Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek van 2 februari 2022 om op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)1 persoonsgegevens te wissen.
1.1.
Verweerder heeft het verzoek met het besluit van 18 augustus 2022 afgewezen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 9 november 2022 is verweerder bij die afwijzing gebleven.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.5.
Op 29 september 2023 heeft de gemachtigde van verweerder met instemming van de gemachtigde van eiser een machtiging ingestuurd.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of verweerder in redelijkheid het verzoek om persoonsgegevens uit document [nummer] te wissen, heeft kunnen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep in verband met het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift is niet-ontvankelijk. Voor het overige is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Beroep niet tijdig beslissen
4.1.
Op de zitting werd duidelijk dat eiser het beroep mede heeft bedoeld als een beroep vanwege het niet-tijdig beslissen van verweerder op het bezwaar. Aan dit beroep legt eiser ten grondslag dat degene die het bestreden besluit heeft genomen, niet bevoegd was om dat besluit te nemen. Daarom is er volgens eiser niet op tijd op het bezwaar beslist.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser in dit onderdeel van het beroep niet kan worden ontvangen. Eén van de voorwaarden voor een beroep vanwege niet tijdig beslissen is dat het bestuursorgaan in gebreke moet zijn gesteld. De gemachtigde van eiser heeft op de zitting verklaard dat zij geen ingebrekestelling heeft verstuurd na het gemaakte bezwaar. Er is daarom niet voldaan aan de voorwaarden voor het kunnen instellen van een beroep wegens niet tijdig beslissen.
5. De gemachtigde van eiser heeft op de zitting aangevoerd dat het Mandaat-, machtiging- en volmachtbesluit Haarlemmermeer 20202 (Mandaatbesluit) op de verkeerde manier bekend is gemaakt. Zij heeft ter onderbouwing onder andere tamelijk uitvoerig stukken geciteerd over de onjuiste (elektronische-) publicatie en bekendmaking van verordeningen en besluiten door de gemeente Haarlemmermeer en diens rechtsvoorganger. Eiser heeft deze informatie voor het eerst ter zitting naar voren gebracht. De rechtbank volgt niet het standpunt van eiser dat dit betoog onderdeel uitmaakt van de beroepsgrond over het mandaat van de ondertekenaar. Er zijn geen feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het voor eiser redelijkerwijs niet mogelijk was deze nieuwe beroepsgrond en het daarbij horende omvangrijke betoog eerder naar voren te brengen. Verweerder en de rechtbank zijn niet in de gelegenheid geweest om zich op een dergelijk betoog voor te bereiden. Het betoog wordt daarom wegens strijd met de goede procesorde bij de boordeling van het beroep buiten beschouwing gelaten.
Was de ondertekenaar van het bestreden besluit bevoegd dat besluit te nemen?
6.1.
Eiser stelt dat er geen mandaat van verweerder aan de ondertekenaar van het bestreden besluit bekend is.
6.2.
De beroepsgrond van eiser slaagt niet. Uit het Mandaatbesluit volgt dat de ondertekenaar bevoegd was om het bestreden besluit te ondertekenen. Bij het Mandaatbesluit hoort een Mandaatregister, dat op zichzelf weer uit een aantal ‘deelregisters’ bestaat. Volgens het ‘Mandaatregister Inkoop & Juridische Zaken’ is om te beslissen op bezwaarschriften zoals dat van eiser ondermandaat verleend aan onder andere de Functioneel adviseurs 1 van het team Juridische Zaken. Dit betekent dat de ondertekenaar van het bestreden besluit, [naam] , als Functioneel adviseur 1 van het team Juridische Zaken bevoegd was om namens de burgemeester de beslissing op bezwaar van 9 november 2022 te ondertekenen.
Heeft verweerder de hoorplicht geschonden?
7.
7.1.
Eiser stelt dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden, omdat hij niet op het bezwaar is gehoord. Dit betoog slaagt.
7.2.
