te noemen: Marant

gemachtigde: mr. R.F. Gorter

De zaak in het kort

In deze zaak verzoekt de werknemer onder meer om verschillende vergoedingen, omdat hij volgens hem ten onrechte op staande voet is ontslagen. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet inderdaad onterecht is gegeven. De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding, naast de vergoeding wegens onregelmatige opzegging en transitievergoeding, omdat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De billijke vergoeding wordt wel aanzienlijk lager vastgesteld dan verzocht.

1 Het procesverloop

1.1.

[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om ten laste van Marant onder meer een billijke vergoeding toe te kennen. Marant heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.

1.2.

Op 16 december 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Partijen hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft [verzoeker] bij brieven van 10 en 13 december 2021 nog stukken toegezonden. Marant heeft op 8 december 2021 stukken toegezonden.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , is sinds 9 augustus 2004 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) Marant. De functie van [verzoeker] is kunststofverwerker met een salaris van € 3.010,89 bruto per maand exclusief overige emolumenten.

2.2.

Op 20 september 2021 heeft [verzoeker] rond 11:15 uur contact opgenomen met Marant om zich ziek te melden. Daarvoor heeft Marant herhaaldelijk contact proberen te krijgen met [verzoeker] .

2.3.

[verzoeker] is op 21 september 2021 om 7:30 uur weer gaan werken. Rond 11:00 uur is [verzoeker] door Marant uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dit gesprek is [verzoeker] op staande voet ontslagen. Op deze dag heeft [verzoeker] ook een ontslagbrief ontvangen.

2.4.

Als reden voor het ontslag wordt gegeven dat [verzoeker] stelselmatig te laat komt en sprake was van ongeoorloofd verzuim op 20 september 2021; [verzoeker] heeft meerdere officiële waarschuwingen ontvangen, waarvan de laatste op 4 juni 2018, maar ook daarna is [verzoeker] te laat op zijn werk verschenen.

3 Het verzoek

3.1.

[verzoeker] verzoekt de kantonrechter Marant te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 13.982,56 bruto, een transitievergoeding van
€ 18.606,74 bruto, een billijke vergoeding van € 44.453,00 bruto en achterstallig loon van
€ 6.828.72. Ook verzoekt [verzoeker] dat de kantonrechter voor recht verklaart dat het dienstverband is geëindigd als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van Marant en dat Marant geen rechten kan ontlenen aan het tussen partijen overeengekomen concurrentie- en relatiebeding. Aan de verzoeken legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet.In dat kader heeft [verzoeker] aangevoerd dat het ontslag niet onverwijld is gegeven en dat een dringende reden voor het ontslag ontbreekt.

3.2.

[verzoeker] heeft daartoe aangevoerd – kort weergegeven – dat hij ’s nachts een zware buikgriep had en zich daardoor op 20 september 2021 heeft verslapen. Hij heeft zich direct nadat hij wakker werd, ziek gemeld bij Marant. [verzoeker] erkent dat er voor 2018 gesprekken zijn geweest over te laat op werk verschijnen. Dit waren niet alleen individuele gesprekken, maar ook gesprekken met de hele afdeling. De oorzaak dat [verzoeker] wel eens te laat kwam is slaapapneu. Na de officiële waarschuwing op 4 juni 2018 is er niets meer gebeurd. Hij heeft geen waarschuwingen meer ontvangen en er zijn geen gesprekken geweest. Dit incident, ruim drie jaar later, rechtvaardigt geen ontslag op staande voet. Met een dienstverband van 17 jaar, had Marant moeten volstaan met een minder vergaande maatregel, zoals een waarschuwing. Bovendien wordt [verzoeker] ten onrechte verweten dat sprake is van ongeoorloofd verzuim. [verzoeker] was ziek en heeft dit gemeld.

4 Het verweer en het tegenverzoek

4.1.

Marant verweert zich tegen het verzoek. Daartoe is – samengevat – het volgende aangevoerd.

4.2.

Van een smetteloos dienstverband is geen sprake. Vanaf 2005 kwamen er regelmatig klachten over zijn functioneren, te laat komen en ongeoorloofd verzuim. Dit heeft geresulteerd in meerdere gesprekken en schriftelijke waarschuwingen. De laatste schriftelijke waarschuwing is in juni 2018 gegeven, maar ook in 2019 liep [verzoeker] de kantjes ervan af en is hij regelmatig aangesproken op onder meer te laat komen, steeds rookpauzes inlassen, onduidelijkheid over vrije dagen en video’s op zijn telefoon kijken tijdens werktijd. Op 22 maart 2020 heeft Marant [verzoeker] op het terrein van Marant in zijn auto aangetroffen. [verzoeker] was zwaar onder invloed, maar omdat het zijn vrije dag was heeft hij geen waarschuwing gekregen. Vanaf 1 april 2020 tot 1 maart 2021 was [verzoeker] arbeidsongeschikt. Ook de regels die gelden bij ziekte nam [verzoeker] niet zo nauw. Daarna heeft op 30 augustus 2021 nog een incident plaatsgevonden. Het voorval op 20 september 2021 was vervolgens de druppel die de emmer deed overlopen. De verklaring die [verzoeker] daarvoor in het gesprek op 21 september 2021 heeft gegeven is ongeloofwaardig. Marant heeft [verzoeker] lang de hand boven het hoofd gehouden, maar de uitzonderingsbehandeling van [verzoeker] is niet langer vol te houden tegenover andere collega’s. [verzoeker] weigert te voldoen aan redelijke bevelen en houdt zich niet aan de regels die gelden binnen het bedrijf. Dit heeft er ook toe geleid dat Marant haar planning moest aanpassen. Dat is voor Marant onacceptabel en [verzoeker] moest begrijpen dat hij zich geen misstap meer kon veroorloven.

4.3.

Verder wordt bij wijze van tegenverzoek verzocht om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 13.982,57, omdat [verzoeker] door opzet of schuld een dringende reden voor ontslag op staande voet heeft gegeven.

5 De beoordeling

het verzoek

5.1.

Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet geldig is en of Marant moet worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding.

Rechtsgeldigheid ontslag op staande voet

5.2.

Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen.

5.3.

De wettelijke regels voor ontslag op staande voet staan in het Burgerlijk Wetboek. Volgens die regels is zo’n ontslag alleen geldig als daarvoor een dringende reden bestaat.1 Ook moet er onverwijld worden opgezegd en moet de dringende reden onverwijld worden meegedeeld aan de werknemer.

5.4.

[verzoeker] heeft in de eerste plaats aangevoerd dat het ontslag niet onverwijld is gegeven. Marant heeft dit weersproken. Voor de vraag of het ontslag onverwijld is gegeven, is beslissend het tijdstip waarop de dringende reden voor dat ontslag ter kennis is gekomen van degene die bevoegd was het ontslag te verlenen.2 De van een werkgever te vergen mate van voortvarendheid is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard en omvang van een eventueel noodzakelijk onderzoek en de eventuele noodzaak tot het inwinnen van rechtskundig advies.3

5.5.

Marant heeft verklaard dat zij naar aanleiding van het voorval eerst juridisch advies heeft ingewonnen en dat zij bij het gesprek nog iemand aanwezig wilde hebben, waardoor het gesprek met [verzoeker] niet eerder dan 11:00 uur kon plaatsvinden. Gelet op deze gang van zaken heeft Marant voldoende voortvarend gehandeld bij het geven van het ontslag op staande voet en het meedelen van de dringende reden.

5.6.

