RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9554798 \ CV EXPL 21-5811 (PA/IL)
Uitspraakdatum: 6 april 2022
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. L.N. Hermes
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Opmeer Kozijnen B.V.
gevestigd te Opmeer
gedaagde
verder te noemen: Opmeer Kozijnen
gemachtigde: mr. R. Daatzelaar
1 Het procesverloop
1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 18 november 2021 een vordering tegen Opmeer Kozijnen ingesteld. Opmeer Kozijnen heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 14 maart 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. [eiser] is verschenen met zijn gemachtigde. Opmeer Kozijnen is verschenen bij [xxx] (eigenaar) en [yyy] (operationeel directeur), bijgestaan door de gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] en Opmeer Kozijnen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben [eiser] en Opmeer Kozijnen bij brieven van 11 maart 2022 nog stukken toegezonden.
2 De feiten
2.1.
[eiser] is op 1 juli 1987 bij de rechtsvoorganger van Opmeer Kozijnen in dienst getreden. De arbeidsovereenkomst is op 1 maart 2018 overgegaan op Opmeer Kozijnen.
2.2.
Op 28 april 2020 hebben partijen een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten met ingang van 1 maart 2018. In artikel 4 van de arbeidsovereenkomst staat onder meer dat voor het verrichten van overwerk geen vergoeding wordt betaald. Bij de arbeidsovereenkomst is een bonusregeling per 1 oktober 2019 gevoegd.
2.3.
De CAO voor de Timmerindustrie (hierna: de cao) is op de arbeidsovereenkomst van toepassing. De cao kent een orgaan, de Vakraad, om geschillen tussen werkgever en werknemer over de toepassing en/of interpretatie van bepalingen van de cao te beslechten.
2.4.
Eind september 2020 heeft Mooi zijn arbeidsovereenkomst per 31 oktober 2020 opgezegd.
2.5.
Op 1 oktober 2020 hebben partijen met elkaar gesproken en een overeenkomst gesloten.
2.6.
Op 25 november 2020 heeft [eiser] bij de Vakraad een verzoek ingediend over de weigering van het uitbetalen van overwerk door Opmeer Kozijnen. Op 11 februari 2021 heeft de Vakraad een niet-bindend advies uitgebracht. De uitspraak van de Vakraad houdt, samengevat, in dat de bepaling dat er geen vergoeding voor overwerk wordt betaald op grond van de cao niet is toegestaan en dat de door Opmeer Kozijnen gehanteerde uitruil van arbeidsvoorwaarden (bonusregeling in plaats van overwerk) niet mogelijk is.
2.7.
Bij brief van 10 maart 2022 heeft [eiser] de overeenkomst van 1 oktober 2020 vernietigd wegens dwaling dan wel misbruik van omstandigheden.
3 Het geschil
3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter Opmeer Kozijnen veroordeelt tot betaling van gewerkte overuren vermeerderd met de overwerk- en vakantietoeslag (€ 48.618,93 bruto), niet genoten vakantie-uren (€ 3.288,27 bruto), de wettelijke verhoging en rente daarover en de buitengerechtelijke incassokosten (€ 1.860,18).
3.2.
Hij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij op grond van de cao recht heeft op vergoeding van overwerk. Opmeer Kozijnen heeft de overuren ten onrechte niet vergoed. Het gaat om gemiddeld 33,14 uren per maand in de periode van 1 juli 2016 tot 1 maart 2018 en om 1.070,20 uren in de periode van 1 maart 2018 1 november 2020 (€ 33.637,53 bruto), vermeerderd met de overwerktoeslag van 50% (€ 16.817,77 bruto) en de vakantietoeslag van 8,25% (€ 4.162,63 bruto). Daarnaast heeft [eiser] aanspraak op betaling van 156,5 niet genoten vakantie-uren met 8,25% vakantietoeslag. Op dit bedrag strekt € 6.000,00 bruto in mindering, omdat Opmeer Kozijnen dat heeft betaald. Primair geldt dat de aanspraken van [eiser] op overuren en vakantie-uren niet onder de reikwijdte van de overeenkomst van 1 oktober 2020 vallen. Subsidiair geldt dat [eiser] heeft gedwaald bij de ondertekening van de overeenkomst en meer subsidiair dat sprake is van misbruik van omstandigheden.
3.3.
Opmeer Kozijnen betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat partijen op 1 oktober 2020 een vaststellingsovereenkomst met finale kwijting hebben gesloten. De finale kwijting heeft betrekking op alle verplichtingen, zowel die van voor als na/tijdens de bonusregeling. Met de betaling van het afgesproken bedrag van € 6.000,00 bruto zijn alle overuren en vakantie-uren afgewikkeld. [eiser] wist waarmee hij akkoord ging. De vorderingen van [eiser] die ouder zijn dan 5 jaar, zijn verjaard.
