Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2023:10758

Rechtbank Noord-Holland
27-10-2023
27-10-2023
C/15/343386 / KG ZA 23-457
Civiel recht
Kort geding

Kort geding. Vorderingen VNV tegen Transavia op grond van het “Protocol Inhuur Instructeurs” en de cao afgewezen. Spoedeisend belang onvoldoende gebleken. Bovendien onvoldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat VNV een beroep kan doen op het protocol in het kader van de omscholing van het volledige vliegersbestand van Transavia in verband met de aanstaande vlootvernieuwing.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2023-1319
VAAN-AR-Updates.nl 2023-1319

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie

Zittingsplaats Haarlem

zaaknummer / rolnummer: C/15/343386 / KG ZA 23-457

Vonnis in kort geding van 27 oktober 2023

in de zaak van

de vereniging

VERENIGING NEDERLANDSE VERKEERSVLIEGERS (VNV),

gevestigd te Badhoevedorp,

eiseres,

advocaat mr. A. Stege te Amsterdam,

tegen

1. commanditaire vennootschap

TRANSAVIA AIRLINES CV,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

TRANSAVIA AIRLINES BV,

Beiden gevestigd te Schiphol,

gedaagden,

advocaat mr. J.M. van Slooten te Amsterdam.

Partijen zullen hierna VNV en Transavia genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding met producties 1 tot en met 12;

  • -

    de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 6

  • -

    de mondelinge behandeling van 3 oktober 2023, waarbij door beide partijen pleitaantekeningen zijn overgelegd.

1.2.

Ter zitting hebben partijen gevraagd om aanhouding van de zaak van twee weken voor minnelijk overleg. Op 13 oktober 2023 heeft mr. Stege vonnis gevraagd.

1.3.

Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2 De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

Partijen

2.1.

Transavia Airlines CV is een luchtvaartmaatschappij, waarvoor als beherend vennoot optreedt Transavia Airlines BV (hierna: gezamenlijk aangeduid als Transavia).

Bij Transavia werken circa 700 vliegers.

2.2.

VNV is een vakvereniging die de arbeidsvoorwaardelijke belangen van verkeersvliegers in dienst van onder meer Transavia behartigt.

TQ-opleiding, lijntraining en OCC-opleiding

2.3.

Iedere vlieger in dienst van Transavia heeft een algemeen vliegbrevet. Om vluchten met een specifiek type vliegtuig uit te mogen voeren, dient de vlieger daarnaast over een typekwalificatie (“TQ”) te beschikken. Daarvoor moet een specifieke TQ-opleiding worden doorlopen.

2.4.

Na het met succes afronden van de TQ-opleiding krijgt de vlieger “lijntraining”, wat betekent dat de vlieger gedurende een periode van acht tot tien dagen tijdens reguliere passagiersvluchten met het betrokken type vliegtuig wordt begeleid door een lijninstructeur.

2.5.

Daarnaast dient een nieuwe vlieger bij indiensttreding een Operator Conversion Course (“OCC”) volgen. Dit is een training waarmee de vlieger de specifieke regels leert die bij de betrokken luchtvaarmaatschappij (hier dus Transavia) gelden.

Protocol en cao

2.6.

Op 25 februari 2014 is tussen VNV en Transavia het “Protocol Inhuur Instructeurs” (hierna: het protocol) gesloten, waarin onder meer het volgende is vermeld:

OVERWEGENDE DAT:

Partijen behoefte hebben aan een afspraak over de inhuur van externe instructeurs en extra inzet van Transavia instructeurs.

KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:

1) Transavia maakt voor de TQ opleiding en operator conversion course van vliegers in principe gebruik van interne instructeurs. Indien het inhuren van externe instructeurs onvermijdelijk is in verband met het ontbreken van voldoende interne instructiecapaciteit, zal deze inhuur niet langer duren dan strikt noodzakelijk en zal hierover vooraf overleg met VNV plaatsvinden.

2) Transavia zal een uitvraag doen onder Transavia instructeurs om extra instructie werkzaamheden uit te voeren op (in willekeurige volgorde): a) vakantiedagen, b) roostervrije dagen, c) dagen waarop een PD of CD staat ingeroosterd; d) afbouwdagen; e) deeltijddagen. Voor dagen waarop instructeurs extra instructie werkzaamheden uitvoeren zullen zij worden gecompenseerd met 1 CD en zullen zij -in geval van 100% tewerkstelling- 1/17e van het bruto maandsalaris ontvangen. Voor een deeltijder geldt dit naar rato. Op de op basis van deze afspraak verkregen CD's zijn de bepalingen van CAO bijlage 7, H 1 en 2 niet van toepassing.

3) Transavia zal tot 1 januari 2015 aanvullend gebruik kunnen maken van externe instructeurs.”

2.7.

In de Collectieve Arbeidsovereenkomst Transavia Vliegers 1 april 2020 – 28 februari 2022 (hierna: de cao) is in artikel 3.1 lid 1 onder a het volgende bepaald:

“Artikel 3.1 - Overleg

1.a) Werkgever en de werknemersorganisatie verbinden zich met elkaar in overleg te treden over hun gemeenschappelijke belangen en die der onderscheiden partijen wanneer één der partijen dit gewenst acht en in ieder geval zo spoedig mogelijk nadat één der partijen bekend is geworden met ontwikkelingen en/of te nemen dan wel genomen maatregelen, welke van invloed kunnen zijn op hun gemeenschappelijke belangen en die der onderscheiden partijen. Ten aanzien van die zaken die tot dusver in overleg zijn geregeld, maar niet in de CAO zijn vastgelegd, zullen geen regelingen worden getroffen dan nadat hierover met de werknemersorganisatie overeenstemming is bereikt.”

Vlootvernieuwing en omscholing vliegersbestand

2.8.

De huidige vloot van Transavia bestaat uitsluitend uit vliegtuigen van het type Boeing 737. De vliegers van Transavia beschikken daarom uitsluitend over de TQ voor dit type vliegtuig.

2.9.

Aanvankelijk was Transavia van plan haar vliegtuigen te vervangen door vliegtuigen van het type Boeing 737 MAX. Transavia heeft daar echter van af gezien. Op 16 december 2021 heeft Transavia aangekondigd dat zij haar vloot vanaf 2023 in fasen gaat vervangen door vliegtuigen van het type Airbus 320 en Airbus 321 (hierna: de vliegtuigen van Airbus). Vermeld is dat de totale vlootvervanging ongeveer 8 jaar zal duren.

2.10.

Voordat de vliegers lijnvluchten mogen uitvoeren op de vliegtuigen van Airbus, moeten zij worden omgeschoold. Transavia beschikt op dit moment binnen haar ATO (“Approved Training Organisation”) omgeving niet over de bevoegdheid de TQ-opleiding voor de vliegtuigen van Airbus (hierna: de Airbus TQ-opleiding) zelf uit te voeren.

2.11.

Begin 2023 heeft Transavia twintig ervaren vliegers (het core team) laten starten met een Airbus TQ-opleiding bij Airbus of CAE. Om ervaring op te doen, zijn deze vliegers vier tot zes maanden gedetacheerd (geweest) bij een andere vliegvaartmaatschappij.

2.12.

Van dit core team hebben twee vliegers een extra instructieopleiding gevolgd bij Airbus. Deze twee vliegers kunnen vervolgens, na goedkeuring van het trainingsprogramma door de ILT, aan het core team de OCC-opleiding en de lijntraining geven voor de vliegtuigen van Airbus.

2.13.

Transavia is van plan om vanaf oktober 2023 te starten met de omscholing van de overige vliegers van Transavia. De Airbus TQ-opleiding zal daartoe extern worden belegd bij CAE.

2.14.

De OCC-opleiding en lijntraining voor de vliegtuigen van Airbus zullen worden uitgevoerd door het core team, dus de eigen vliegers/instructeurs van Transavia.

2.15.

De introductie van de Airbus vindt geleidelijk plaats. De bedoeling is dat de omscholing van de vliegers van Transavia daarmee gelijk oploopt en dan ook in batches zal geschieden. In het jaar 2024 zullen 80 vliegers worden opgeleid. De overige circa 640 vliegers van Transavia, alsmede nieuw personeel, worden voorlopig nog ingezet op de vliegtuigen van het type Boeing 737.

Overleg met VNV

2.16.

In de zomer van 2022 hebben VNV en Transavia afspraken gemaakt over de opleiding van het core team voor de vliegtuigen van Airbus, in afwijking van de senioriteitslijst.

2.17.

In een gesprek op 14 juni 2023 heeft VNV zich op het standpunt gesteld dat het protocol (ook) van toepassing is op de omscholing van de overige vliegers van Transavia voor zover die nodig is in verband met de vlootvernieuwing.

2.18.

In latere gesprekken heeft VNV onderkend dat de capaciteit ontbreekt om die opleiding op dit moment intern gestalte te geven. Zij heeft haar standpunt wat (betreft de korte termijn) in die zin aangepast dat een financiële compensatie door Transavia moet worden voldaan vanwege het negatieve effect op de werkgelegenheid en de loopbaanontwikkeling van het extern beleggen van de Airbus TQopleiding.

2.19.

VNV heeft een arbitrageprocedure aangekondigd tegen Transavia over (onder meer) de inhuur van externe instructeurs voor de omscholing van de vliegers.

3 Het geschil

3.1.

VNV vordert samengevat – dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, op de minuut en op alle dagen en uren:

primair

- Transavia verbiedt om voor TQ-opleidingen, met uitzondering van de TQ-opleidingen voor de A32X die in oktober 2023 starten, andere instructeurs in te zetten dan vliegers die bij haar in dienst zijn en die de instructiewerkzaamheden uitvoeren in het kader van hun arbeidsovereenkomst met Transavia, op straffe van verbeurte van een dwangsom, zo lang er tussen Transavia en de VNV geen nieuwe, door de VNV geratificeerde, afspraken zijn gemaakt;

subsidiair

- Transavia gebiedt om voor de individuele TQ-opleidingen instructeurs in te zetten die als vlieger bij haar in dienst zijn en die de instructiewerkzaamheden uitvoeren in het kader van hun arbeidsovereenkomst met Transavia, en Transavia gebiedt om de noodzaak van de inzet van andere instructeurs schriftelijk te onderbouwen en daarvoor vooraf schriftelijke toestemming van de VNV te vragen, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom, zo lang er tussen Transavia en de VNV geen nieuwe, door de VNV geratificeerde, afspraken zijn gemaakt;

een en ander met veroordeling van Transavia in de proceskosten, inclusief de nakosten.

3.2.

VNV legt aan haar vorderingen, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag:

  1. Op grond van artikel 3 van het protocol mag Transavia vanaf 1 januari 2015 in het geheel geen externe instructeurs meer inhuren.

  2. Op grond van artikel 3.1 lid 1 onder a (laatste zin) van de cao kan Transavia pas externe instructeurs inschakelen, als eerst overeenstemming is bereikt met VNV.

  3. Op grond van artikel 1 van het protocol, in samenhang met artikel 3.1 lid 1 onder a (laatste zin) van de cao kan Transavia pas externe instructeurs inschakelen, als eerst overeenstemming is bereikt met VNV.

3.3.

Transavia betwist de vorderingen van VNV. Zij voert daartoe het volgende aan:

  • -

    Het protocol is niet van toepassing, omdat (1.) de aanleiding voor het sluiten van het protocol in 2014 was het vinden van een oplossing voor het toen bestaande tekort aan interne instructeurs, (2.) het protocol betrekking heeft op de opleiding van nieuw personeel en niet de omscholing van het volledige vliegerbestand van Transavia, en (3.) het protocol geen betrekking heeft op het extern beleggen van de opleiding buiten de ATO-omgeving van Transavia.

  • -

    Het protocol is niet geschonden, omdat het intern verzorgen van de Airbus TQ-opleiding niet mogelijk is en Transavia daarover overleg heeft gevoerd met VNV.

  • -

    Op grond van artikel 1 van het protocol en artikel 3.1 lid 1 onder a van de cao bestaat voor Transavia uitsluitend een overlegverplichting en geen verplichting tot het maken van (financiële) afspraken.

  • -

    Ook VNV is er lang van uit gegaan dat het protocol niet van toepassing was.

  • -

    De belangenafweging moet in het voordeel van Transavia uitvallen en VNV heeft bovendien geen spoedeisend belang.

3.4.

Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.

Ter onderbouwing van het spoedeisend belang heeft VNV aangevoerd dat Transavia heeft medegedeeld vanaf oktober 2023 externe instructeurs voor de Airbus TQopleidingen te willen inzetten. Omdat er gaan overeenstemming is bereikt over de voorwaarden rondom de mogelijke inzet van externe instructeurs, dreigt volgens VNV een schending van meerdere afspraken tussen VNV en Transavia (de voorzieningenrechter begrijpt: het protocol en de cao), zodat VNV er belang bij heeft dat de voorgenomen handelswijze van Transavia wordt verboden, aldus het betoog van VNV.

