RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10662304 / AO VERZ 23-53 (SJ)
Uitspraakdatum: 25 oktober 2023
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker]
,
wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. L. Oass
[toevoeging]
[verweerder]
gevestigd te [gemeente]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
procederend in persoon
Deze zaak gaat over de vraag of de werkgever de arbeidsovereenkomst met de werknemer rechtsgeldig heeft opgezegd. De kantonrechter oordeelt dat de opzegging in strijd met de wettelijke regels en dus niet rechtsgeldig is. Omdat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, is de werkgever een billijke vergoeding verschuldigd. Ook moet de werkgever een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding betalen.
2 Feiten
2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] , is op 6 september 2022 in dienst getreden bij [verweerder] op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 6 maart 2024. De laatste functie die [verzoeker] vervulde, is die van assistent kok voor 36 uur per week. In de arbeidsovereenkomst van 24 augustus 2022 is een salaris van € 2.050,00 bruto per maand exclusief 8% vakantiegeld overeengekomen. De horeca-cao 2022-2023 is op de arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard inclusief eventuele toekomstige wijzigingen.
2.2.
Op 1 juli 2023 heeft [verzoeker] van [verweerder] een e-mail met een bijlage ontvangen. De bijlage betreft een brief van 15 juni 2023 waarin [verweerder] de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juni 2023 beëindigt in verband met tegenvallende inkomsten en alsmaar oplopende exploitatiekosten.
2.3.
In de brief van 31 juli 2023 heeft de gemachtigde van [verzoeker] aan [verweerder] verzocht om over te gaan tot betaling van het volledige salaris inclusief emolumenten en te bevestigen dat het dienstverband voortduurt.
2.4.
Op deze brief heeft [verweerder] niet gereageerd.
5 De beoordeling
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [verweerder] moet worden veroordeeld om aan [verzoeker] een billijke vergoeding moet worden toegekend.
5.2.
Vast staat dat [verweerder] op 1 juli 2023 een e-mail heeft verzonden naar [verzoeker] met daarin de brief van 15 juni 2023 als bijlage. In deze brief staat dat de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2023 wordt opgezegd. De kantonrechter overweegt dat een arbeidsovereenkomst niet met terugwerkende kracht kan worden opgezegd, omdat werkgevers anders de vervaltermijn zouden kunnen omzeilen. De arbeidsovereenkomst is dus niet opgezegd per 1 juni 2023.
5.3.
[verweerder] stelt nog dat hij de arbeidsovereenkomst al in een whatsappbericht van 15 juni 2023 heeft opgezegd. Volgens [verzoeker] stond in dit whatsappbericht alleen dat [verweerder] nog niet wist of hij zou gaan stoppen met zijn bedrijf. Deze stelling heeft [verweerder] vervolgens niet betwist. De kantonrechter concludeert dat niet is gebleken van een eerdere opzegging van de arbeidsovereenkomst dan per 1 juli 2023. Dit betekent dat de vervaltermijn op 1 juli 2023 is gaan lopen en dat het verzoek tijdig ingediend. Het verzoek is immers ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is opgezegd.
De opzegging is niet rechtsgeldig
5.4.
Vast staat dat [verweerder] geen toestemming heeft gevraagd aan het UWV om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Verder heeft [verweerder] de opzegging gedaan zonder schriftelijke instemming van [verzoeker] . Van de uitzonderingen zoals omschreven in artikel 7:671 lid 1 onder a tot en met h BW is geen sprake. De opzegging van de arbeidsovereenkomst is dus in strijd met de wet gedaan. Dit betekent dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is. De door [verzoeker] gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
5.5.
Omdat de opzegging niet rechtsgeldig is en [verzoeker] berust in de opzegging, moet het verzoek van [verzoeker] om een billijke vergoeding worden toegewezen. Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd.1 De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van de ontbinding kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
5.6.
Bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding wordt een te verwachten inkomensschade van [verzoeker] tot uitgangspunt genomen. De arbeidsovereenkomst zou op 6 maart 2024 van rechtswege zijn geëindigd. Het is niet waarschijnlijk dat de arbeidsovereenkomst daarna zou zijn voortgezet. Verder weegt mee dat [verzoeker] een relatief jonge werknemer is en dat hij ondanks het feit dat hij de Nederlandse taal niet (goed) machtig is in de huidige arbeidsmarkt redelijkerwijs in staat moet worden geacht om binnen zes maanden andere werkzaamheden te vinden en andere inkomsten te verkrijgen. De stelling van [verweerder] dat [verzoeker] nu al inkomsten uit andere baantjes heeft, is niet onderbouwd. Dit had van [verweerder] , gelet op de gemotiveerde betwisting van deze stelling door [verzoeker] , wel mogen worden verwacht. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [verzoeker] geen andere inkomsten heeft. Zoals hierna wordt overwogen zal aan [verzoeker] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding worden toegewezen. Er is in dit geval geen aanleiding om deze vergoedingen op de billijke vergoeding in mindering te brengen, vanwege de aard en de ernst van het verwijtbaar handelen van [verweerder] . Een billijke vergoeding van zes maandsalarissen doet recht aan de situatie en hiermee wordt [verzoeker] voldoende gecompenseerd.