4 De beoordeling
4.1.
Deze zaak gaat in de kern om de reikwijdte van de door partijen op 1 oktober 2020 gesloten overeenkomst. De kantonrechter moet beoordelen of [eiser] zijn aanspraak op vergoeding van (alle) overwerkuren en vakantie-uren daarin heeft prijsgegeven.
4.2.
Opmeer Kozijnen voert aan dat de overeenkomst van 1 oktober 2020 ziet op alle rechten en verplichtingen, dat wil zeggen alle overuren en vakantie-uren. Volgens Opmeer Kozijnen heeft [eiser] zijn recht op uitbetaling van die uren daarmee prijsgegeven. Dit verweer komt neer op een beroep op finale kwijting en moet worden aangemerkt als een bevrijdend verweer. De stelplicht en bewijslast ter zake rusten daarom op Opmeer Kozijnen. Hiermee strookt dat, als al twijfel mocht bestaan over de juiste uitleg van de finale kwijting, die twijfel niet in het nadeel van [eiser] strekt.1
4.3.
In de overeenkomst van 1 oktober 2020 staat het volgende:
“Overuren
[eiser] versus Opmeerkozijnen
Bij deze worden alle verplichtingen over en weer vergoed voor een bonus/vertrekregeling groot € 6.000 bruto.
Geheel verwerkt in salarisrun van oktober 2020.
Getekend voor akkoord.
[eiser] ”
4.4.
Uit deze tekst blijkt dat partijen ten aanzien van ‘de overuren’ zijn overeengekomen dat Opmeer Kozijnen voor ‘alle verplichtingen over en weer’ een ‘bonus/vertrekregeling’ van € 6.000,00 vergoedt. Voor de beantwoording van de vraag wat partijen zijn overeengekomen, is echter niet alleen de tekst van de overeenkomst van belang, maar ook de betekenis die partijen in dat kader over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en wat zij in dat kader redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In dat verband acht de kantonrechter volgende omstandigheden van belang.
4.5.
[eiser] en ( [xxx] van) Opmeer Kozijnen hebben een paar keer met elkaar gesproken naar aanleiding van de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [eiser] . [eiser] heeft de arbeidsovereenkomst naar zijn zeggen opgezegd (onder andere) omdat Opmeer Kozijnen zijn overuren niet uitbetaalde. Partijen zijn het erover eens dat dat het gevolg is van de nieuwe arbeidsovereenkomst, waardoor [eiser] met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2018 geen aanspraak meer had op een overwerkvergoeding maar op een bonus. Inmiddels is gebleken dat deze regeling op grond van de cao niet is toegestaan. Dat volgt uit het inhoudelijk niet weersproken advies van de Vakraad.
4.6.
Op 1 oktober 2020 hebben [xxx] en [eiser] met elkaar gesproken. [eiser] werd daarbij vergezeld van de heer [zzz] . Partijen twisten over de vraag of hij als vertrouwenspersoon van [eiser] of van Opmeer Kozijnen is aan te merken, maar dat acht de kantonrechter niet relevant. Wat belangrijk is, is dat [eiser] tijdens het gesprek niet werd bijgestaan door een juridisch adviseur. Er was kennelijk ook niemand van personeelszaken aanwezig. Opmeer Kozijnen heeft tijdens het gesprek aan [eiser] gevraagd of hij zijn ontslagname wilde heroverwegen. [eiser] heeft daarop gereageerd dat hij dit alleen wilde als de overuren zouden worden uitbetaald. Vervolgens is tijdens het gesprek de overeenkomst opgesteld door Opmeer Kozijnen en getekend door [eiser] . Het is een korte, handgeschreven notitie op een zo’n klein papiertje dat het aanvankelijk in het personeelsdossier over het hoofd gezien is. In de tekst van de notitie is met uitzondering van de kop ‘overuren’ geen nadere omschrijving van ‘alle verplichtingen over een weer’ gegeven en zijn er geen bepaalde vorderingen (bijvoorbeeld de vakantie-uren of de periode waarop de overeenkomst ziet) genoemd of uitgesloten. Ook is er geen onderscheid gemaakt tussen de periode of uren van voor en na de bonusregeling en is niet aangegeven of er rekening is gehouden met toeslagen. Er staat wel dat het een ‘bonus/vertrekregeling’ betreft.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat het in deze omstandigheden op de weg van Opmeer Kozijnen, als goed werkgever, had gelegen om de gemaakte afspraken nader, voldoende duidelijk te specificeren. Dat heeft zij niet gedaan. Uit de summiere tekst van de overeenkomst volgt niet dat partijen de kwestie van de overuren van na/tijdens de bonusregeling en de vakantie-uren als geschilpunt hebben onderkend en dat [eiser] (ook) zijn aanspraken op vergoeding van die uren heeft prijsgegeven. Het is vaste rechtspraak dat een werkgever verifieert of een werknemer daadwerkelijk de wil heeft een bepaalde overeenkomst aan te gaan waarbij hij rechten prijsgeeft of anderszins ogenschijnlijk voor hem nadelig handelt. Doet de werkgever dat niet, dan kan hij zich later er niet terecht op beroepen dat hij vertrouwd heeft op de betreffende uiting van de werknemer. Dat is hier – uitgaande van de tekst van de overeenkomst – ook het geval.
4.8.
Opmeer Kozijnen stelt echter dat op 1 oktober 2020 met [eiser] is besproken dat de overeenkomst op alle overuren en vakantie-uren ziet en dat het bedrag van € 6.000,00 voor alle uren is. Volgens Opmeer Kozijnen wist [eiser] dat er een discussie was met twee andere medewerkers en dat Opmeer Kozijnen meent dat de overuren tijdens de bonusregeling niet vergoed hoeven te worden en is dat ook met hem besproken. Volgens Opmeer Kozijnen wist [eiser] ook dat de andere medewerkers naar de Vakraad zouden gaan omdat ze het daarmee niet eens waren, heeft [eiser] niet voor die weg gekozen en wilde hij alles op voorhand met Opmeer Kozijnen afwikkelen, omdat hij wilde kijken of hij eventueel in dienst kon blijven. Daarbij bepaalde [eiser] de voorwaarden, aldus Opmeer Kozijnen.
4.9.
[eiser] betwist dat. [eiser] stelt dat alleen is gesproken over de overuren van voor de bonusregeling, dat wil zeggen de in de periode van 1 maart 2018 tot en met september 2018 gewerkte overuren. De rest van de overuren kwam volgens Opmeer Kozijnen sowieso niet voor uitbetaling in aanmerking, omdat daarna de bonusregeling inging. [eiser] is pas na het sluiten van de overeenkomst op de hoogte geraakt van zijn aanspraken. Hij heeft nooit geweten, ook op 1 oktober 2020 niet, dat de afspraak dat geen recht op vergoeding van overuren bestaat als er een bonusregeling is, nietig is. Hij is daar pas eind oktober over geïnformeerd door een andere medewerker ( [rrr] ). Opmeer Kozijnen heeft gezegd dat [eiser] voor de uren van voor de bonusregeling € 6.000,00 zou krijgen. Het aantal overuren is niet besproken, dat is later uitgerekend. Er is ook niet gesproken over vakantie-uren. [eiser] kwam er later ook achter dat er met 100% was gerekend, en niet 150% inclusief toeslag.
4.10.
Omdat [eiser] de stellingen van Opmeer Kozijnen heeft betwist, zal Opmeer Kozijnen het bewijs ter zake van haar stellingen nog moeten leveren. Zij draagt, zoals hiervoor al is overwogen, de bewijslast. De kantonrechter zal Opmeer Kozijnen overeenkomstig haar concrete bewijsaanbod in de gelegenheid stellen haar stellingen te bewijzen.
4.11.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.
5 De beslissing
5.1.
laat Opmeer Kozijnen toe te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de aanspraak van [eiser] op betaling van de overuren tijdens de bonusregeling en de vakantie-uren bij het sluiten van de overeenkomst van 1 oktober 2020 als geschilpunt is onderkend;
5.2.
bepaalt dat bewijslevering door middel van het overleggen van stukken plaatsvindt vóór of uiterlijk op de rolzitting van 4 mei 2022 te 09:30 uur;
5.3.
wanneer Opmeer Kozijnen voor bewijslevering getuigen wil laten horen, moeten uiterlijk op deze rolzitting ook het aantal en de personalia van de getuigen worden opgegeven evenals de verhinderdata van beide partijen, de gemachtigden en - voor zover mogelijk - van de getuigen in de periode mei tot en met september 2022. Daarna zal een tijdstip voor het verhoor worden bepaald;
5.4.
uitstel wordt in beginsel niet verleend. Bij het ontbreken van tijdig bericht van Opmeer Kozijnen wordt er van uitgegaan dat zij geen gebruik wenst te maken van de gelegenheid tot bewijslevering;
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter