Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2023:6553

Rechtbank Noord-Holland
04-07-2023
14-07-2023
10481135 AO23-54
Arbeidsrecht
Beschikking

Berusting in ontslag op staande voet. Toekenning billijke vergoeding van € 6.000 omdat een dringende reden voor osvo ontbrak - er was geen sprake van werkweigering - en de waarde van de arbeidsovereenkomst wordt geschat op dit bedrag. Doorbetaling loon.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2023-0903
VAAN-AR-Updates.nl 2023-0903

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

locatie Haarlem

Zaaknr./rolnr.: 10481135 AO23-54

Uitspraakdatum: 4 juli 2023

Beschikking in de zaak van:

[eiser]

wonende te [plaats]

verzoeker

hierna te noemen: [eiser]

gemachtigde: mr. Y. Habib

tegen

Eigen Grond B.V.

statutair gevestigd en kantoorhoudende te Hoofddorp

verweerder

hierna te noemen: Eigen Grond

gemachtigde: mr. P.J.M. Bruin

De zaak in het kort

[eiser] is op 10 maart 2023 op staande voet ontslagen door Eigen Grond vanwege, kort gezegd, werkweigering. [eiser] heeft zich in eerste instantie verzet tegen het ontslag op staande voet en heeft in een eerdere kort geding procedure onder andere wedertewerkstelling en loondoorbetaling gevorderd. De vordering tot wedertewerkstelling is in die procedure afgewezen; Eigen Grond is wel veroordeeld tot (door)betaling van het loon. In deze procedure is [eiser] geswitcht, hij berust in het ontslag op staande voet en verzoekt om toekenning van onder andere een billijke vergoeding. De kantonrechter kent een billijke vergoeding toe van € 6.000,00, omdat het een dringende reden voor het ontslag op staande voet ontbreekt en de waarde van de arbeidsovereenkomst wordt geschat op dit bedrag. Eigen Grond wordt (definitief) veroordeeld tot doorbetaling van het loon over de periode van 1 januari 2023 tot en met 10 maart 2023.

1 Het procesverloop

1.1.

[eiser] heeft de kantonrechter verzocht om onder meer de toekenning van een billijke vergoeding. Eigen Grond heeft een verweerschrift met zelfstandige tegenverzoek ingediend.

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juni 2023. Op de mondelinge behandeling is verschenen [eiser], bijgestaan door mr. Habib voornoemd. Namens Eigen Grond zijn verschenen [betrokkene 1], directeur en [betrokkene 2], HR, bijgestaan door mr. Bruin voornoemd. Partijen hebben hier hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Partijen hebben daarbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen. Vóór de zitting heeft Eigen Grond bij brief van 26 mei 2023 de aanvulling op verweerschrift tevens houdende verzoekschrift/voorwaardelijk verzoekschrift met daarbij gevoegd productie 6 toegezonden.

2 De feiten

2.1.

Eigen Grond is een bureau dat bemiddelt bij de verkoop van vastgoed. Zij probeert onder meer door middel van telefonische acquisitie kopers aan te trekken om te investeren in grond.

2.2.

[eiser], geboren op 27 juni 1982, is met ingang van 1 augustus 2022 in dienst getreden bij Eigen Grond op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [eiser] vervulde de functie van Telefonisch Verkoper voor 36 uur per week, tegen een salaris van € 2.200,00 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.

2.3.

Op 29 november 2022 heeft Eigen Grond aan [eiser] kenbaar gemaakt dat zij de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen en heeft zij [eiser] vrijgesteld van werkzaamheden. Eigen Grond heeft [eiser] een vaststellingsovereenkomst aangeboden, op basis waarvan (kort gezegd) de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden op 31 december 2022 zou eindigen tegen betaling van de transitievergoeding. [eiser] is hiermee niet akkoord gegaan.

2.4.