De rechtbank constateert dat de Adviescommissie voor bezwaarschriften (commissie) bij het voorbereiden van het advies aan verweerder heeft afgezien van het horen van eiser tijdens de bezwaarprocedure omdat het advies ‘kennelijk ongegrond’ luidt.3 Verweerder neemt in het bestreden besluit het advies van de commissie over maar verklaart daarna het bezwaar ‘ongegrond’. Op de zitting heeft verweerder verklaard dat het de bedoeling was om in het bestreden besluit het bezwaar ‘kennelijk ongegrond’ te verklaren.
7.3.
De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren. Nu eiser ter zitting de gelegenheid heeft gehad om zijn gronden toe te lichten, is de rechtbank van oordeel dat eiser niet in zijn rechtspositie is benadeeld.
Heeft de bezwaaradviescommissie onrechtmatig persoonsgegevens van eiser verwerkt?
5.
8.1.
Eiser stelt zich op het standpunt dat de commissie zijn persoonsgegevens onrechtmatig heeft verwerkt. Bij eiser zijn er namelijk geen besluiten bekend over de instelling en uitwerking van de commissie op grond van de Gemeentewet en/of lokale regelgeving. Evenmin is bij eiser een besluit tot inwerkingtreding en/of bekendmaking van zulke besluiten dan wel een opdracht daartoe bekend. Hierdoor is er geen wettelijke grondslag om de commissie toe te passen4 en is de gegevensverwerking door de commissie onrechtmatig.
8.2.
Verweerder verwijst in reactie op deze beroepsgrond naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 april 20225 en van deze rechtbank van 11 november 2022. Hieruit volgt dat de commissie op de juiste wijze is ingesteld, in lokale regelgeving is uitgewerkt over welke besluiten de commissie adviseert en dat de besluiten daartoe op de juiste wijze bekend zijn gemaakt.
8.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor een ander oordeel dan in de door verweerder genoemde uitspraken. Samengevat werd daarin geoordeeld dat de stelling van eiser dat er geen besluit tot instelling van de commissie is genomen, feitelijke grondslag mist. De Verordening adviescommissie bezwaarschriften (Verordening) is namelijk vastgesteld door de gemeenteraad op 2 november 2017 en bij besluit van 2 januari 2019 van toepassing verklaard voor het hele grondgebied van de nieuwe gemeente Haarlemmermeer. De Verordening is ook op de juiste wijze bekendgemaakt. Bij besluit van 20 augustus 2020 is de Verordening gewijzigd. In de Verordening is bepaald dat er een commissie is ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van onder andere de burgemeester. De conclusie is dat de commissie op juiste wijze is ingesteld. Daardoor kan niet gezegd worden dat de commissie in het kader van een bezwaarprocedure de persoonsgegevens van eiser onrechtmatig zou hebben verwerkt.
Heeft verweerder ten onrechte geen advies van een AVG-functionaris betrokken bij de besluitvorming?
9.1.
Eiser stelt in het beroepschrift dat niet blijkt van een advies van een functionaris gegevensbescherming. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser aangevoerd dat de interne privacy-toezichthouder van verweerder advies uitbrengt aan het bestuursorgaan. Een dergelijk advies zit niet in het dossier.
9.2.
Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de functionaris gegevensbescherming in beeld komt bij klachten. Dat is in de onderliggende procedure ook gebeurd, maar de functionaris heeft het dossier doorverwezen naar het team Juridische Zaken omdat het verzoek van eiser een herhaling van zetten is. De functionaris heeft niet apart geadviseerd en dat is ook niet verplicht.
9.3.
De beroepsgrond van eiser slaagt niet. Eiser heeft niet onderbouwd dat een advies van de functionaris gegevensbescherming verplicht is. Dat er geen advies van de functionaris gegevensbescherming in het dossier zit, kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Conclusie en gevolgen
10.1.
Uit wat in 4.1 en 4.2 is overwogen volgt dat het beroep in verband met het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift niet-ontvankelijk is. Voor het overige is het beroep ongegrond.
10.2.
In verband met hetgeen in 7.1 tot en met 7.3 is overwogen, veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser in beroep. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) stelt de rechtbank de proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1). De reiskosten stelt de rechtbank, overeenkomstig het Bpb, vast op
€ 6,86 (voor de door de gemachtigde van eiser ingediende reiskosten per openbaar vervoer).
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.