Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2023:1142

Rechtbank Noord-Holland
13-02-2023
24-02-2023
10193007 AO 22-126
Arbeidsrecht
Bodemzaak

Afwijzing verzoek ontbinding arbeidsovk. O.a. geen sprake van een verstoorde arbeidsverhouding. Voor zover deze er al zou zijn, is die te wijten aan de opstelling van wg na de re-integratie van wn. Eenzijdige wijziging arbeidsvoorwaarden niet geoorloofd.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2023-0264
Sdu Nieuws Arbeidsrecht 2023/95
VAAN-AR-Updates.nl 2023-0264

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

locatie Haarlem

Zaaknr./reknr.: 10193007 AO 22-126

Uitspraakdatum: 13 februari 2022

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

Wesco IJmuiden B.V.

statutair gevestigd te Velsen, kantoorhoudende te IJmuiden

verzoekende partij

verder te noemen: Wesco

gemachtigde: mr. C.N. Schmidt

tegen

[gedaagde]

wonende te [plaats]

verwerende partij

verder te noemen: [gedaagde]

gemachtigde: mr. C.A. Van der Vlist

1 Het procesverloop

1.1.

Wesco heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [gedaagde] heeft een verweerschrift met tegenverzoeken ingediend.

1.2.

Op 16 januari 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Wesco heeft ook pleitaantekeningen overgelegd. Partijen hebben voorafgaand aan de zitting nog nadere stukken toegezonden.

2 De feiten

2.1.

Wesco, (nu) onderdeel van Breman Machinery B.V. te Genemuiden, vervaardigt hoogwaardige metalen constructiewerken en onderdelen voor de maritieme sector en baggerindustrie.

2.2.

[gedaagde], geboren op [geboortedatum], is sinds 28 mei 2007 in dienst bij Wesco. De functie van [gedaagde] is in de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangeduid als die van Constructie-bankwerker /Montage Medewerker (Buiten- en binnendienst). Per 1 september 2022 verdient [gedaagde] een salaris van € 4.889,- bruto per maand plus 8% vakantietoeslag. Er is een opzegtermijn van drie maanden.

2.3.

Uit een verslag van een functioneringsgesprek op 13 juni 2007 blijkt dat [gedaagde] zijn taken op dat moment naar tevredenheid uitvoert en dat [gedaagde] meewerkend voorman van de ‘bouwers’ zal worden.

2.4.

In een handgeschreven Formulier Functioneringsgesprek met datum ‘2009’, maar gedagtekend 26 juli 2012, is – samengevat – te lezen dat [gedaagde] teleurgesteld is over de hele werkwijze bij Wesco. Opgemerkt wordt dat [gedaagde] als voorman een voorbeeldfunctie heeft, dat hij over voldoende vakinhoudelijke kennis beschikt en in staat is zijn eigen werk en dat van anderen goed te organiseren. Ten aanzien van de samenwerking met collega’s en leidinggevenden staat er dat deze met de collega’s ‘redelijk goed is’ en dat er ‘verbetering vatbaar is’ wat betreft de samenwerking met leidinggevenden, wat verder niet nader is toegelicht in het formulier. Verder wordt opgemerkt dat medewerkers worden geacht de werkplaats op te ruimen.

2.5.

In de brief van 19 juli 2013 aan [gedaagde] namens [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] van Wesco is het volgende te lezen:

“Naar aanleiding van het functioneren van u als voorman en uw houding jegens de directie, direct leidinggevende en medewerkers toe, heeft met u een gesprek plaatsgevonden waarvan u hieronder een samenvatting aantreft.

U bent aangesproken op uw gedrag, houding en motivatie als voorman die niet aansluit bij de normen die bij Wesco van toepassing zijn. Een voorman dient respect voor de directie en de direct leidinggevende te hebben, daarin loyaal te zijn, het beleid uit te dragen, collega’s die u moet aansturen te motiveren, de team spirit en productiviteit hoog te houden door u niet negatief uit te laten. In het verleden bent u hier ook al meerdere malen op aan gesproken, doch uw functioneren is daardoor niet verbeterd c.q. veranderd.