Verder heeft [verzoeker] de dringende reden voor het ontslag betwist. In de wet staan voorbeelden van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Een dringende reden kan bijvoorbeeld zijn dat een werknemer grovelijk de plichten veronachtzaamd die de arbeidsovereenkomst hem oplegt. Bij de beoordeling van de vraag of er een dringende reden is voor het ontslag op staande voet, moet de kantonrechter alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen. Belangrijk is de aard en ernst van de dringende reden. Ook kunnen meespelen de duur van de dienstbetrekking en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Verder kan meewegen wat de gevolgen zijn voor de werknemer van een ontslag op staande voet. Maar ook als zo’n ontslag grote gevolgen heeft voor de werknemer, kan dat ontslag toch gerechtvaardigd zijn. Dat kan bijvoorbeeld zo zijn vanwege de aard en de ernst van de dringende reden.4

5.7.

Marant heeft als dringende reden ongeoorloofd verzuim aangevoerd. Uit de feiten blijkt dat sprake is geweest van een te late ziek melding. Marant erkent immers dat [verzoeker] zich ziek heeft gemeld. Weliswaar trekt Marant de ziekmelding in twijfel, maar het is niet aan haar conclusies daaraan te verbinden. Bij twijfel had het op haar weg gelegen een bedrijfsarts in te schakelen, wat zij niet heeft gedaan. Dat [verzoeker] zich volgens het arbeidsreglement van Marant voor 9.00 uur moet ziek melden, maakt niet dat sprake is van ongeoorloofd verzuim als hij dit later doet. Wel betekent dit dat [verzoeker] zijn verplichtingen bij ziekte heeft geschonden. Deze schending kan echter geen dringende reden voor ontslag op staande voet zijn. Het niet nakomen van verplichtingen in het kader van ziekte en re-integratie door de werknemer kan namelijk op zichzelf geen ontslag op staande voet rechtvaardigen.5 Daarbij is van belang dat een werkgever voor dergelijke gevallen op grond van de wet al de mogelijkheid heeft de loonbetaling te staken of op te schorten.6

5.8.

Volgens Marant is verder sprake van de zogenaamde “druppel” vanwege eerdere incidenten. De laatste schriftelijke waarschuwing is echter ruim drie jaar eerder, in juni 2018, gegeven. Voor zover daarna waarschuwingen zijn gegeven, wat wordt betwist, is dat mondeling gebeurd. Weliswaar heeft de leidinggevende notities gemaakt van voorvallen na deze officiële waarschuwing, maar deze voorvallen waren kennelijk geen reden voor Marant om hem daarvoor schriftelijk te waarschuwen. Deze notities zijn daarom onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat met het voorval op 20 september 2021 een grens is bereikt. Dat geldt ook voor de ten behoeve van deze procedure opgestelde verklaring. De daarin beschreven incidenten werden kennelijk door Marant niet dusdanig ernstig beschouwd dat daarvoor een schriftelijke waarschuwing nodig was. Ook het niet nakomen van de verplichtingen van [verzoeker] bij ziekte, in samenhang met eerdere incidenten, levert geen rechtsgeldig ontslag op staande voet op.

5.9.

De conclusie is dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. [verzoeker] heeft zich bij het ontslag neergelegd en maakt aanspraak op een aantal vergoedingen.

Vergoeding wegens onregelmatige opzegging

5.10.

De gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn. De opzegtermijn is vier maanden, zodat deze vergoeding over de periode 21 september 2021 tot en met januari 2022
€ 13.982,56 bruto bedraagt, op welk bedrag [verzoeker] ook aanspraak heeft gemaakt en waartegen door Marant geen verweer is gevoerd. De gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 21 september 2021.

Transitievergoeding

5.11.

Het verzoek om Marant te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt eveneens toegewezen. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Een dringende reden valt niet zonder meer samen met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer. Maar bij gebreke van een dringende reden en gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is er geen grond om te oordelen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] . Dat betekent dat Marant de transitievergoeding verschuldigd is en zal worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding tot een bedrag van € 18.606,74 bruto. Tegen de hoogte van de transitievergoeding heeft Marant immers geen verweer gevoerd. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding zal worden toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 22 oktober 2021.

