3.3.2
Bewijsoverweging
De verdachte wordt primair verweten dat hij zich op 14 maart 2020 samen met een of meer anderen heeft schuldig gemaakt aan een ladingdiefstal van Apple iPhones op Schiphol. De rechtbank moet beoordelen of bewezen kan worden dat de verdachte bij deze diefstal betrokken is geweest en zo ja, of hij daaraan dan als medepleger een bijdrage heeft geleverd en of hij het vereiste opzet heeft gehad. De rechtbank beantwoordt die vragen bevestigend. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De bewijsmiddelen houden onder andere de volgende feiten en omstandigheden in.
Op 14 maart 2020 vond tussen 19:10 uur en 20:10 uur bij vrachtafhandelaar [vrachtafhandelingsbedrijf] te Schiphol een diefstal plaats van een lading Apple iPhones. De gestolen lading, die was bestemd voor [transportbedrijf], eveneens gevestigd te Schiphol, betrof 27 pallets en had een geschatte winkelwaarde van 2,9 miljoen US dollar. Uit de camerabeelden van [vrachtafhandelingsbedrijf] is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte JB] de pallets die avond bij [vrachtafhandelingsbedrijf] heeft ingeladen en van het terrein heeft meegenomen. [Medeverdachte JB], die tot 21 februari 2020 als chauffeur werkzaam was op Schiphol, arriveerde op 14 maart 2020 omstreeks 18:50 uur bij het terrein van [vrachtafhandelingsbedrijf] met een vrachtwagen. Hij reed daarmee het terrein van [vrachtafhandelingsbedrijf] op door gebruik te maken van een aan hem uitgegeven chauffeurspas van Air Cargo Netherlands (een zogenoemde ACN-pas). [Medeverdachte JB] meldde zich daarna bij de balie van [vrachtafhandelingsbedrijf] voor het afhalen van de lading iPhones. Daarbij bood hij een aantal “notifications of arrival” (zogenoemde NOA’s) of vrachtbrieven aan, die achteraf vals bleken te zijn. [Medeverdachte JB] begaf zich vervolgens naar de loods van [vrachtafhandelingsbedrijf]. Daar werd de lading iPhones uitgeslagen, waarna [medeverdachte JB] de pallets kon inladen. Omstreeks 20:18 uur verliet [medeverdachte JB] met de geladen vrachtwagen het terrein van [vrachtafhandelingsbedrijf]. Hij reed daarmee vervolgens naar het bedrijf van [getuige K] aan [adres loods Edam] in Edam, waar hij omstreeks 21:16 uur aankwam. Daar werd de lading in korte tijd gelost, waarna [medeverdachte JB] met de lege vrachtwagen terug reed richting Schiphol.
[Medeverdachte JB] heeft verklaard dat hij een paar weken voor de ladingdiefstal is benaderd om goederen op Schiphol af te halen. Op 14 maart 2020 had [medeverdachte JB] vervolgens een ontmoeting met twee mannen. Deze mannen gaven hem de nodige papieren om de lading af te halen. De rechtbank begrijpt dat het hier moet gaan om de valse NOA’s of vrachtbrieven. De mannen vertelden [medeverdachte JB] dat hij de lading nog diezelfde dag moest afhalen. [Medeverdachte JB] reed daarom nog diezelfde avond naar [vrachtafhandelingsbedrijf] om de lading op te halen en bij het opgegeven adres af te leveren. [Medeverdachte JB] heeft verklaard dat hij op het moment dat hij bij [vrachtafhandelingsbedrijf] wegreed, werd gebeld door de mannen voor wie hij de lading ging afhalen. Uit telecomgegevens van het in het dossier aan [medeverdachte JB] toegeschreven telefoonnummer eindigend op *4816 blijkt dat dit nummer op 14 maart 2020 meerdere keren sms- en belcontact heeft gehad met het telefoonnummer eindigend op *9479, onder andere in de middag voorafgaand aan de ladingdiefstal en ook tijdens het laden en vervoeren van de partij Apple iPhones. Het telefoonnummer *9479 is aangetroffen als opgeslagen contact in de onder [medeverdachte JB] in beslag genomen Nokia telefoon. Beide telefoonnummers hebben op 14 maart 2020 rond het tijdstip van het lossen van de lading telefoons in de loods van [getuige K] aan [adres loods Edam] in Edam een zendmast [A] in die directe omgeving aangestraald. Het telefoonnummer *9479 heeft de rest van die avond vanaf 21:11 uur tot in de vroege ochtend van 15 maart 2020, omstreeks 01:51 uur, de zendmast [B] in Edam aangestraald, eveneens in de directe omgeving van de loods van [getuige K]. Hieruit leidt de rechtbank af dat de gebruiker van het telefoonnummer *9479 aanwezig is geweest bij het lossen en/of overladen van de gestolen partij telefoons in de loods in Edam.
Uit telecomgegevens van het telefoonnummer *9479 blijkt verder nog dat dit nummer is geactiveerd op 25 februari 2020. De eerste belbeweging was op 26 februari 2020 met het telefoonnummer eindigend op *6265, waarvan [medeverdachte JB] de gebruiker is. Ook één van de laatste belbewegingen van het telefoonnummer, op 16 maart 2020, was een oproep naar dit telefoonnummer van [medeverdachte JB].
Bij de beantwoording van de vraag wie de gebruiker van het telefoonnummer *9479 is geweest, betrekt de rechtbank de verklaring van [getuige G]. Hij kreeg in maart 2020 een partij iPhones aangeboden van een kennis, die hij kent als “Yasin”. [Getuige G] heeft verklaard dat “Yasin” gebruik maakte van verschillende telefoonnummers, waaronder het telefoonnummer *9479. “Yasin” zou de partij telefoons op 14 maart 2020 ontvangen en hij vroeg [getuige G] deze te komen bekijken. Het telefoonnummer van [getuige G] heeft op 14 maart 2020 (tussen 23:06 uur en 23:27 uur) zendmasten in de omgeving van de loods in Edam aangestraald, waar het telefoonnummer *9479 op dat moment ook aanstraalde. In dit verband is van belang dat op de telefoon van [getuige G] foto’s zijn aangetroffen waarop verpakkingen van iPhones te zien zijn. Op twee van deze foto’s zijn telefoonverpakkingen te zien met elk een IMEI-nummer dat voorkomt in de lijst van de op 14 maart 2020 gestolen partij iPhones.
De rechtbank hecht voor de identificatie van de gebruiker van het telefoonnummer *9479 ook waarde aan het feit dat [getuige G] blijkens de telecomgegevens pas vanaf 14 maart 2020 via dit nummer met “Yasin” belde. Hij heeft hierover verklaard dat “Yasin” hem belde om te vertellen dat dit zijn nieuwe telefoonnummer was en dat hij hem in het vervolg moest bellen op dat telefoonnummer. Voor die tijd had [getuige G] contact met “Yasin” via het telefoonnummer eindigend op *1910. Op de avond van 15 maart 2020 belde [getuige G] om 18:17 uur en 18:25 uur met “Yasin” op het telefoonnummer *9479. Toen hij vervolgens tussen 18:49 uur en 18:58 uur niet reageerde op zes oproepen van [getuige G], belde laatstgenoemde hem vervolgens op het telefoonnummer *1910. Dit telefoonnummer staat op naam van de verdachte en de verdachte heeft ook verklaard dat hij de gebruiker van dit telefoonnummer is geweest. [Getuige G] heeft op een aan hem getoonde foto de verdachte herkend als de man die hij kent onder de naam “Yasin”, met wie hij contact heeft gehad over het afnemen van de partij iPhones. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het om een overtuigende herkenning van de verdachte, die de rechtbank daarom gebruikt voor het bewijs.
Al deze bevindingen, in onderling verband en samenhang bezien, brengen de rechtbank tot de conclusie dat het telefoonnummer *9479 aan de verdachte toebehoorde en in de periode voorafgaand aan en tijdens de ladingdiefstal bij hem in gebruik was.
In de bewijsvoering met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte en zijn wetenschap van en bijdrage aan de ladingdiefstal komt verder betekenis toe aan het gegeven dat op 13 maart 2020, de dag vóór de ladingdiefstal, om 08:35:30 uur de ACN-pas van [medeverdachte JB] is aangeboden bij een bedrijf op Schiphol. Vijf seconden later heeft de verdachte, die die dag aan het werk was bij het betreffende bedrijf, zijn ACN-pas bij dezelfde terminal aangeboden. [Medeverdachte JB] bevond zich op dat moment thuis, zo blijkt uit de zendmastgegevens van zijn telefoonnummer *6265. In aanmerking nemend het zeer korte tijdsbestek waarin de twee ACN-passen zijn aangeboden, terwijl er rond die tijd geen andere ACN-passen zijn aangeboden bij de betreffende terminal en het gegeven dat de verdachte die dag bij het betreffende bedrijf aan het werk is geweest, gaat de rechtbank ervan uit dat het de verdachte is geweest die de ACN-pas van [medeverdachte JB] op 13 maart 2020 bij een terminal op Schiphol heeft aangeboden, kennelijk om te controleren of deze nog actief was.
Op grond van al deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan de diefstal van een lading Apple iPhones op Schiphol. Daarbij zijn valse NOA’s of vrachtbrieven gebruikt en is onrechtmatig gebruik gemaakt van een ACN-pas. [Medeverdachte JB] was op 14 maart 2020 namelijk niet meer gerechtigd de aan hem uitgegeven ACN-pas te gebruiken, omdat hij de maand daarvoor was ontslagen en geen legitieme reden had om die avond op Schiphol bij [vrachtafhandelingsbedrijf] te zijn. Dat maakt dat sprake is geweest van een gekwalificeerde diefstal door middel van een valse sleutel. De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen verder tot de conclusie dat ook de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met anderen is komen vast te staan. Naar het oordeel van de rechtbank is de bijdrage en de aanwezigheid van de verdachte op verschillende momenten rond de ladingdiefstal van zodanig significant en wezenlijk gewicht geweest, dat hij kan worden aangemerkt als medepleger. De verdachte was betrokken bij de voorbereiding van de ladingdiefstal. Zo had hij voorafgaand aan de ladingdiefstal telefonisch contact met [medeverdachte JB], die hem als de opdrachtgever beschouwde, en had hij een rol bij het controleren van zijn ACN-pas die nodig was om toegang te krijgen tot het terrein van vrachtafhandelaar [vrachtafhandelingsbedrijf] om zo de lading telefoons in handen te kunnen krijgen. De verdachte was vervolgens betrokken bij de uitvoering van de diefstal. Dat blijkt uit het feit dat hij contact onderhield met [medeverdachte JB] tijdens het afhalen en vervoeren van de gestolen lading en hem op afstand aanstuurde. Verder was de verdachte aanwezig bij het lossen van de gestolen lading in de loods van [getuige K] en had hij kennelijk ook de beschikking daarover gelet op zijn contacten met [getuige G] over het afnemen van de telefoons. Daarmee acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit bewezen.