3.1.
[eiser], geboren op 1 januari 1966, is sinds 18 november 1991 werkzaam bij de rechtsvoorganger van HAS. Per 1 april 2009 is [eiser] na een heraanbesteding in dienst getreden bij HAS. Zijn huidige functie is die van voorman/plaatsvervangend teamleider, voor 40 uren per week en tegen een brutosalaris van € 2.494,33 per vier weken plus emolumenten. Omdat [eiser] voor +/- 85% van de tijd werkzaam is als teamleider, ontvangt hij een toeslag van 25% bovenop zijn brutoloon. [eiser] is werkzaam in de middagploeg, welke ploeg werkt van 14.15 tot 22.15 uur.
3.4.
In de ‘Rapportage van het onderzoek naar de omgangscultuur binnen [betrokkene 5] Airport Services’ (hierna: het eerste onderzoeksrapport) d.d. 17 januari 2022 staat, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“(..)
5. Resultaten van het onderzoek
(..)
4. Hoe waardeert u de sociale veiligheid
Tenslotte is er een vraagstuk rond seksuele intimidatie. In totaal hebben van de 32 geïnterviewde personen er zeven (7) gewag van gemaakt; dat is ruim 20%. Er zijn personen (3) die aangeven dat zij daar direct last van hebben ondervonden. Zij zijn naar zeggen aangerand, fysiek beetgepakt en betast. Dan gaat het niet over passagiers of collega’s maar over leidinggevenden die zich daaraan schuldig hebben gemaakt. Blijkbaar worden er seksuele toespelingen gemaakt naar Afrikaanse vrouwen en deze zijn blijkbaar uitzendkracht. Zowel een teamleider als diverse voormannen zouden hen in de gaten houden en volgen. Spreker heeft het over machtsmisbruik. (..) Tenslotte zijn er collega’s (2) die expliciet aangeven dat ze vanwege hun geloof niet hierover spreken op aarde. De een zegt: “Ik heb dingen gezien maar ik vertel niks”, de ander zegt “Wat ik hoor heb ik niet gezien. Wat ik zie is waarheid en daar spreken we vanuit ons geloof niet over.’ (..)
6. Conclusies
(..)
3. Hebben medewerkers ervaringen met seksuele connotatie?
Er zijn zeven personen die hier melding van maken, waarbij er drie aangeven dat ze aangerand zijn. Dat laatste betekent dat van de vrouwen die wij geïnterviewd hebben 25% te maken heeft gehad met fysieke aanranding. (..)”
3.5.
In een brief van 2 mei 2022 van de zoon van één van de meldsters van grensoverschrijdend gedrag, mw. [betrokkene 2], aan dhr. [betrokkene 3], Operationeel Manager bij HAS (hierna: [betrokkene 3]), staat onder meer het volgende:
“In het kader van het welzijn van mijn moeder (..) en het tegengaan van iedere vorm van machtsmisbruik bij Schiphol stuur ik (..) u deze mail. Zoals bij [betrokkene 5] bekend is, zijn meerdere werknemers de dupe geworden van seksueel grensoverschrijdend gedrag en aanranding door onder andere teamleiders bij [betrokkene 5] Schiphol, waaronder ook door teamleider de heer [eiser]. (..) Meerdere vrouwen hebben gemeld dat ze fysiek betast en dus aangerand zijn op de werkvloer door een leidinggevende/teamleider. Op grond hiervan zou de heer [eiser] niet tijdens de middagdienst werkzaam zijn wanneer mevrouw [betrokkene 2] aan het werk is. Dit heeft u genegeerd. Vervolgens zorgt de heer [eiser] voor een dusdanig onprettige werksfeer wat ertoe heeft geleid dat mevrouw [betrokkene 2] zich bang, onveilig en onderdrukt voelt tijdens haar dienst. Dit heeft zodanig een impact gehad op haar gemoedstoestand, waardoor zij momenteel ziek thuis zit. (..)”
3.7.
In de brief van [betrokkene 3] aan [eiser] van 19 mei 2022 schrijft hij onder meer het volgende:
“(..) Tijdens het gesprek hebben we met je gedeeld wat de situatie is en de ernst hiervan besproken. (..)