Billijke vergoeding

5.12.

Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding worden toegewezen. Daarbij wordt opgemerkt dat het geven van een ongeldig ontslag op staande voet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever moet worden aangemerkt.7

5.13.

Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd.8 De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.

5.14.

De kantonrechter gaat bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding in de eerste plaats uit van een te verwachten inkomensschade van [verzoeker] over een periode van zes maanden na het incident op 21 september 2021. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de arbeidsovereenkomst naar verwachting nog ongeveer een half jaar zou hebben voortgeduurd, indien Marant in plaats van een ontslag op staande voet ervoor had gekozen een ontbindingsprocedure te starten. De kantonrechter is van oordeel dat het ontbindingsverzoek, gelet op wat Marant naar voren heeft gebracht, hoogstwaarschijnlijk zou zijn toegewezen. Marant heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat [verzoeker] , ondanks de officiële schriftelijke waarschuwingen, zich niet hield aan de regels bij of tijdens ziekte, dat hij nog steeds te laat kwam waardoor Marant planningen moest aanpassen en wat leidde tot toenemende spanningen in de arbeidsrelatie en ontevredenheid over [verzoeker] . Rekening houdend met de duur dat de arbeidsovereenkomst nog zou hebben voortgeduurd en dat aan [verzoeker] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van vier maanden zal worden toegekend, is de inkomensschade van [verzoeker] twee maanden.

5.15.

Het voorgaande brengt mee dat de billijke vergoeding zal worden vastgesteld op
€ 6.500,00 bruto. Voor een verdere verhoging van de billijke vergoeding ziet de kantonrechter geen aanleiding. Dat [verzoeker] pensioenschade heeft over de periode dat de arbeidsovereenkomst nog had geduurd, heeft hij onvoldoende onderbouwd. Voor een vermindering van de billijke vergoeding met de transitievergoeding ziet de kantonrechter ook geen aanleiding, vanwege de aard en ernst van het verwijtbaar handelen of nalaten van Marant en vanwege het feit dat kan worden aangenomen dat [verzoeker] de transitievergoeding nodig heeft en zal moeten gebruiken voor het vinden en verkrijgen van een andere baan. Marant wordt dus veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding van € 6.500,00 bruto, vermeerderd met de verzochte wettelijke rente met ingang van de datum van deze beschikking.

Achterstallig loon

5.16.

Volgens [verzoeker] heeft hij gedurende zijn ziekte van 1 april 2020 tot en met 28 februari 2021 ten onrechte niet zijn volledige loon ontvangen. In deze procedure verzoekt hij daarom om betaling van achterstallig loon. In de eerste plaats legt [verzoeker] aan dit verzoek ten grondslag dat sprake is van willekeur en dat hij erop mocht vertrouwen dat hij recht heeft op 100 % loonbetaling bij ziekte. Andere werknemers kregen wel 100 % loondoorbetaling bij ziekte en de eerste twee maanden ontving ook [verzoeker] zijn volledige loon. Hoewel de bepaling in de arbeidsovereenkomst Marant een zekere mate van vrijheid geeft vanaf twee maanden ziekte per geval het volledige loon door te betalen, is van willekeur niet gebleken. Marant heeft tijdens de zitting verklaard dat alle werknemers na twee maanden 70 % van het loon ontvangen. [verzoeker] heeft daar tegenin gebracht dat hem een werknemer bekend is die 100 % van het loon heeft ontvangen, maar hij heeft dit niet met stukken onderbouwd. Verder sluit de volledige loondoorbetaling tijdens de eerste twee maanden van zijn arbeidsongeschiktheid juist aan bij de bepaling in de arbeidsovereenkomst en kan dit dan ook geen gerechtvaardigd vertrouwen opleveren. De primaire grondslag van dit verzoek slaagt dan ook niet.

5.17.

In de tweede plaats heeft [verzoeker] als grondslag aangevoerd dat hij valt onder de algemeen verbindend verklaarde CAO klein metaal op grond waarvan hij tijdens de eerste zes maanden ziekte recht heeft op 100 % van het loon en de volgende 18 maanden 90 %. Marant heeft gemotiveerd weersproken dat deze CAO op de functie van [verzoeker] van toepassing is. Volgens Marant zijn de werkzaamheden binnen het bedrijf zeer divers en daarom niet in te delen in een specifieke bedrijfstak, zoals blijkt uit een onderzoek van de Rabobank in 2017. De uitkomst van dit onderzoek heeft ertoe geleid dat Marant niet verplicht is aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds. [verzoeker] heeft erkend dat zijn werk zeer divers is. Zijn functie bestaat uit verschillende werkzaamheden, zowel op locatie als bij Marant. Dit maakt dat niet zonder meer kan worden gezegd dat zijn functie (grotendeels) het be- en/of verwerken van metaal inhoudt. [verzoeker] heeft, gelet op de betwisting, onvoldoende onderbouwd dat hij onder de werkingssfeer van de CAO klein metaal valt. Ook op deze grondslag slaagt het verzoek tot betaling van achterstallig loon daarom niet. Dit betekent dat ook de verzochte wettelijke verhoging voor afwijzing gereed ligt.

Concurrentie- en relatiebeding

5.18.

De door [verzoeker] verzochte verklaring voor recht dat Marant geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van Marant zal ook worden toegewezen. Op grond van de wet kan de werkgever aan een beding tussen de werkgever en de werknemer waarbij deze laatste wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn geen rechten ontlenen, indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.9 Zoals hiervoor al is geoordeeld, is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig en brengt dit mee dat Marant ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Daaruit volgt ook dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst, door het ongeldige ontslag op staande voet, het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Marant.

Proceskosten

5.19.

De proceskosten komen voor rekening van Marant, omdat sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van Marant. De wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar vanaf veertien dagen na betekening van de beschikking.

het tegenverzoek

5.20.

Het verzoek van Marant om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding zal worden afgewezen, omdat hiervoor is geoordeeld dat [verzoeker] Marant geen dringende reden heeft gegeven de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen.

5.21.

De proceskosten komen voor rekening van Marant, omdat zij ongelijk krijgt. Vanwege de nauwe samenhang met het verzoek en omdat niet is gebleken van proceskosten die zijn gemaakt voor dit tegenverzoek, worden de proceskosten vastgesteld op nihil.

6 De beslissing

De kantonrechter:

het verzoek

6.1.

veroordeelt Marant om aan [verzoeker] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 13.982,56 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 september 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;

6.2.

veroordeelt Marant om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 18.606,74 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 oktober 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;

6.3.

veroordeelt Marant om aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van € 6.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 13 januari 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;

6.4.

verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] is geëindigd als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Marant en dat Marant geen rechten kan ontlenen aan het tussen partijen overeengekomen concurrentie- en relatiebeding;

6.5.

veroordeelt Marant tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 1.254,00, te weten:

griffierecht € 507,00

salaris gemachtigde € 747,00 ,
te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf veertien dagen na betekening van de beschikking;

6.6.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

het tegenverzoek

6.7.

wijst het verzoek af;

6.8.

veroordeelt Marant tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op nihil.

Deze beschikking is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç, kantonrechter en op 13 januari 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

1 Artikel 7:677 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

2 ECLI:NL:HR:2001:AB1347 (McDonalds).

3 ECLI:NL:HR: 1980:AC4006 (Gelderse Tramvervoer Maatschappij).

4 ECLI:NL:HR:2000:AA4436 (Hema)

5 ECLI:NL:HR:2004:AO9549 (Vixia/Gerrits).

6 Artikel 7:629 lid 3 en lid 6 BW

7 Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113.

8 ECLI:NL:HR:2017:1187 (New Hairstyle).

9 Artikel 7:653 lid 4 BW

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.