(..) De manier hoe u reageert als u wordt aangesproken op uw gedrag c.q. werkzaamheden of daarin wordt gecorrigeerd gebeurt op een spottende manier, totaal niet serieus nemend. (..) Een ander voorbeeld is dat u lak heeft aan het gebruik van veiligheidsbrillen. Als u hierop door uw meerdere wordt aangesproken haalt u demonstratief uw bril tevoorschijn op een zodanige manier dat uw collega’s de indruk krijgen dat u uw meerdere minacht. Door zo te handelen zorgt u ervoor dat uw collega’s ook geen respect meer voor de directie en uw direct leidinggevende hebben en ondermijnt zodoende het gezag. Bovendien dient u conform de geldende beleids richtlijnen te allen tijde de veiligheid in acht te nemen door veiligheidsbrillen te dragen. Als voorman heeft u daarin een voorbeeldfunctie te vervullen jegens uw collega’s.

Besproken is verder dat u de toolboxmeetingen totaal niet serieus neemt. U kijkt de andere kant op, brengt geen suggesties in en zit vaak ongeïnteresseerd onderuit, achterover leunend gezakt. Niet alleen bij de toolboxmeetingen zijn er opmerkingen inzake uw gedrag, houding en motivatie, maar ook op de werkvloer is dat het geval. (..)

Van u wordt kort gezegd verwacht dat u zich houdt aan het beleid van Wesco zoals is opgenomen in de functieomschrijving waar u volledig mee bekend bent, respect heeft voor en loyaal bent aan de directie en uw direct leidinggevende, adviezen en richtlijnen van het de directie en uw direct leidinggevende opvolgt, uw collega’s op een motiverende manier aanstuurt door in ieder geval uw houding te veranderen en geen onderscheid maakt in collega’s die alleen de leuke/makkelijke klussen krijgen.

Besloten is dat begin november 2013 wederom een gesprek zal plaatsvinden om te bezien of uw gedrag c.q. houding is verbeterd. (..)”

2.6.

In reactie op de brief onder 2.5 heeft [gedaagde] het volgende geschreven:

“(..) Mijn functioneren als voorman is door de directie zelf veroorzaakt. Dat betreft toen het gesprek (dreigementen) afgelopen kerst. Dat uw beweerd dat ik collega,s niet motiveert klopt ook niet, Kijk naar alle urenstaten die door de collega,s zijn gemaakt. Hoe ik reageer als ik aangesproken ben vond ik anders, ben niet aangesproken maar weer afgeblaft (geschreeuw) en wederom bedriegt met ontslag.

Ook neem ik het u kwalijk dat u vind dat ik altijd met mijn handen op mijn rug loop, Mijn vader deed dat ook altijd (zelf mijn kinderen) misschien familie kwaal

Tevens ben ik niet zoals u beweerd ongeïnteresseerd in mijn werk

Die is te alle tijd op tijd af samen werkend met mijn collega,s

En graag wil ik wel eens weten welke collega,s ik voortrek wij zijn toch allemaal gelijk.

Montage hoeft maar te vragen en iedereen gaat naar buiten nooit een probleem van gemaakt.

Ook ik doe mijn werk nog steeds met veel plezier ondanks veel fouten van kantoor. (..)”

2.7.

In de aantekeningen van een op 1 juni 2016 met [gedaagde] gehouden functioneringsgesprek staat:

“(..) DM (toev. ktr: [gedaagde]) vindt dat het stroef loopt met betrekking tot de continuiteit van de werk doorstroom. Mensen worden te vaak van het werk afgehaald en te vaak worden mensen omgewisseld waardoor kwaliteit en het rendement niet gehaald kan worden. Tevens vindt DM dat er erg veel mis gaat tot betrekking van materiaal aanvoer en tekeningen die niet kloppen.

(..) De werk sfeer is de laatste maanden verbeterd, [gedaagde] vindt het alleen raar dat hij nog steeds met een scheef oog door Sjoerd wordt aangekeken.

(..) RB vindt dat DM zich meer moet open stellen voor overwerk en niet alles op één dezelfde groep moet terugvallen. DM staat daar op zich voor open, maar dan moet wel de oude regeling in ere gesteld worden (..)

RB vindt ook dat DM zich moet realiseren dat met een functie als voorman DM moet trachten de sfeer en motivatie in de groep hoog te houden ondanks dat niet alles even goed gaat of er soms andere belangen zijn.”

2.8.

Op 20 september 2017 heeft [gedaagde] de representatielijst van een zogenaamde ‘Toolbox-bijeenkomst’ niet ondertekend.

2.9.

