RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/304632-21 (P)
Uitspraakdatum: 28 maart 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 januari 2022 en 14 maart 2022 in de zaak tegen:
[naam verdachte]
,
geboren op [naam verdachte] 1985 te Salvador,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
thans gedetineerd in P.I. Alphen, locatie Eikenlaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.J.K. van der Meer, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1 Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 november 2021 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen/in de arm(en) en/of de buik en/of de borst en/of het/de be(e)n(en), althans het lichaam, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of met zijn, verdachtes, hand(en) (krachtig) de keel en/of hals van die [naam slachtoffer] vast heeft gegrepen en/of gepakt en/of dicht heeft geknepen/gedrukt/geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 november 2021 te Haarlem aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere steek- en/of snijverwondingen in de borst en/of de buik en/of het/de be(e)n(en) en/of de(het) arm(en) en/of zenuwletsel, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen/in de arm(en) en/of de buik en/of de borst en/of het/de be(e)n(en), althans het lichaam, van die [naam slachtoffer] te steken en/of snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 november 2021 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen/in de arm(en) en/of de buik en/of de borst en/of het/de be(e)n(en), althans het lichaam, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of met zijn, verdachtes, hand(en) (krachtig) de keel en/of hals van die [naam slachtoffer] vast heeft gegrepen en/of gepakt en/of dicht heeft
geknepen/gedrukt/geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
7 Vrijheidsbeperkende maatregel
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat een maatregel ex artikel 38v Sr aan de verdachte dient te worden opgelegd, inhoudende dat de verdachte voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangeefster [naam slachtoffer] .
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens de aangeefster, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, Sr, dat de opgelegde maatregel, dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank zal geen locatieverbod ten aanzien van de (nieuwe) woning van de aangeefster aan de verdachte opleggen, nu de verdachte niet op de hoogte is van het adres en dit hem bij een locatieverbod bekend zal worden. Daarnaast acht de rechtbank het contactverbod afdoende ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten.
8 Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [naam slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 13.567,26 ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 3.567,26) en immateriële schade (€ 10.000,-) die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit a) schoonmaakkosten van de auto waarin de benadeelde partij naar het ziekenhuis is gebracht, b) onbruikbare en ongewenste kledingstukken en sieraden, c) reis- en parkeerkosten, d) gederfd huurgenot en e) eigen risico ziektekosten.
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar.
De raadsvrouw stelt dat van de materiële schade post a) moet worden afgewezen als onvoldoende onderbouwd. Post d) moet worden afgewezen, omdat dit geen rechtstreekse schade is. De immateriële schade dient volgens de raadsvrouw in redelijkheid op € 3.000,- te worden geschat gelet op door haar aangehaalde jurisprudentie.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van
€ 1.242,53 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit, voldoende onderbouwd en als niet of onvoldoende gemotiveerd betwist toewijsbaar zijn, te weten post a), post b), post c), post e) integraal. Post d) acht de rechtbank niet toewijsbaar, zijnde dit niet voldoende rechtstreekse schade. De vordering zal voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 7.500,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Over een bedrag van € 8.000,53 is de wettelijke rente toewijsbaar vanaf 9 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Over het bedrag ter hoogte van € 742,-, is de wettelijke rente toewijsbaar vanaf 7 maart 2022, de datum van het indienen van de vordering tot schadevergoeding, tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op € 29,17.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenfverklaarde handelen [kort gezegd: poging tot doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
10 Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 [vijf] jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Contactverbod ex artikel 38v Sr
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt zeven dagen, voor een maximale duur van zes maanden, voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Beslissingen ten aanzien van de benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [naam slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 8.742,53 [achtduizend zevenhonderdtweeënveertig euro en drieënvijftig cent], bestaande uit € 1.242,53 [éénduizend tweehonderdtweeënveertig euro en drieënvijftig cent] als vergoeding voor de materiële en € 7.500,- [zevenduizend vijfhonderd euro] als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over € 8.000,53 vanaf 9 november 2021 en over € 742,- vanaf 7 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [naam slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op € 29,17 [negenentwintig euro en zeventien cent], en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [naam slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 8.742,53 [achtduizend zevenhonderdtweeënveertig euro en drieënvijftig cent], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 78 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag van € 8.000,53 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2021 en het te betalen bedrag van
€ 742,- wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.E. van der Veen, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. H.D. Overbeek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier M.S. Jansen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 maart 2022.
mr. P.E. van der Veen en mr. M.E. Francke zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.