Tijdens het gesprek hebben we een keuze aan je voorgelegd. De eerste mogelijkheid is dat je besluit om de eer aan jezelf te houden en we afscheid van elkaar nemen middels een vaststellingsovereenkomst. (..) De tweede mogelijkheid is dat we aan onderzoeksbureau Bezemer & Schubad gaan vragen om een diepgaand en verdiepend onderzoek in te stellen naar de huidige meldingen, maar ook de gehele populatie te horen die nog niet is gesproken tijdens een eerder onderzoek. (..) Graag vernemen wij uiterlijk vrijdag 27 mei 2022 welke keuze je hierin wil maken. (..)
Tot nader orde word je vrijgesteld van werk met behoud van loon. We vragen je vriendelijk, maar zeer dringend, om niet op je werk/werkplek te verschijnen en geen contact op te nemen met collega’s, in welke vorm dan ook.”
3.9.
Het vervolgonderzoek door Bezemer & Schubad heeft plaatsgevonden in de periode van 15 juni 2022 tot en met 30 september 2022. Op 2 november 2022 heeft Bezemer & Schubad de ‘Rapportage betreffende een onderzoek naar seksueel grensoverschrijdend gedrag bij Vebego Airport Services’ (hierna: het eindrapport) opgeleverd. Uit dit rapport blijkt, voor zover relevant in deze procedure, onder meer het volgende:
“ (..)
12. Conclusie / Slotopmerking
(..) 3. Mevrouw [betrokkene 2] verklaart dat zij voor corona een incident heeft gehad met haar leidinggevende, de heer [eiser]. (..)
4. Zowel mevrouw [betrokkene 2] als mevrouw X verklaren hetzelfde; dat zij zijn aangeraakt in de werkkast bij hun borsten door de heer [eiser]. Ze werden geroepen door de heer [eiser] en zeiden beide dat ze de werkkast ingegaan zijn omdat ze dachten dat ze hem moesten helpen. De heer [eiser] zegt dat dit niet waar is en dat mevrouw [betrokkene 2] dit verzint omdat zij veelvuldig wordt aangesproken op haar gedrag door hem en dat mevrouw X dit zegt omdat ze in het team van mevrouw [betrokkene 2] zit. Echter mevrouw X en mevrouw [betrokkene 2] hebben beide aangegeven niet op de hoogte te zijn van de inhoud van het incident van de ander en hebben beide aangegeven geen contact met elkaar te hebben. Zowel niet privé als collegiaal.
5. Meerdere medewerkers hebben verklaard dat ze gehoord hebben dat de heer [eiser] stil van achteren komt aanlopen op de werkplek en dan de medewerkster bij hun billen of zij vastpakt. Echter wordt er tevens verklaard dat ze gehoord hebben dat deze medewerksters niet durven te praten omdat ze bang zijn voor hun baan. Niemand verklaart het gezien te hebben.
6. Mevrouw [betrokkene 4] verklaart dat bij aanvang van haar werk bij [betrokkene 5], door de heer [eiser] is vastgepakt bij haar billen door de heer [eiser] die ineens plotseling achter haar stond tijdens het handenwasssen. De heer [eiser] zegt dat dit niet waar is en dat mevrouw [betrokkene 4] in team [betrokkene 2] zit en beperkt is. (..)
8. De heer [eiser] ontkent alle beschuldigingen en aanrakingen bij borsten en billen. Hij zegt dat hij dit niet gedaan heeft en zegt dat mevrouw [betrokkene 2] haar verhaal heeft verzonnen omdat zij zich niet houdt aan de werk- en pauzetijden en hij haar streng daarop aanspreekt. Hij zegt dat mevrouw Rampal, mevrouw X en mevrouw [betrokkene 4] in team [betrokkene 2] zitten en dat zij daarom ook dit verhaal verzinnen. Hij heeft geen idee wie mevrouw x zou kunnen zijn. En hij zegt mevrouw [betrokkene 6] nooit te spreken en haar niet mee uit te hebben gevraagd. Echter heeft de onderzoekscommissie geen enkele aanleiding gevonden voor een samenzwering van deze groep collega's. (..)
9. De heer [eiser] heeft getuigen doorgegeven. Deze getuigen hebben allemaal verklaard dat de heer [eiser] een goede teamleider is en dat ze nooit wat van hem hebben gezien of gehoord hebben betreffende “seksueel” grensoverschrijdend gedrag. Echter geven zij ook allemaal aan dat ze niet weten wat er gebeurd is want ze waren er niet bij. (..)
11. De onderzoekscommissie heeft, naast de eigen verklaringen van personen die aangegeven hebben last te hebben gehad van ongewenste fysieke aanrakingen van de heer [eiser], geen harde en objectiveerbare feiten of omstandigheden boven tafel gekregen of het ongewenste gedrag wel of niet heeft plaatsgevonden. Het feit blijft dat er meerdere collega's onafhankelijk van elkaar hun verhaal hebben verteld betreffende het door hen ervaren grensoverschrijdend gedrag van de zijde van de heer [eiser].
De onderzoekscommissie heeft geen aanleiding gevonden dat deze groep medewerkers zouden samenzweren tegen de heer [eiser]. De getuigen die gehoord zijn verklaren dat zij zich niet kunnen voorstellen dat de heer [eiser] grensoverschrijdend gedrag vertoont echter verklaren zij ook dat zij niet weten wat er gebeurd is.
Dit alles betekent dat de onderzoeksvraag “heeft er vanuit voornoemde mannelijke medewerker ongewenst gedrag plaatsgevonden?” niet eenduidig kan worden beantwoord. De onderzoekers hebben geen reden (gevonden) om te twijfelen aan de door meldsters geschetste ervaringen. Echter, het min of meer “optellen” van deze ervaringen en hieruit de conclusie trekken dat het vermeend ongewenst gedrag ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden zou geen recht doen aan de verklaringen van de heer [eiser] (dit gedrag heeft nooit plaatsgevonden) en de positieve verklaringen van gehoorde getuigen over zijn optreden in algemene zin. De getuigen verklaren echter ook, zodra het om het vermeend wangedrag van de heer [eiser] gaat, niet te weten wat er gebeurd is. Feit blijft dat het blijft gonzen omtrent dit vermeend ongewenste gedrag. En dat dit gonzen evenzeer schadelijk is en blijft voor meldsters, gehoorde derden als voor de heer [eiser]. De situatie, qua beleving van de sociale veiligheid op het werk, lijkt voor alle betrokkenen ernstig aangetast.
(..)
13. Aanbevelingen
- Er lijkt sprake te zijn van een ernstig verstoorde beleving van de sociale veiligheid voor alle betrokkenen. Uit het onderzoek is gebleken dat men angst heeft om te melden. De vraag blijft bestaan of alle meldingen gedaan zijn of dat er nog menig collega zijn verhaal niet heeft durven doen uit angst. Deze angst komt mede voort doordat zij gezien hebben wat er met collega’s is gebeurd die melding hebben gedaan maar ook uit angst om je baan te verliezen. Collega’s die melding hebben gedaan zijn aangesproken door leidinggevenden om hun melding terug te trekken. Dit creëert een onveilige sfeer om überhaupt te melden. De meldingen van verschillende meldsters blijven ook reden geven tot onverminderde zorg ten aanzien van de door hen ervaren sociale veiligheid op het werk. De werkgever zou zich moeten beraden of het ongewijzigd laten voortbestaan van de huidige situatie de sociale veiligheid ten goede zal komen.
Bespreek met de heer [eiser] de uitkomst van dit onderzoek. Het lijkt de onderzoekers in het kader van de sociale veiligheid van alle betrokkenen niet verstandig dat hij zijn werkzaamheden kan voortzetten op dezelfde werkplek. Er zal gekeken moeten worden naar een andere oplossing.
(..)
Het lijkt bijna onmogelijk, en onwenselijk, dat meldsters en de heer [eiser] nog in enige werkrelatie met elkaar zouden kunnen samenwerken. Als dit al voor de heer [eiser] mogelijk zou zijn, lijkt het zeker niet gewenst voor meldsters. Hier moeten dus maatregelen in genomen worden.(..)”