Omstreeks september 2019 is [gedaagde] akkoord gegaan met het vervallen van zijn functie als voorman. Hij heeft daarop zijn originele functie hervat, tegen betaling van het salaris dat hem in de functie van voorman toekwam.

2.10.

Op 26 november 2019 heeft [gedaagde] zich ziekgemeld. Vanaf februari 2021 heeft [gedaagde] zijn werkzaamheden gedeeltelijk hervat.

2.11.

Op 2 juli 2021 is Wesco overgenomen door Breman Machinery B.V.

2.12.

Op 13 september 2021 is [gedaagde], toen hij na een vakantie zijn re-integratiewerkzaamheden wilde hervatten, naar huis gestuurd door Wesco omdat de nieuwe directeur eerst kennis met [gedaagde] wilde maken.

2.13.

Op 24 september 2021 heeft er een kennismakingsgesprek plaatsgevonden tussen (onder andere) de nieuwe directeur van Wesco, dhr. H. Breman, en [gedaagde]. In het gespreksverslag staat:

“(..) In kennisstellen beëindigen arbeidsovereenkomst

[betrokkene 4] geeft aan dat, gezien de houding in het verleden, er geen toekomst is voor [gedaagde] bij Wesco. [gedaagde] is weer arbeidsgeschikt en wil weer aan de slag bij Wesco. Hij geeft aan dat hij inderdaad geen goede verstandhouding heeft met [betrokkene 1]. [betrokkene 4] heeft van diverse leidinggevenden vernomen dat [gedaagde] de leiding ondermijnt, zich laatdunkend uit over de leiding en een negatieve houding heeft. Omdat dit ook gezien wordt door andere collega’s is er geen andere keus dan dat [gedaagde] elders werk gaat zoeken. (..) Wesco zal voor [gedaagde] hulp inschakelen bij het vinden van een nieuwe werkgever. Hierbij zal ook [betrokkene 5] ingeschakeld worden. Zij heeft een breed netwerk en kan [gedaagde] begeleiden naar een andere job, of een bedrijf inschakelen die die oppakt. Deze kosten zal Wesco voor het rekening nemen. (..) Wesco zal haar verantwoordelijkheid nemen om het arbeidsverband op een juiste manier af te wikkelen. Daarin zijn uiteraard twee partijen nodig. Wesco stelt zich constructief op en hoopt dat ook [gedaagde] zal inzien dat er geen andere mogelijkheid is dan een vertrek bij Wesco.”

2.14.

Op 29 september 2021 heeft Wesco [gedaagde] op non-actief gesteld.

2.15.

Bij e-mail van 4 oktober 2021 heeft de gemachtigde van [gedaagde] de bezwaren van Wesco ten aanzien van (het functioneren van) [gedaagde] betwist en verzocht om het personeelsdossier van [gedaagde] naar haar toe te sturen. Ook heeft zij verzocht [gedaagde] weer toe te laten op de werkplek om de re-integratiewerkzaamheden te verrichten en heeft zij aangegeven dat [gedaagde] zich bereid en beschikbaar houdt de werkzaamheden te hervatten en dat hij aanspraak maakt op doorbetaling van het loon en overige emolumenten.

2.16.

Bij beschikking van 17 november 2021 heeft het UWV aan Wesco de maximale loonsanctie van 52 weken opgelegd omdat zij ten aanzien van [gedaagde] niet aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan.

2.17.

In de Rapportage Arbeidsdeskundig Onderzoek van 6 april 2022 concludeert dhr. [betrokkene 6] dat [gedaagde] geschikt wordt geacht voor het eigen met werk met enige aanpassingen, dat er verbetering van zijn belastbaarheid wordt verwacht en dat er kan worden gewerkt met de geleidelijke opbouw van [gedaagde] belastbaarheid.

2.18.

Van 11 juli 2022 tot en met 17 oktober 2022 heeft er een mediationtraject plaatsgevonden tussen partijen. Daarin is geen (deel)overeenstemming bereikt.

2.19.

Per 20 oktober 2022 is [gedaagde] beter gemeld.

2.20.

Op diezelfde dag heeft de advocaat van Wesco [gedaagde] namens Wesco een beëindigingsvoorstel gedaan dat kort gezegd inhoudt dat het dienstverband met wederzijds goedvinden tegen een totale beëindigingsvergoeding van € 100.000,00 per 1 november 2022 eindigt, een en ander tegen finale kwijting. [gedaagde] is niet met dit voorstel akkoord gegaan.

2.21.

Op 25 oktober 2022 heeft Wesco [gedaagde] opgeroepen om de werkzaamheden met ingang van 1 november 2022 te hervatten op de locatie Genemuiden, in de functie van constructiebankwerker en tegen een salaris van € 4.098,00. [gedaagde] is niet akkoord gegaan met de wijziging van standplaats en het verminderde salaris.

2.22.

In haar e-mail van 1 november 2022 heeft Wesco [gedaagde] (onder andere) gesommeerd de werkzaamheden per 3 november 2022 te hervatten op de locatie Genemuiden en heeft Wesco aangezegd de loonbetalingen te zullen stopzetten als door [gedaagde] niet aan deze sommatie wordt voldaan. Nadien is de uiterste datum door Wesco bij een nadere sommatie verlengd tot 7 november 2022. [gedaagde] heeft niet aan de sommaties voldaan.

2.23.

De gemachtigde van [gedaagde] heeft de advocaat van Wesco in reactie op voornoemde sommaties (nogmaals) laten weten dat [gedaagde] niet akkoord is met tewerkstelling in Genemuiden tegen een lager salaris. Zij kondigt een kort geding aan waarbij wedertewerkstelling van [gedaagde] op de locatie [plaats] en loon zal worden gevorderd.

3 Het verzoek

3.1.

Wesco verzoekt de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] te ontbinden, primair vanwege een verstoorde arbeidsverhouding, subsidiair op grond van disfunctioneren van [gedaagde], meer subsidiair op grond van verwijtbaar handelen en meer subsidiair op grond van de cumulatiegrond, een en ander zoals verwoord in de artikelen 7:671b jo. 7:669 lid 1 en 3 sub g, d, e en/of i BW, met toekenning van een transitievergoeding van € 25.771,12 bruto.

3.2.

Meest subsidiair vordert Wesco een verklaring voor recht dat [gedaagde], in het geval de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden, gehouden is zijn werkzaamheden te verrichten op de locatie Genemuiden, voor een salaris van € 4.098,00 bruto per maand, dat [gedaagde] per gereden kilometer de fiscaal toelaatbare kilometervergoeding toekomt en ter compensatie van de toegenomen reistijd per werkdag twee uur minder hoeft te werken (tegen behoud van het aangepaste salaris) en zolang [gedaagde] werkzaam is te Genemuiden.

3.3.

Wesco heeft ten aanzien van haar verzoeken – samengevat – het volgende naar voren gebracht. Er is sprake van jarenlang disfunctioneren van [gedaagde] dat heeft geresulteerd in een aanvankelijk latent, maar inmiddels manifest arbeidsconflict met een verstoorde arbeidsverhouding tot gevolg. Ten aanzien van het disfunctioneren is er (nog) niet gekomen tot een verbetertraject. Hieraan lag mede ten grondslag dat [gedaagde] drie jaar (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geweest en het feit dat Wesco betrokken is geweest bij een bedrijfsovername. De verhouding tussen partijen is volgens Wesco zodanig en onherstelbaar verstoord dat van haar niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] te laten voortduren. Indien aan het meest subsidiaire verzoek wordt toegekomen, hebben partijen er belang bij in rechte te doen vaststellen wat de wederzijdse rechten en plichten zijn ten aanzien van de werkhervatting, het salaris en de overige afspraken.

4 Het verweer en de tegenverzoeken

4.1.

[gedaagde] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet worden afgewezen. Bij tegenverzoek vraagt hij dan ook de afwijzing van het verzoek, en de vaststelling dat hij per ommegaande wedertewerkgesteld moet worden op de locatie IJmuiden. Verder verzoekt hij dat Wesco wordt veroordeeld tot betaling van het loon inclusief emolumenten vanaf 22 november 2022.

4.2.

Voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [gedaagde] om toekenning van zowel een transitievergoeding als een billijke vergoeding en een verklaring voor recht dat hij recht heeft op de nabetaling van 550 verlofuren. Voorts verzoekt hij om bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de voor Wesco geldende opzegtermijn, zonder aftrek van de proceduretijd, een en ander verhoogd met de wettelijke rente en met veroordeling van Wesco in de kosten van de procedure.

5 De beoordeling

het verzoek

5.1.

Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet, het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).

verstoorde arbeidsverhouding

5.2.

Tussen partijen staat allereerst ter discussie of sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, die zodanig is dat van de werkgever niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.

5.3.

Naar het oordeel van de kantonrechter is uit de overgelegde stukken en dat wat ter zitting naar voren is gekomen niet gebleken van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding die zodanig is dat van Wesco niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] te laten voortduren. Daarvoor is van belang dat Wesco het gestelde jarenlange disfunctioneren van [gedaagde], waarop Wesco de volgens haar (uiteindelijk) verstoorde arbeidsverhouding grondt, te mager onderbouwt. Er is nog geen handvol aan stukken overgelegd waaruit zou moeten blijken dat [gedaagde] gedurende zijn lange dienstverband bij Wesco disfunctioneerde.

5.4.

Feitelijk is het enige echt ter zake doende stuk in dit verband de brief die in 2013 aan [gedaagde] is verstuurd (2.5). In deze brief staat inderdaad een hele lijst van op dat moment bij in ieder geval de leiding van Wesco levende bezwaren opgesomd, maar niet in geschil is dat er na de reactie van [gedaagde] op die brief (2.6) nooit enige opvolging aan de brief is gegeven vanuit Wesco, ondanks het feit dat er in de brief uitdrukkelijk staat opgenomen dat de situatie een maand later nogmaals zal worden geëvalueerd. Gesteld, noch gebleken is dat er in de loop van de daaropvolgende jaren bijvoorbeeld een waarschuwing aan [gedaagde] is gegeven of dat met hem een ‘laatste kans gesprek’ is gevoerd.

5.5.

Van 2013 tot de ziekmelding van [gedaagde] in 2019 heeft de kantonrechter bovendien niets gezien waaruit blijkt dat er sprake was van een verstoorde verhouding tussen partijen. Wesco heeft hiervoor vrijwel niets aangedragen. Het enige wat in dit kader immers naar voren is gebracht is het feit dat [gedaagde] in 2017 kennelijk eenmaal heeft geweigerd om zijn handtekening onder een verslag van een toolboxmeeting te plaatsen. Uit dit enkele al dan niet weigeren kan niet worden afgeleid dat [gedaagde], zoals Wesco stelt, structureel weigerde zich aan allerlei veiligheidsvoorschriften te houden.

5.6.

Aan het voorgaande kan naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen enkel belang worden toegekend, temeer omdat uit het verslag van een in 2016 gevoerd functioneringsgesprek (2.7) blijkt dat er op dat moment in principe geen bezwaren van enige waarde leven ten aanzien van het functioneren van [gedaagde]. Voorafgaand aan de zitting heeft Wesco nog wel een door meerdere leidinggevenden van Wesco ondertekende verklaring overgelegd waaruit de bij de leiding van Wesco kennelijk nog steeds levende bezwaren nogmaals zijn opgesomd. Dit maakt het voorgaande echter niet anders: als er inderdaad al die jaren dusdanig grote bezwaren bestonden tegen het functioneren van [gedaagde], had Wesco daarop actie moeten ondernemen, hetgeen na de brief uit 2013 simpelweg niet is gebeurd. Dat een en ander te wijten zou zijn aan een gebrekkige dossieropbouw aan de zijde van Wesco doet niet ter zake omdat dit voor haar eigen rekening en risico komt.

5.7.

Naar het oordeel van de kantonrechter is de verstoorde arbeidsverhouding, voor zover daar vanaf de re-integratie van [gedaagde] bij Wesco al sprake van zou zijn, te wijten aan de opstelling van Wesco in dit verband, omdat Wesco reeds gedurende de re-integratie onomwonden heeft aangestuurd op de beëindiging van het dienstverband (2.13), terwijl de intentie vanuit het UWV altijd is geweest om [gedaagde] in zijn eigen werk te laten terugkeren. Later, nadat [gedaagde] daarmee niet mee wilde instemmen, heeft Wesco zich op het niet voor discussie vatbare standpunt gesteld dat terugkeer van [gedaagde] bij Wesco enkel mogelijk zou zijn als [gedaagde] zijn werkzaamheden zou hervatten op de locatie Genemuiden, een en ander tegen een fors lager salaris. [gedaagde] was echter, zoals hieronder zal worden toegelicht, niet gehouden om met deze eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden akkoord te gaan, zodat de verhouding tussen partijen door toedoen van Wesco – zij bleef immers vasthouden aan werkhervatting in Genemuiden - is verslechterd.