5.7.
Partijen verschillen echter over de hoogte van het overeengekomen salaris, zodat de kantonrechter eerst hierop moet beslissen voordat het bedrag aan billijke vergoeding kan worden vastgesteld. [verweerder] stelt dat de arbeidsovereenkomst is gewijzigd en dat partijen een lager uurloon zijn overeengekomen, te weten: € 12,50 bruto per uur. [verzoeker] voert aan dat hij daarvoor niet heeft getekend. Volgens hem moet worden uitgegaan van het bedrag dat in de arbeidsovereenkomst van 24 augustus 2022 staat, te weten: een maandsalaris van € 2.050,00 bruto (zijnde € 14,24 bruto per uur bij een 36-urige werkweek).
5.8.
De kantonrechter oordeelt dat de door [verweerder] gestelde wijziging in het uurloon een wijziging in de arbeidsovereenkomst ten nadele van [verzoeker] is. Hiervoor is een daartoe strekkende nadere overeenkomst tussen werkgever en werknemer vereist. Een werkgever mag er slechts op vertrouwen dat een individuele werknemer heeft ingestemd met een wijziging van de arbeidsvoorwaarden die een verslechtering daarvan inhoudt, als aan de werknemer duidelijkheid over de inhoud van die wijziging is gegeven en op grond van verklaringen of gedragingen van de werknemer mag worden aangenomen dat deze welbewust met die wijziging heeft ingestemd. Bij de beantwoording van de vraag of de werknemer met de wijziging heeft ingestemd, mogen alle omstandigheden van het geval in de beoordeling worden betrokken, waarbij niet steeds is vereist dat een instemming van de werknemer ondubbelzinnig is.2
5.9.
[verweerder] heeft geen gewijzigde arbeidsovereenkomst overgelegd. Dat had, gelet op de gemotiveerde betwisting van [verzoeker] , wel van hem mogen worden verwacht. De stelling van [verweerder] dat de gewijzigde arbeidsovereenkomst bij de accountant ligt en dat hij geen financiële middelen heeft om hiervan een afschrift te verkrijgen, is niet toereikend. Die omstandigheid komt namelijk voor zijn risico. De kantonrechter is dus niet gebleken van een nadere overeenkomst. Verder is niet gesteld of gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan [verweerder] erop had mogen vertrouwen dat [verzoeker] welbewust met de gestelde wijziging heeft ingestemd. Dat in de loonstrook van december 2022 staat dat het loon € 12,50 per uur is, doet hieraan niet af. Uit deze loonstrook kan de welbewuste instemming van [verzoeker] niet worden afgeleid, omdat de loonstrook is opgesteld door of namens [verweerder] . De kantonrechter gaat daarom uit van het in de arbeidsovereenkomst van 24 augustus 2022 overeengekomen salaris van € 2.050,00 bruto per maand.
5.10.
Dit betekent dat de billijke vergoeding wordt vastgesteld op € 13.284,00 bruto (6 x € 2.050,00 + 8% vakantietoeslag). De gevorderde rente over de billijke vergoeding zal worden toegewezen vanaf 1 juli 2023.
De vergoeding wegens onregelmatige opzegging
5.11.
De gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn van een maand3, te weten: € 2.214,00 bruto. Dit bedrag is inclusief vakantietoeslag. De gevorderde rente over deze vergoeding wordt toegewezen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 1 juli 2023.
De transitievergoeding
5.12.
[verweerder] is ook een transitievergoeding verschuldigd, omdat de arbeidsovereenkomst door hem is opgezegd. Voor de berekening van de transitievergoeding is [verzoeker] uitgegaan van een maandsalaris van € 2.214,00 bruto inclusief vakantietoeslag. [verweerder] heeft niet weersproken dat dit leidt tot een transitievergoeding van € 669,59 bruto. Dit bedrag wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2023 (een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd4).
Het achterstallig salaris
5.13.