[eiser] heeft zich op 12 december 2022 ziekgemeld. In een advies van 30 december 2022 van Verzuimteam.nl BV, staat onder meer het volgende: De heer stelt klachten te ervaren die samenhangen met de werksituatie. De klachten berusten naar mijn oordeel niet op ziekte of gebrek maar op problemen in de onderlinge arbeidsverhoudingen. Aangezien niet een medisch beeld, maar een nog niet opgelost werk gerelateerd probleem tussen werknemer en werkgever centraal staat, is mijn advies dat er een time out periode van maximaal 2 weken zodat werkgever en werknemer samen in gesprek kunnen gaan om tot een oplossing te komen. Eventueel kan dit met behulp van een Mediation traject.

Ik wil aangeven dat mijn verklaring van arbeidsgeschiktheid niet zonder meer een werkhervatting kan betekenen. Er zal eerst sprake moeten zijn van een voor alle partijen werkbare situatie. Deze situatie dient doormiddel van gesprekken tussen werkgever en werknemer bereikt te worden. (..)”

2.5.

Op 6 januari 2023 hebben [betrokkene 1], directeur van Eigen Grond ([betrokkene 1]), en [betrokkene 2], HR manager van Eigen Grond ([betrokkene 2]), met [eiser] gesproken op een neutrale locatie. Eigen Grond heeft dit gesprek heimelijk opgenomen. Uit het transcript blijkt dat is gesproken over de door Eigen Grond gewenste beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

2.6.

Bij e-mail van 9 januari 2023 heeft Eigen Grond aan [eiser] geschreven:

“(..) Ik kan niet anders concluderen dan dat jij geen geldige reden hebt om afwezig te zijn, en dat jij de zaak probeert te rekken. Loonbetaling wordt dan ook opgeschort. (…) Ik herhaal dat wij jou op kantoor verwachten. In het geval jij morgen om 10:00 uur weer niet verschijnt is er sprake van herhaald ongeoorloofd verzuim/structurele werkweigering, en zullen wij daar arbeidsrechtelijke gevolgen aan verbinden. (..)”

2.7.

[eiser] is op 10 januari 2023 niet op kantoor verschenen.

2.8.

Op 19 januari 2023 heeft [eiser] een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd, met de vraag ‘Kan ik mijn eigen werk weer volledig doen?’. In de aanvraag heeft [eiser] onder meer ingevuld: “(..) Mijn werkgever biedt mij niet mijn eigen werk aan. Maar ik vind dat ik mijn eigen werk wel volledig kan doen, voor hetzelfde aantal uren en met dezelfde taken als voor mijn ziekmelding. (..) Mijn werkgever heeft meerdere malen dreigende taal uitgesproken en probeert mij onder dwang onjuiste informatie af te laten tekenen. (..)”

2.9.

Bij e-mail van 9 februari 2023 heeft Eigen Grond aan [eiser] geschreven:

“(..) Dit alles brengt met zich dat jij naar mijn mening ongeoorloofd absent bent, en derhalve geen recht hebt op doorbetaling van salaris. Zodra wij de beschikking hebben over het deskundigenoordeel van het UWV zullen we beoordelen of er redenen zijn om dit standpunt te heroverwegen (..)”

2.10.

In het deskundigenoordeel van 27 februari 2023 staat dat het UWV van oordeel is dat [eiser] op 9 januari 2023 zijn eigen werk wel kon doen.

2.11.

Op 9 maart 2023 heeft Eigen Grond [eiser] opgeroepen om de volgende dag om 10:00 uur op kantoor te zijn om zijn werkzaamheden te hervatten.

2.12.

In zijn e-mail van eveneens 9 maart 2023 heeft [eiser] het volgende geschreven aan [betrokkene 1]: “De situatie is per 09-01-2023 beoordeeld. Het oordeel is dat ik volgens het UWV op dat moment belastbaar was met werk. Op dat moment is daar echter geen sprake van en dat is ook hetgeen wat ik met het UWV heb besproken. Dat wil zeggen dat ik morgen niet kan werken en ik nog steeds ziek ben. (..) Hierbij het verzoek aan jullie om mijn situatie te laten beoordelen door een (andere) bedrijfsarts. (..)”