5.8.

Verder geldt dat Wesco in 2021 is overgenomen. Breman is sindsdien de directeur. Niet gesteld of gebleken is dat de verhouding tussen [gedaagde] en Breman ernstig is verstoord, laat staan duurzaam. Partijen kenden elkaar immers niet eens en hebben nauwelijks met elkaar gewerkt.

eenzijdige wijziging arbeidsvoorwaarden

5.9.

De door Wesco gewenste eenzijdige wijzigingen van de arbeidsvoorwaarden waren én zijn – nu zij de schriftelijke vastlegging ervan in deze procedure meest subsidiair vordert -, gezien het ontbreken van een wijzigingsbeding in de arbeidsovereenkomst, alleen dan mogelijk indien is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets als verwoord in Stoof/Mammoet.1De eerste vraag die in dat kader beantwoord moet worden, is of er sprake is van gewijzigde omstandigheden op het werk die nopen tot een wijziging van de overeenkomst. Daarvan is wat de kantonrechter betreft geen sprake. De wijziging van de standplaats was omdat de leidinggevenden van [gedaagde] – samengevat - niet pruimden, niet omdat (bijvoorbeeld) de overname door Breman inhoudelijke implicaties heeft voor de functie van [gedaagde] of de bedrijfsvoering op de locatie [plaats]. Gewijzigde omstandigheden in deze zin, zijn gesteld, noch gebleken.

5.10.

Niet valt in te zien hoe Wesco desondanks (toch) een zwaarwichtig belang zou hebben bij én een wijziging van de standplaats van [gedaagde] én een vermindering van het salaris met een bedrag van circa € 800,00 bruto per maand. Wesco heeft er weliswaar op gewezen dat in de functieomschrijving in de arbeidsovereenkomst staat opgenomen dat [gedaagde] (ook) in de buitendienst werkt en er in die functie eveneens vele kilometers per dag (moeten) worden gereden, maar gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] in de ongeveer 16 jaren dat hij inmiddels bij Wesco werkt zelf ooit daadwerkelijk kilometers heeft gereden. Kennelijk is aan dit onderdeel van de functieomschrijving nooit uitvoering gegeven, zodat niet valt in te zien waarom [gedaagde] dit nu bij een gebrek aan gewijzigde omstandigheden ineens wel zou moeten.

5.11.

In dat licht bezien en gezien het feit dat er, zoals hierboven is geoordeeld, geen sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding tussen partijen, valt niet in te zien waarom van [gedaagde] in redelijkheid kon en kan worden verlangd met deze wijziging akkoord te gaan, nog daargelaten de vraag in hoeverre een reistijd – zonder files – van minimaal 3.5 uur per dag überhaupt redelijk kan worden geacht. Datzelfde geldt voor de verlangde wijziging van het salaris. Het enkele feit dat [gedaagde] jaren geleden akkoord is gegaan met het verdwijnen van zijn leidinggevende taken betekent niet dat hij zich (ook) heeft neergelegd bij een vermindering van zijn salaris: het salaris dat [gedaagde] in zijn functie als voorman toekwam, is tot op heden ook altijd volledig doorbetaald.

disfunctioneren

5.12.

Gelet op dat wat hierboven reeds is overwogen, heeft Wesco onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat [gedaagde] disfunctioneert in zowel de functie van voorman als die van constructiebankmedewerker. De kantonrechter acht het ook niet aannemelijk dat [gedaagde] daadwerkelijk disfunctioneert in de functie van constructiebankmedewerker c.q. montagemedewerker. Ter zitting heeft Wesco zelfs expliciet erkend dat het vakmanschap van [gedaagde] niet ter discussie staat. De summiere bezwaren in het (verre) verleden zagen ook enkel op zijn functioneren als voorman en botsingen die [gedaagde] vanuit die hoedanigheid kennelijk had met (een deel van) de (toenmalige) directie van Wesco.

5.13.

Daar komt bij dat er geen verbetertraject is geweest en zelfs niet is aangeboden, anders dan dat dit traject pas mogelijkerwijs zou starten op het moment dat [gedaagde] aan de slag zou gaan op de locatie Genemuiden. Van enige poging van Wesco om te pogen het functioneren van [gedaagde] (voor zover daartoe al aanleiding was) te verbeteren, laat staan het verloop van dat traject af te wachten, is niet gebleken, terwijl aan een werknemer serieus de gelegenheid tot verbetering moet zijn geboden voordat tot ontbinding op deze grond kan worden overgegaan.2. Er is, zoals al overwogen, namelijk steeds aangestuurd op ofwel beëindiging van het dienstverband, ofwel hervatting van de werkzaamheden op de locatie Genemuiden, terwijl Wesco dit laatste in redelijkheid niet van [gedaagde] kon en mocht verwachten.

verwijtbaar handelen

5.14.

Het gestelde verwijtbaar handelen van [gedaagde] is niet nader geconcretiseerd anders dan dat daaraan de verwijten ten grondslag zijn gelegd die ook zijn aangedragen ten aanzien van de hiervoor behandelde gronden. De kantonrechter concludeert gezien hetgeen ten aanzien van deze gronden is overwogen dan ook dat van verwijtbaar handelen van [gedaagde] geen sprake is.

cumulatiegrond

5.15.

De kantonrechter stelt voorop dat de cumulatiegrond bedoeld is voor die gevallen waarin voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet meer van de werkgever gevergd kan worden, waarbij de werkgever dat niet kan baseren op omstandigheden uit één enkele ontslaggrond, maar dit wel kan motiveren en onderbouwen met omstandigheden uit meerdere ontslaggronden samen. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om verwijtbaar handelen van de werknemer gecombineerd met onvoldoende functioneren en/of een verstoorde arbeidsverhouding.3

5.16.

Naar het oordeel van de kantonrechter slaagt het ontbindingsverzoek ook niet voor zover zij is gebaseerd op de i-grond. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de g-grond, de d-grond en de e-grond alle drie niet voldragen zijn. De combinatie van de door Wesco gestelde verstoorde arbeidsverhouding en het gestelde disfunctioneren en verwijtbaar handelen zijn niet van een zodanige orde dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van Wesco kan worden gevergd. De kantonrechter neemt in deze overweging expliciet mee dat van Wesco verwacht had mogen worden dat zij, voor zover de arbeidsverhouding met [gedaagde] naar haar mening ernstig verstoord is, moeite had gedaan deze verhouding te herstellen. Daarvan is, zoals reeds overwogen, niet gebleken.

conclusie

5.17.

De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Wesco zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus niet zal worden ontbonden. Gelet op hetgeen is overwogen onder 5.10 en 5.11, wordt ook de meest subsidiaire vordering van Wesco afgewezen.

5.18.

De proceskosten komen voor rekening van Wesco omdat hij in het ongelijk wordt gesteld.

de tegenverzoeken

5.19.

Gezien de conclusie onder 5.17, zal het verzoek tot wedertewerkstelling worden toegewezen. Ook zal Wesco worden veroordeeld tot betaling van het nog verschuldigde loon aan [gedaagde], voor zover het loon niet reeds door Wesco is voldaan.

5.20.

Het verzoek dat ziet op de nabetaling van 550 verlofuren wordt afgewezen, omdat dit verzoek enkel is verzocht in geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden en daarvan geen sprake is. Ook de overige verzoeken liggen gezien de afwijzing van de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor afwijzing gereed.

5.21.

De proceskosten komen voor rekening van Wesco omdat [gedaagde] grotendeels in het gelijk is gesteld.

6 De beslissing

De kantonrechter:

het verzoek

6.1.

wijst de verzochte ontbinding af;

6.2.

veroordeelt Wesco tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:

griffierecht € 86,00,

salaris gemachtigde € 793,00;

6.3.

verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de proceskostenveroordeling betreft;

de tegenverzoeken

6.4.

draagt Wesco op [gedaagde] per ommegaande tewerk te stellen op haar locatie in IJmuiden;

6.5.

veroordeelt Wesco tot het betalen aan [gedaagde] van (het restant van) het volledige loon inclusief emolumenten dat zij over de periode vanaf 22 november 2022 aan [gedaagde] is verschuldigd, een en ander slechts voor het deel van het loon dat niet reeds aan [gedaagde] is betaald;

6.6.

veroordeelt Wesco tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:

salaris gemachtigde € 793,00;

6.7.

verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.


Deze beschikking is gegeven door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

1 ECLI:NL:HR:2008:BD1847.

2 ECLI:NL:HR:2019:933.

3 Kamerstukken I, 2018-2019, 35074, p. 26 en p. 52.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.