4.2.

Transavia heeft het spoedeisend belang betwist. Zij heeft aangevoerd dat het – in ieder geval op dit moment en ook op korte termijn – onmogelijk is om de Airbus TQopleiding intern te verzorgen. Daarvoor is (in ieder geval) nodig dat er een trainingsprogramma wordt opgesteld door vliegers van Transavia die al beschikken over de afgeronde Airbus TQopleiding, en dat het trainingsprogramma vervolgens wordt goedgekeurd door de ILT. VNV heeft niet weersproken dat dit in ieder geval meerdere maanden in beslag zal nemen (terwijl het eerste vliegtuig van Airbus al komende maand geleverd wordt aan Transavia). Dit is nog afgezien van de door Transavia aangevoerde capaciteitsproblemen die zullen optreden als de Airbus TQ-opleiding op korte termijn intern verzorgd zou moeten worden.

4.3.

De voorzieningenrechter stelt vast dat VNV zelf heeft benadrukt dat zij geen bezwaar heeft tegen de inhuur van externe instructeurs, maar tegen de inhuur van die externe instructeurs zonder dat hierover afspraken zijn gemaakt met VNV. De door VNV beoogde afspraken hebben volgens VNV betrekking op een financiële compensatie die Transavia zou moeten voldoen aan de vliegers van Transavia (de leden van VNV), bestaande uit een loonsverhoging.

4.4.

Transavia heeft er terecht op gewezen dat er bij deze stand van zaken niets er aan in de weg staat dat die financiële afspraken met VNV alsnog worden gemaakt, indien in de reeds aangekondigde arbitrageprocedure wordt geoordeeld dat VNV daartoe verplicht is. Transavia heeft toegelicht dat de doorlooptijd van de aangekondigde arbitrage naar verwachting circa zes maanden zal zijn. Het enkele feit dat op dat moment al zal zijn gestart met het extern beleggen van de Airbus TQopleiding, doet aan de mogelijkheid van het maken van financiële afspraken (indien de uitkomst van de arbitrageprocedure daartoe aanleiding geeft) geen afbreuk. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het verweer van Transavia dat het spoedeisend belang ontbreekt, steekhoudend is. Van VNV kan worden gevergd dat zij de uitkomst van de bodemprocedure afwacht.

4.5.

Daarbij komt nog dat Transavia gemotiveerd heeft betwist dat het extern beleggen van de Airbus TQ-opleiding een negatief effect heeft op de werkgelegenheid en de loopbaanontwikkeling. Sterker nog, Transavia heeft inzichtelijk gemaakt dat de vraag naar interne instructeurs de komende jaren juist hóger zal uitvallen dan de afgelopen jaren, omdat de komende jaren zowel de opleidingen voor de Boeing 737 (voor nieuw personeel en de reguliere onderhoudstrainingen), als de OCC-opleidingen en lijntrainingen voor de vliegtuigen van Airbus, intern moeten worden verzorgd.

Van een terugval in de werkgelegenheid is dus geen sprake. Ook in deze zin is het spoedeisend belang van VNV dus onvoldoende gebleken.

4.6.

VNV heeft zich er op beroepen dat het aan Transavia zelf te wijten is dat er niet al veel eerder interne opleidingscapaciteit voor de Airbus TQ-opleiding is gecreëerd bij Transavia (zoals dat volgens VNV wel is gebeurd bij KLM, die de Airbus TQ-opleiding wel intern zal verzorgen). Of dit verwijt terecht is kan in het kader van dit kort geding echter in het midden blijven. VNV vertaalt dit verwijt immers in een financiële compensatie die zij namens haar leden als voorwaarde stelt voor haar instemming met de plannen van Transavia. De eventuele afspraken daarover kunnen, zoals reeds overwogen, ook na de uitspraak in de arbitrageprocedure worden gemaakt, voor zover de uitkomst van de arbitrage daartoe aanleiding geeft. In de context van die procedure kan de betekenis van het zoëven genoemde verwijt voor de aanspraken op compensatie aan de orde komen.

Inhoudelijke beoordeling – toepasselijkheid protocol

4.7.