[verzoeker] maakt verder aanspraak op € 427,42 netto (het resterende salaris voor de maand mei 2023) en € 2.050,00 bruto (het gehele salaris voor de maand juni 2023). [verweerder] heeft deze vordering niet gemotiveerd betwist. Hij voert alleen aan dat hij het salaris altijd in delen uitbetaalde. Maar daarmee is niet gezegd dat hij het volledige salaris voor de mei en juni 2023 heeft betaald.
5.14.
[verzoeker] heeft ter onderbouwing van de hoogte van het resterende salaris voor de maand mei 2023 bankafschriften overgelegd. Door [verweerder] zijn geen gegevens, zoals loonstroken en/of bankafschriften, overgelegd waaruit een ander bedrag blijkt, terwijl het wel aan [verweerder] als werkgever is om een goede administratie bij te houden. De door [verzoeker] gevorderde bedragen zullen daarom worden toegewezen als onvoldoende betwist. De wettelijke rente wordt ook toegewezen vanaf de dag van opeisbaarheid (de eerste dag van de desbetreffende maand).
5.15.
Daarnaast vordert [verzoeker] betaling van het vakantiegeld. Op de zitting heeft [verzoeker] de periode waarop dit deel van zijn vordering ziet, gewijzigd naar de periode van januari 2023 tot en met mei 2023. [verweerder] stelt dat hij het vakantiegeld wel heeft betaald. Dit is echter niet na te gaan omdat, zoals hiervoor al is overwogen, de loonstroken ontbreken en [verweerder] ook op andere wijze niet heeft onderbouwd dat hij het vakantiegeld heeft betaald. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen. Net zoals de gevorderde wettelijke rente over het vakantiegeld, vanaf de dag van opeisbaarheid (de eerste dag van de desbetreffende maand).
5.16.
De verzochte wettelijke verhoging over het achterstallige salaris en het vakantiegeld is toewijsbaar. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 10%.
De loonstroken en de eindafrekening
5.17.
Tegen het verzoek van [verzoeker] tot het verstrekken van de juiste loonstroken over de periode januari 2023 tot en met juli 2023 en een correcte eindafrekening is geen afzonderlijk verweer gevoerd. De omstandigheid dat [verweerder] geen geld heeft om de stukken bij de accountant op te vragen, komt zoals gezegd voor zijn risico. Dit verzoek zal dus worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze beschikking. De kantonrechter ziet aanleiding tot matiging van de dwangsom naar € 100,00 per dag met een maximum van € 5.000,00, als volgt.
De buitengerechtelijke kosten
5.18.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten kunnen worden toegewezen, omdat voldoende is gebleken van buitengerechtelijke werkzaamheden die een vergoeding daarvoor rechtvaardigen. Het gevorderde bedrag van € 1.099,58 is in overeenstemming met het gebruikelijke tarief.
5.19.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] omdat hij ongelijk krijgt.
De financiële omstandigheden van [verweerder]
5.20.
[verweerder] voert nog aan dat hij geen financiële middelen heeft om [verzoeker] te betalen. Dit is evenwel door [verzoeker] betwist en door [verweerder] niet nader onderbouwd, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat. Daarbij komt dat deze omstandigheid naar verkeersopvattingen voor rekening en risico van [verweerder] als werkgever komt.
6 De beslissing
6.1.
verklaart voor recht dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd;
6.2.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van een billijke vergoeding van
€ 13.284,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2023 tot de dag van algehele betaling;
6.3.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.214,00 bruto inclusief vakantietoeslag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2023 tot de dag van algehele betaling;
6.4.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van een transitievergoeding van € 669,59 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2023 tot de dag van algehele betaling;
6.5.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van € 427,42 netto aan achterstallig salaris over de maand mei 2023, te vermeerderen met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW tot een maximum van 10% en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van algehele betaling;
6.6.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van € 2.050,00 bruto aan achterstallig salaris over de maand juni 2023, te vermeerderen met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW tot een maximum van 10% en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van algehele betaling;
6.7.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van het vakantiegeld over de periode van januari 2023 tot en met mei 2023, te vermeerderen met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW tot een maximum van 10% en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van algehele betaling;
6.8.
veroordeelt [verweerder] tot afgifte aan [verzoeker] van de juiste loonstroken over januari 2023 tot en met juli 2023 en een correcte eindafrekening, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag voor iedere dag dat hij nalaat te voldoen aan deze veroordeling, met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze beschikking, met een maximum van € 5.000,00;
6.9.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 879,00, te weten:
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 793,00 ;
6.10.
wijst het meer of anders verzochte af;
6.11.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.H. Lips, kantonrechter en op 25 oktober 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter