Loonvordering in kort geding toegewezen. Maximale wettelijke verhoging ex art 7:625 BW omdat werkgever stelselmatig niet aan loondoorbetalingsplicht bij ziekte heeft voldaan.
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak (vonnis) van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. A.S. Arts
tegen
[werkgever]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: [werkgever]
procederend in persoon
1 De gronden van de beslissing
1.1.
De kantonrechter zal de vordering van [eiser] toewijzen, op de volgende gronden.
Spoedeisend belang
1.2.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier gaat om een loonvordering die naar zijn aard spoedeisend is. Bovendien is het spoedeisend belang door [eiser] voldoende onderbouwd met stukken waaruit van diverse betalingsachterstanden blijkt.
Loonvorderingen (I t/m IV petitum)
1.3.
[eiser] heeft zijn loonvordering in de pleitnota gewijzigd, in die zin dat de netto (deel-)betalingen van [werkgever] , zoals vermeld in productie 1 van [werkgever] , in mindering worden gebracht op de (netto) loonvordering onder I van het petitum.
1.4.
[werkgever] heeft de juistheid van de (gewijzigde) loonvorderingen erkend. De kantonrechter zal de vordering onder I. van het petitum daarom toewijzen tot een bedrag van € 463,83 netto (vordering van € 10.302,89 netto minus deelbetalingen van € 9.839,06 netto). De vorderingen onder II. en III. van het petitum worden toegewezen zoals gevorderd.
1.5.
De vordering om [werkgever] te veroordelen tot nakoming van de loondoorbetalingsverplichting (IV. van het petitum) wordt toegewezen vanaf 1 juni 2022 (in plaats van mei 2022), omdat het salaris over de maand mei 2022 al is inbegrepen in de (toegewezen) vordering onder III van het petitum. De toezegging van [werkgever] ter zitting dat hij zal gaan betalen, staat hieraan niet in de weg. Aangezien [werkgever] eerder ook al toezeggingen heeft gedaan die niet zijn nagekomen, heeft [eiser] er belang bij om ook deze vordering toegewezen te krijgen.
Wettelijke verhoging
1.6.
De wettelijke verhoging over de toe te wijzen bedragen aan achterstallig loon wordt toegewezen zoals gevorderd (50%). De kantonrechter ziet geen aanleiding tot matiging, nu door [werkgever] stelselmatig niet (volledig) is voldaan aan de loondoorbetalingsverplichting. [eiser] is hierdoor in betalingsproblemen gekomen, waardoor hij zich met allerlei extra kosten geconfronteerd ziet.
Wettelijke rente
1.7.
De wettelijke rente over de toe te wijzen bedragen aan achterstallig loon wordt eveneens toegewezen (zoals gevorderd), omdat vaststaat dat [werkgever] door te late betaling van het loon in verzuim is.
Buitengerechtelijke incassokosten
1.8.
De buitengerechtelijke incassokosten worden conform de Staffel Buitengerechtelijke incassokosten toegewezen tot een bedrag van € 1.107,85 inclusief btw. Hierbij is rekening gehouden met de (deel-)betalingen die door [werkgever] zijn gedaan vóórdat door de gemachtigde van [eiser] incassowerkzaamheden werden verricht.
Proceskosten
1.9.
De proceskosten komen voor rekening van [werkgever] , omdat zij ongelijk krijgt. Voor een integrale proceskostenveroordeling bestaat naar het oordeel van de kantonrechter geen grond. De omstandigheid dat bijna een jaar lang geen loon is betaald rechtvaardigt dit niet. Dit nadeel wordt al gecompenseerd door de wettelijke verhoging. Van een zodanige proceshouding van [werkgever] die een integrale proceskosten (wegens misbruik van procesrecht) rechtvaardigt is geen sprake. De gevorderde proceskosten zijn bovendien niet onderbouwd. De kantonrechter ziet wel aanleiding het salaris gemachtigde te begroten op basis van het hoogste liquidatietarief voor kanton in kort geding, te weten € 996,00.
2 De beslissing
De kantonrechter:
2.1.
veroordeelt [werkgever] tot betaling aan [eiser] van € 463,83 netto aan achterstallig loon over de periode van mei 2021 tot en met december 2021;
2.2.
veroordeelt [werkgever] tot betaling aan [eiser] van € 353,52 bruto aan achterstallig loon over de periode van juli 2021 tot en met december 2021;
2.3.
veroordeelt [werkgever] tot betaling aan [eiser] van € 10.351,53 bruto aan achterstallig loon over de periode van januari 2022 tot en met mei 2022;
2.4.
veroordeelt [werkgever] tot betaling aan [eiser] van de wettelijke verhoging van 50% over de onder 2.1, 2.2 en 2.3 van dit vonnis genoemde bedragen;
2.5.
veroordeelt [werkgever] tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over de onder 2.1, 2.2 en 2.3 van dit vonnis genoemde bedragen, vanaf de vervaldata van de maandelijkse loonbetalingen tot de dag van algehele betaling;
2.6.
veroordeelt [werkgever] tot nakoming van de loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte en/of arbeidsongeschiktheid van [eiser] ter hoogte van 100% van het loon, vanaf juni 2022;
2.7.
veroordeelt [werkgever] tot betaling aan [eiser] van € 1.107,85 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten;
2.8.
veroordeelt [werkgever] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 103,33
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 996,00;
2.9.
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;
2.10.
wijst de vordering voor het overige af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: