Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2023:5302

Rechtbank Noord-Holland
06-06-2023
12-06-2023
10507033 AO 23-66
Arbeidsrecht
Beschikking

Wisselbepaling 69 lid 1 Rv. Er is geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan de vordering tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging kan worden toegewezen. Geen onverschuldigd betaald loon.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2023-0723
VAAN-AR-Updates.nl 2023-0723

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

locatie Haarlem

Zaaknr./repnr.: 10507033 AO23-66

Uitspraakdatum: 6 juni 2023

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

[eiser]

wonende te [plaats 1]

verzoekende partij

verder te noemen: [eiser]

procederend in persoon

tegen

[gedaagde]

wonende te [plaats 2]

verwerende partij

verder te noemen: [gedaagde]

gemachtigde: mr. M.J. Meijer

1 Het procesverloop

1.1.

[eiser] heeft [gedaagde] eerst gedagvaard op 23 juni 2022. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 2 november 2022 geconstateerd dat de dagvaarding gebrekkig was, en heeft [eiser] in de gelegenheid gesteld de gebreken te herstellen door [gedaagde] opnieuw te dagvaarden. [eiser] heeft [gedaagde] vervolgens op 29 december 2022 gedagvaard. [gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord van 20 februari 2023 gereageerd. Bij vonnis van 5 april 2023 heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald.

1.2.

Op 15 mei 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De kantonrechter heeft partijen voorgehouden dat een verzoek tot toekenning van de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 4 BW op grond van artikel 7:686a lid 2 BW met een verzoekschrift moet worden ingeleid. Met instemming van partijen is besproken dat de kantonrechter op grond van artikel 69 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’) de dagvaarding zal aanmerken als verzoekschrift en de conclusie van antwoord als verweerschrift, dat de procedure aanhangig is vanaf de oorspronkelijke dag en wordt voortgezet in de stand waarin zij zich bevindt volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure, zodat onderhavige beschikking zal worden gewezen. Gelet op de verwijzing zal deze beschikking onder een nieuw zaaknummer 10507033 AO23-66 (voorheen: 10105894 CV EXPL 22-5613) worden gewezen.

1.3.

De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2 De feiten

2.1.

[eiser] is oprichter van MXLD, een werving- en selectiebureau.

2.2.

[eiser] en [gedaagde] zijn bekenden van elkaar. [gedaagde] werkte in de zorg als begeleider van een groep patiënten met zware psychiatrische problematiek. De relatie van [gedaagde] is op enig moment geëindigd. [gedaagde] vond zijn baan in de zorg zwaar. [eiser] heeft [gedaagde] in maart 2022 benaderd en hem voorgesteld bij hem op kantoor werkzaamheden te verrichten om ‘te kijken of het werk van recruiter wat voor hem was’.

2.3.

Op 31 maart 2022 heeft [eiser], namens MXLD, een e-mail aan [gedaagde] gestuurd met als bijlagen ‘de (pro forma) arbeidsovereenkomst en het personeelshandboek’. In die mail staat onder meer: Lees het even goed door en dan hoor ik graag of je het kan tekenen en of (ktr: je) nog opmerkingen hebt.

2.4.

In de (pro forma) arbeidsovereenkomst ontbreken de persoonsgegevens van [gedaagde]. Als functie staat genoemd ‘Recruitment Consultant’. Verder staan er bepalingen in over een looptijd van 3 april 2022 tot en met 3 juli 2022, salaris van € 2.000,00 bruto per maand voor een 40-urige werkweek, en een tussentijds opzeggingsbeding met een opzegtermijn van één maand. Het stuk is niet gedagtekend en door geen van beide partijen ondertekend.

2.5.

In de periode 5 april 2022 tot en met 25 april 2022 heeft [gedaagde] namens MXLD verschillende e-mails gestuurd en ontvangen. De e-mails heeft [gedaagde] ondertekend als recruiter van MXLD en in deze mails heeft hij cv’s opgevraagd of cv’s doorgestuurd aan mogelijk geïnteresseerden. Ook heeft [gedaagde] mensen gebeld.

2.6.

Op 22 april 2022 heeft [eiser] een bedrag van € 1.814,33 overgemaakt aan [gedaagde] met als omschrijving ‘salaris MXLD maand April 2022’.

2.7.

[eiser] is van 25 april 2022 tot en met 29 april 2022 afwezig geweest wegens vakantie.

2.8.

[gedaagde] heeft [eiser] op 30 april 2022 per sms laten weten dat hij per direct stopt met werken voor MXLD. Hij is vervolgens op wandelvakantie gegaan en thans weer werkzaam in de zorg.

3 Het verzoek

3.1.

[eiser] vordert – samengevat –, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:

  1. een bedrag van € 4.832,00, dat bestaat uit de gefixeerde schadevergoeding wegens onrechtmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst (€ 4.320,00), en onverschuldigd betaald loon over de periode 23 april 2022 tot en met 29 april 2022 (€ 500,00), vermeerderd met rente tot het moment van dagvaarden van € 12,00;

  2. de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 21 juni 2022 tot de dag van algehele voldoening;

  3. de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente na betekening van dit vonnis.

3.2.

[eiser] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat [gedaagde] in strijd met artikel 7:677 BW heeft gehandeld door op 30 april 2022 de arbeidsovereenkomst die nog liep tot 3 juli 2022, waarin volgens [eiser] geen tussentijds opzegbeding was opgenomen, op te zeggen met onmiddellijke ingang, waardoor [gedaagde] een gefixeerde schadevergoeding aan [eiser] is verschuldigd, ter hoogte van het salaris over de maanden mei en juni 2022.

Daarnaast is [eiser] van mening dat, omdat [gedaagde] vanaf 23 april 2022 geen werkzaamheden meer heeft uitgevoerd, maar wel voor heel april 2022 salaris heeft ontvangen, er sprake is van onverschuldigd betaald loon tot een bedrag van € 500,00 over de periode 23 april 2022 tot en met 29 april 2022.

4 Het verweer

4.1.

[gedaagde] betwist dat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst heeft bestaan. De arbeidsovereenkomst waarop [eiser] zich beroept is slechts ter inzage verstuurd, en is ook niet ingevuld of ondertekend. [gedaagde] heeft vanaf 14 maart 2022 werkzaamheden voor [eiser] uitgevoerd, maar enkel als zelfstandige, vriendendienst en/of bezigheidstherapie. Er zijn geen afspraken gemaakt over de duur of de omvang van deze werkzaamheden. Er was bovendien geen sprake van een gezagsverhouding tussen partijen. [gedaagde] kon zijn eigen tijd indelen. Het bedrag dat [gedaagde] op 22 april 2022 van [eiser] heeft ontvangen was slechts een vergoeding voor de verrichte werkzaamheden, geen uitbetaling van loon. Mondeling hebben partijen afgesproken dat [gedaagde] € 25,00 per uur van [eiser] zou ontvangen voor de werkzaamheden.

5 De beoordeling

Geldt tussen partijen de arbeidsovereenkomst zoals [eiser] die aan [gedaagde] heeft gestuurd?

5.1.

[eiser] vindt dat hij recht heeft op de gefixeerde schadevergoeding. Hij stelt zich op het standpunt dat tussen partijen de arbeidsovereenkomst is gesloten die hij aan [gedaagde] heeft gestuurd (zoals onder de feiten 2.3. en 2.4 weergegeven) en dat [gedaagde] deze arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd onregelmatig heeft opgezegd. [gedaagde] betwist dat tussen partijen sprake was van een arbeidsovereenkomst. [gedaagde] zag de werkzaamheden als een vriendendienst of bezigheidstherapie.

5.2.

De kantonrechter zal eerst beoordelen of tussen partijen de arbeidsovereenkomst waarop [eiser] zijn vorderingen grondt is overeengekomen. Bij deze beoordeling zijn de omstandigheden van het geval van belang, waaronder de wijze waarop partijen zich tot elkaar verhouden. In dat kader is van belang dat vaststaat dat tussen [gedaagde] en [eiser] sinds circa 20 jaar een vriendschap bestond, althans dat zij elkaar al langere tijd kenden. [gedaagde] was voordat hij in zee ging met [eiser] werkzaam in de zorg als begeleider. Omdat de relatie van [gedaagde] na lange tijd was verbroken ging het mentaal niet goed met [gedaagde]. Het werk in de zorg werd hem daarom te zwaar. [eiser] was van die privé problemen van [gedaagde] op de hoogte. Hij heeft [gedaagde], zo heeft hij ter zitting verklaard, gezegd dat hij ook ‘voor brood op de plank kon zorgen’ en [gedaagde] voorgesteld om bij hem op kantoor te kijken of het werk als recruiter wat voor hem was. [gedaagde] is op dit voorstel van [eiser] ingegaan. Hij heeft een groot aantal uren op het kantoor van [eiser] doorgebracht, ook omdat hij niet thuis wilde zijn vanwege de verbroken relatie. [gedaagde] ging ook na de tijd op kantoor wel met [eiser] mee naar huis.

5.3.

[eiser] heeft [gedaagde] bij mail van 31 maart 2022 een (pro forma) arbeidsovereenkomst toegestuurd. In de begeleidende mail staat: Lees het even goed door en dan hoor ik graag of je het kan tekenen en of (ktr: je) nog opmerkingen hebt. Vaststaat dat de personalia van [gedaagde] in deze pro forma overeenkomst niet zijn ingevuld, dat de overeenkomst door geen van beide partijen is ondertekend, de overeenkomst niet is gedagtekend en dat niet gebleken is dat een van beide partijen is teruggekomen op deze pro forma overeenkomst.

5.4.

De kantonrechter kwalificeert de mail met de pro forma arbeidsovereenkomst als een aanbod in de zin van artikel 6:217 BW. Dat het hier om een aanbod gaat blijkt uit de begeleidende tekst ‘dan hoor ik graag of je het kan tekenen of dat nog opmerkingen hebt’. Anders dan [eiser], die zijn vordering grondt op deze arbeidsovereenkomst, oordeelt de kantonrechter dat deze arbeidsovereenkomst niet tot stand is gekomen. Niet is gebleken dat [gedaagde] het aanbod heeft aanvaard. [gedaagde] heeft de overeenkomst niet ondertekend en hij is ook niet op het aanbod teruggekomen door een van het aanbod afwijkend tegenbod te doen. Evenmin hebben er zich omstandigheden voorgedaan die leiden tot de conclusie dat, hoewel de overeenkomst niet is ondertekend, deze toch tot stand is gekomen, omdat uit andere gedragingen of uitingen kan worden afgeleid dat overeenstemming bestond over de inhoud van deze arbeidsovereenkomst. De gedragingen en onbetwiste stellingen van [eiser] en [gedaagde] stroken niet met de inhoud van de schriftelijke overeenkomst qua omvang, duur, instructies door [eiser] en loon.

5.5.

De kantonrechter licht dat als volgt toe. Vaststaat dat [gedaagde] zich heeft voorgedaan als recruiter van MXLD en in die hoedanigheid mails heeft verstuurd en ontvangen en eventuele kandidaten en prospects heeft gebeld. [gedaagde] deed dat niet met bedrijfsmiddelen van MXLD, maar met zijn eigen laptop en met zijn eigen telefoon.

5.6.

[gedaagde] belde weliswaar aan de hand van een door [gedaagde] opgesteld belscript op het kantoor van MXLD, maar niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] van [eiser] enige andere instructie dan de belinstructie heeft gekregen. Niet betwist is dat [gedaagde] zelf kon bepalen wanneer hij op kantoor kwam en weer wegging en wie hij benaderde. Verder heeft [gedaagde] verklaard dat hij tijdens de vakantie van [eiser] ‘er opeens een paar dagen alleen voor kwam te staan en geen feedback meer had’. [eiser] had hem kennelijk geen enkele instructie gegeven wat en hoe te doen tijdens zijn afwezigheid. Ook liep [gedaagde] tegen de financiële afhandeling van opdrachten aan, waarvoor hij van [eiser] kennelijk ook geen enkele instructie had gekregen. Er was volgens [gedaagde] ‘niemand om op terug te vallen’.

5.7.

Door [gedaagde] is onbetwist gesteld dat hij € 25,00 per uur door [eiser] betaald zou krijgen voor de werkzaamheden, terwijl in de overeenkomst staat dat het salaris € 2.000,- per maand bedraagt. Onbetwist is dat [gedaagde] vanaf 14 maart 2022 in totaal 72 uur voor MXLD heeft gewerkt. Onduidelijk is wanneer hij deze uren heeft gewerkt. [gedaagde] was vrij om te gaan en staan waar hij wilde, terwijl in de overeenkomst staat dat er 40 uur per week gewerkt moest worden van maandag tot en met vrijdag. Vanwege zijn privé situatie is [gedaagde] meer dan deze 72 uur op het kantoor van MXLD aanwezig geweest, omdat hij liever niet thuis verbleef.

5.8.

Het bedrag van € 1.814,33 dat op 22 april 2022 is overgeboekt is volgens [gedaagde] geen loon, maar ‘een vergoeding’ voor de gewerkte 72 uur. De stellingname van [gedaagde] dat het aan hem betaalde bedrag geen loon betrof kan de kantonrechter goed volgen, omdat [eiser] [gedaagde] geen loonstrook heeft gestuurd en ook niet gebleken is dat [eiser] loonbelasting en premies voor [gedaagde] heeft afgedragen.

5.9.

Al deze gedragingen en uitingen van zowel [gedaagde] als [eiser] leiden niet tot het oordeel dat de pro forma arbeidsovereenkomst waarop [eiser] zijn vordering grondt tot stand is gekomen. De vordering kan dan ook niet op de door [eiser] gestelde grondslag worden toegewezen. De kantonrechter oordeelt verder dat niet kan worden vastgesteld dat een arbeidsovereenkomst met een andere inhoud dan de pro forma overeenkomst tot stand is gekomen, waarop de vordering zou kunnen worden toegewezen. [eiser], die in persoon procedeerde, heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om te beoordelen welke rechten en verplichtingen partijen over en weer zijn overeengekomen, aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of die rechten en plichten zijn te kwalificeren als een arbeidsovereenkomst 1, (terwijl [gedaagde] zich steeds op het standpunt is blijven stellen dat hij ofwel als zelfstandige heeft gewerkt, de werkzaamheden een vriendendienst betroffen of bezigheidstherapie waren). Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen de gedragingen van [gedaagde] niet anders worden bezien dan dat [gedaagde] nog aan het bezien was of het werk van recruiter ‘iets voor hem was’.

5.10.

De conclusie luidt dat tussen partijen geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan de vordering tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging kan worden toegewezen.

Onverschuldigd betaald loon

5.11.

[eiser] stelt dat [gedaagde] vanaf 23 april 2022 geen werkzaamheden meer heeft uitgevoerd en over die periode onterecht loon heeft ontvangen. [eiser] heeft zijn vordering onvoldoende onderbouwd. Uit de door [eiser] overgelegde e-mails blijkt dat [gedaagde] in ieder geval op 25 april 2022 werkzaamheden voor MXLD heeft verricht. Tijdens de mondelinge behandeling is [eiser] verder voorgehouden dat 23 en 24 april 2022 weekenddagen waren en 27 april 2022 Koningsdag. Dat [gedaagde] op 26, 28 en 29 april 2022 niet heeft gewerkt is tot slot uitdrukkelijk door hem betwist. [gedaagde] zou die dagen op kantoor aanwezig zijn geweest en werkzaamheden hebben verricht. Tegenover deze betwisting heeft [eiser] niets ingebracht. De kantonrechter komt tot de conclusie dat van onverschuldigd betaalde vergoeding geen sprake is, zodat ook dit verzoek van [eiser] zal worden afgewezen.

Proceskosten

5.12.

[eiser] zal worden veroordeeld in de proceskosten omdat hij ongelijk krijgt. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van [gedaagde] worden vastgesteld op € 529,-.

6 De beslissing

De kantonrechter:

6.1.

wijst het verzoek af;

6.2.

bepaalt dat [eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 529,-;

6.3.

verklaart de beschikking voor zover het de proceskosten betreft uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

1 HR, 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1746 (Participatieplaats).

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.