2.13.

In de e-mail van 10 maart 2023 van [betrokkene 1] aan [eiser] van 10 maart 2023 schrijft hij: “(..) Maanden geleden heb jij ervoor gekozen om in plaats van een second opinion een deskundigenoordeel bij het UWV aan te vragen. Zowel de bedrijfsarts als de deskundige bij het UWV zijn volstrekt helder in hun oordeel dat jij volledig arbeidsgeschikt bent, en dus dat van arbeidsongeschiktheid geen sprake is. Met jouw (hardnekkige) weigering om vandaag op kantoor te verschijnen teneinde jouw werkzaamheden te hervatten veronachtzaam je grovelijk de plichten uit hoofde van jouw arbeidsovereenkomst. Dit vormt voor ons een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW. Middels deze mail ontsla ik jou op staande voet, en dus met onmiddellijke ingang. (..)”

2.14.

In de e-mail van [betrokkene 3], POH ggz aan [eiser] van 28 maart 2023 schrijft zij: “(..) Je vroeg me om een overzicht van onze gesprekken. 18-1-23 kwam je voor het eerst. We hebben elkaar elke 14 dagen gesproken i.v.m. stress klachten. (..)”

2.15.

Op 12 april 2023 heeft [eiser] Eigen Grond gedagvaard in een kort geding. In deze procedure heeft hij, kort gezegd, wedertewerkstelling en betaling van het loon vanaf 1 januari 2023 gevorderd. De vordering tot wedertewerkstelling is afgewezen en de loonvordering is toegewezen.

3 Het verzoek

3.1.

[eiser] verzoekt de kantonrechter, na intrekking van de aanvankelijke verzoeken sub II tot en met IV ter zitting:

I. Eigen Grond te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding aan [eiser] ter hoogte van € 137.214,00 zoals vermeld onder punt 7.13 van het verzoekschrift, dan wel een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding, onder verstrekking van een bruto-nettospecificatie;

II. Eigen Grond te veroordelen tot betaling van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging aan [eiser] ter hoogte van € 4.062,19, zoals vermeld onder punt 7.17 van het verzoekschrift, onder verstrekking van een bruto-nettospecificatie;

III. Eigen Grond te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een transitievergoeding ter hoogte van € 465,05, zoals vermeld onder punt 7.18 van het verzoekschrift en onder verstrekking van een bruto-nettospecificatie;

IV. Eigen Grond te veroordelen tot afgifte van een verklaring ex artikel 7:641 lid 2 BW en de eindafrekening, onder verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag dat Eigen Grond daarmee in gebreke blijft;

V. Eigen Grond te veroordelen tot betaling aan [eiser] van het achterstallige salaris over de periode van 1 januari 2023 tot en met 10 maart 2023 ter hoogte van

€ 5.629,13 bruto inclusief vakantiegeld, vermeerderd met de maximale wettelijke verhoging;