Zelfs als zou het spoedeisend belang wel worden aangenomen is de voorzieningenrechter van oordeel dat de gevraagde voorzieningen moeten worden afgewezen. De voorzieningenrechter acht het namelijk onvoldoende waarschijnlijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat VNV zich op het protocol kan beroepen. Daartoe is het volgende redengevend.

4.8.

Transavia heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de aanleiding voor het overeenkomen van het protocol in 2014 was dat er destijds een tekort was aan interne instructeurs om binnen Transavia de Boeing TQ-opleiding en OCC-opleidingen te verzorgen. Die opleidingen werden uitsluitend gegeven aan nieuwe vliegers bij Transavia (naast de reguliere onderhoudstrainingen). In het protocol zijn maatregelen afgesproken om het tekort aan instructeurs te verminderen en is afgesproken dat die opleidingen intern worden verzorgd.

4.9.

VNV heeft aangevoerd dat in 2010 al duidelijk was dat er vlootvernieuwing moest plaatsvinden. Volgens VNV had Transavia toen al rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de keuze op de vliegtuigen van Airbus (in plaats van Boeing) zou kunnen vallen en er dus (ingrijpende) omscholing zou moeten plaatsvinden.

4.10.

De voorzieningenrechter overweegt dat zelfs indien partijen zich al bij het aangaan van het protocol in 2014 van die mogelijkheid bewust waren, er geen aanknopingspunten zijn die er op wijzen dat partijen die specifieke (en op dat moment onzekere) situatie ook hebben willen regelen met het protocol uit 2014. Ten tijde van het sluiten van het protocol was immers al sprake van een tekort aan interne instructeurs om in de gebruikelijke opleidingen (het opleiden van nieuwe vliegers) te voorzien, terwijl in een omscholingsituatie, waarbij (bovenop de gebruikelijke opleidingen) het volledige vliegerbestand van 700 vliegers opnieuw moet worden opgeleid, de vraag naar instructeurs nog (veel) hoger zal zijn. Als het protocol inderdaad tevens betrekking zou hebben op de omscholing van het volledige vliegersbestand in verband met de vlootvernieuwing, had het daarom voor de hand gelegen dat hierover specifiek zou zijn gesproken Daarvan is niet gebleken.

4.11.

De voorzieningenrechter acht het daarom onvoldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat in het protocol afspraken zijn gemaakt die betrekking hebben op de omscholing van het volledige vliegersbestand van Transavia in verband met de vlootvernieuwing.

4.12.

Dit betekent dat noch het beroep op artikelen 1 en 3 van het protocol, noch het beroep op artikel 3.1 lid 1 onder a (laatste zin) van de cao, kan slagen.

4.13.

Daarom is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Transavia niet verplicht is eerst overeenstemming met VNV te bereiken, voordat zij haar plannen voor het extern beleggen van Airbus TQ-opleiding kan uitvoeren.

Opgemerkt wordt daarbij zelfs indien de instemming van VNV wel noodzakelijk zou zijn, dit nog niet betekent dat VNV die instemming op onredelijke gronden zou mogen weigeren. Of daarvan sprake is kan gezien het voorgaande echter in het midden blijven.

4.14.

Dit oordeel neemt niet weg dat op Transavia (op grond van artikel 3.1 lid 1 onder a, eerste zin, van de cao) de (doorlopende) verplichting rust om overleg te voeren met VNV over de omscholing van het vliegersbestand. Gelet op de omstandigheid dat Transavia er (ook) in dit geding blijk van heeft gegeven tot zodanig overleg bereid te zijn, heeft VNV ook in zoverre onvoldoende belang bij een voorziening.

De gevorderde voorzieningen zullen daarom worden afgewezen.

Slotsom en proceskosten

4.15.

VNV wordt in het ongelijk gesteld. Daarom zal zij worden veroordeeld in de proceskosten van Transavia, die tot op heden worden begroot op € 1.755‬,-, waarvan € 676,- aan griffierecht en € 1.079,- aan salaris advocaat. De wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

Een kostenveroordeling levert ook voor de nakosten een executoriale titel op (vgl. HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853). De voorzieningenrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

wijst de vorderingen af;

5.2.

veroordeelt VNV in de proceskosten, aan de zijde van Transavia tot op heden begroot op € 1.755,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;

5.3.

verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 27 oktober 2023.1

1 type: 1538

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.