VI. Eigen Grond te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;

VII. Eigen Grond te veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.2.

[eiser] legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag. Er is geen sprake van een rechtsgeldig ontslag op staande voet omdat een dringende reden voor het ontslag ontbreekt. Tussen partijen is door toedoen van Eigen Grond een onwerkbare situatie ontstaan. Eigen Grond heeft niet als een goed werkgever gehandeld door [eiser] op 29 november 2022 plotseling met een vaststellingsovereenkomst met daarin afspraken over de beëindiging van het dienstverband te confronteren, de druk op te voeren deze te ondertekenen, het loon per 1 januari 2023 niet meer uit te betalen, [eiser] te confronteren met een ontbindingsprocedure wegens disfunctioneren en vervolgens te ontslaan op staande voet. De ziekmelding van [eiser] houdt verband met zowel werkgerelateerde factoren als medische redenen. De bedrijfsarts heeft bevonden dat de klachten van [eiser] niet berusten op ziekte of gebrek, maar op problemen in de onderlinge arbeidsverhoudingen. Zij heeft daarom een time-outperiode van maximaal twee weken geadviseerd en meegegeven dat er een werkbare situatie gecreëerd moet worden door middel van gesprekken tussen werkgever en werknemer. Dat heeft Eigen Grond niet gedaan. Er is voorafgaand aan het ontslag op staande voet slechts één gesprek gevoerd tussen partijen, waarin Eigen Grond wederom heeft aangestuurd op de beëindiging van het dienstverband en niet de hervatting van de werkzaamheden centraal hebben gestaan. In het geval Eigen Grond van mening was dat er sprake is van een onwerkbare situatie had het op haar weg gelegen een deskundigenoordeel aan te vragen bij het UWV.

3.3.

[eiser] berust evenwel in de opzegging en verzoekt dat Eigen Grond wordt veroordeeld tot betaling aan hem van de hem toekomende vergoedingen. [eiser] heeft recht op een billijke vergoeding omdat Eigen Grond de voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet geldende voorschriften niet heeft nageleefd en in strijd met art. 7:671 BW heeft opgezegd. Het hervattingsperspectief van [eiser] is niet rooskleurig door zowel objectieve factoren als een matig CV, maar ook door de bestaande gezondheidsklachten. Het ernstig verwijtbaar handelen van Eigen Grond wegdenkende, was [eiser] naar alle waarschijnlijkheid nog 5 dienstjaren bij Eigen Grond blijven werken. De hoogte van de billijke vergoeding wordt in het licht van onder meer deze omstandigheden door [eiser] begroot op een bedrag van € 142.560,00.

4 Het verweer en het tegenverzoek

4.1.

Eigen Grond voert aan dat [eiser] volledig arbeidsgeschikt is en daarom gewoon zijn werk had kunnen doen. Er is geen sprake van (geoorloofde afwezigheid) op grond van art. 7:628 BW of art. 7:629 BW, maar van (ongeoorloofd) werkverzuim. De klachten van [eiser] zijn niet medisch objectiveerbaar. Ook heeft [eiser] niet aangetoond dat er sprake is geweest van (dreigende) lichamelijke of psychische klachten die maakten dat van hem niet gevergd kon worden de arbeid te hervatten. De omstandigheid dat [eiser] contact heeft met een POH-GGZ maakt dat volgens Eigen Grond niet anders. Zij geeft geen oordeel over in hoeverre de vermeende klachten van [eiser] hem beletten de arbeid te verrichten. Na ontvangst van de brief van het UWV van 27 februari 2023 kon [eiser] niet langer te goeder trouw menen niet in staat te zijn om zijn werkzaamheden voor Eigen Grond te verrichten. Hij had derhalve gehoor dienen te geven aan het verzoek van Eigen Grond om op 10 maart 2023 op kantoor te verschijnen om zijn werkzaamheden te hervatten. Door dit te weigeren en niet op kantoor te verschijnen, heeft [eiser] Eigen Grond door zijn eigen schuld dan wel opzet een dringende reden tot ontslag op staande voet gegeven, namelijk werkweigering, aldus Eigen Grond.

4.2.

De (meer) subsidiaire vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen omdat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [eiser] en er géén sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van Eigen Grond. Daarbij wordt opgemerkt dat [eiser] van de zeven maanden dat hij in dienst is geweest bij Eigen Grond vier maanden absent is geweest door werkweigering.

4.3.

De vordering sub IV moet worden afgewezen omdat [eiser] reeds een eindafrekening heeft ontvangen.

5 Tegenverzoek:

5.1.

Eigen Grond verzoekt de kantonrechter om:

I. [eiser] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen jegens Eigen Grond, dan wel deze af te wijzen;

II. [eiser] te veroordelen tot betaling aan Eigen Grond van een bedrag van

€ 4.062,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2023 tot de dag van algehele voldoening;

III. [eiser] te veroordelen in de kosten van het geding;

IV. In het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd de arbeidsovereenkomst tussen Eigen Grond en [eiser] per direct, dan wel op de door de kantonrechter vastgestelde termijn, te ontbinden en te bepalen dat Eigen Grond geen enkele vergoeding aan [eiser] is verschuldigd.

5.2.

Bij aanvulling op verweerschrift tevens houdende verzoekschrift/voorwaardelijk verzoekschrift heeft Eigen Grond daaraan toegevoegd het verzoek om voor recht te verklaren dat primair Eigen Grond met ingang van 1 januari 2023 niet langer gehouden is tot betaling van loon aan [eiser], subsidiair Eigen Grond met ingang van 10 januari 2023 niet langer gehouden is tot betaling van loon aan [eiser], meer subsidiair Eigen Grond met ingang van 10 februari 2023 niet langer gehouden is tot betaling van loon aan [eiser] en nog meer subsidiair Eigen Grond met ingang van 28 februari 2023 dan wel een door de kantonrechter te bepalen datum niet langer gehouden is tot betaling van loon aan [eiser].

5.3.

Eigen Grond legt aan haar tegenverzoek het volgende ten grondslag. [eiser] heeft door zijn schuld c.q. opzet aan Eigen Grond een dringende reden voor ontslag op staande voet gegeven. Eigen Grond heeft daardoor recht op de gefixeerde schadevergoeding ex 7:677 BW. Ten aanzien van het voorwaardelijke ontbindingsverzoek voert Eigen Grond aan dat [eiser] vanaf 12 december 2022 weigert op het werk te verschijnen zonder dat daarvoor een gegronde reden bestaat. [eiser] kan zich te goeder trouw beroepen op afwezigheid in verband met ziekte. De opstelling van [eiser] – zijn weigering op het werk te verschijnen en zijn weigering zich beter te melden tenzij Eigen Grond bereid is aan hem een door hem gewenste vergoeding te betalen – maakt dat van Eigen Grond in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [eiser] in stand te laten. In dat verband benadrukt Eigen Grond dat [eiser] zich op het standpunt stelt dat er sprake is van een onwerkbare situatie. Omdat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [eiser], heeft hij geen recht op enige vergoeding.

5.4.

Ten aanzien van de aanvulling op verweerschrift tevens houdende verzoekschrift/voorwaardelijk verzoekschrift voert Eigen Grond aan dat [eiser] niet beschikt over een verklaring van een deskundige waaruit zou kunnen blijken dat er sprake zou zijn van (dreigende) lichamelijke of psychische klachten waardoor van hem niet gevergd kan worden het werk te hervatten. Uit de UWV-verklaring blijkt dat [eiser] gewoon zijn werk kon doen. Met de e-mail van 9 januari 2023 was het [eiser] volledig duidelijk wat hij zou moeten doen om loon te ontvangen en in de mail van 9 februari 2023 is [eiser] nogmaals uitgelegd waarom hij geen recht heeft op doorbetaling van het salaris. Eigen Grond heeft voldaan aan haar mededelingsplicht.

6 De beoordeling

de verzoeken

rechtsgeldig ontslag op staande voet?

6.1.

Hoewel [eiser] het niet eens is met het gegeven ontslag op staande voet, berust hij daarin. Aan de orde is de vraag of Eigen Grond het ontslag, zoals [eiser] stelt, onterecht heeft gegeven en als dit zo is, welke vergoeding(en) Eigen Grond aan [eiser] is verschuldigd.

6.2.

Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 7:677 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag óf van zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Op Eigen Grond als werkgever rust de stelplicht en bewijslast van het bestaan en de dringendheid van de ontslagreden.

6.3.

De dringende reden die Eigen Grond aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd, is dat er sprake zou zijn van werkweigering van [eiser]. Naar het oordeel van de kantonrechter is van werkweigering van [eiser] echter geen sprake. Ter toelichting dient het volgende.

6.4.

[eiser] heeft zich op 12 december 2022 ziekgemeld en Verzuimteam.nl heeft geoordeeld (2.4) dat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid op medische gronden, maar dat sprake is van ‘situatieve arbeidsongeschiktheid’ als gevolg van problemen in de arbeidsverhoudingen. Verzuimteam.nl heeft naar aanleiding van deze constatering een time-outperiode van maximaal twee weken geadviseerd, zodat partijen in gesprek konden gaan om tot een oplossing te komen, eventueel met behulp van mediation. Expliciet is daarbij aangegeven dat er niet zonder meer sprake zal kunnen zijn van werkhervatting, maar dat er éérst sprake zal moeten zijn van een ‘voor alle partijen werkbare situatie’, welke bereikt dient te worden door middel van gesprekken tussen werkgever en werknemer.

6.5.

Krap een week na het advies van de bedrijfsarts heeft er tussen [eiser] enerzijds en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] namens Eigen Grond anderzijds een gesprek plaatsgevonden (2.5). Eigen Grond heeft de time-out periode dus niet gerespecteerd. Daarnaast blijkt uit het transcript dat dit gesprek niet gericht was op het bereiken van een oplossing en werkhervatting van [eiser] bij Eigen Grond, maar dat dit gesprek met name ging over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de voorwaarden waaronder het dienstverband van [eiser] bij Eigen Grond (alsnog) zou kunnen eindigen. Op grond van de eisen van goed werkgeverschap en het uitdrukkelijke advies van de bedrijfsarts in dit verband, had het op de weg van Eigen Grond gelegen om dit gesprek anders in te steken en te richten op herstel van de relatie tussen partijen. Dat was immers de opdracht. Dat [eiser] (uiteindelijk ook) heeft gesproken over uit elkaar gaan en de financiële voorwaarden waarop dit zou kunnen plaatsvinden, maakt dit niet anders. In dat verband is van belang dat de situatieve arbeidsongeschiktheid te wijten is aan Eigen Grond, omdat zij [eiser] vrijwel uit het niets heeft geconfronteerd met een vaststellingsovereenkomst gericht op de beëindiging van het dienstverband. Dat sprake was van disfunctioneren zoals door Eigen Grond is gesteld, is ook in deze procedure niet vast komen te staan.

6.6.

Een proactieve houding heeft Eigen Grond ook niet getoond ná het gesprek op 6 januari 2023. Eigen Grond heeft gewacht tot [eiser] een deskundigenoordeel bij het UWV had aangevraagd en [eiser], nadat zij kennis had genomen van dit deskundigenoordeel, wederom opgeroepen om de werkzaamheden te verrichten, waarna zij [eiser], toen hij hieraan geen gehoor gaf, op staande voet heeft ontslagen. Eigen Grond heeft hiermee te voorbarig gehandeld. Voordat zij [eiser] kon verplichten om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten, had Eigen Grond namelijk eerst met [eiser] in gesprek moeten gaan, om de verhoudingen te normaliseren. Anders dan Eigen Grond betoogt, lag het in de gegeven omstandigheden juist wél voor de hand om deze gesprekken, conform de suggestie van de bedrijfsarts, onder begeleiding van een mediator te laten plaatsvinden.

6.7.

Omdat Eigen Grond het gegeven advies van de bedrijfsarts, om (meerdere) gesprekken met [eiser] te voeren, eventueel onder begeleiding van een mediator, niet heeft opgevolgd, kon zij in redelijkheid niet van [eiser] verwachten om aan haar verzoeken te voldoen om op het werk te verschijnen, voordat dergelijke gesprekken hadden plaatsgevonden. Van werkweigering was dan ook geen sprake.

6.8.

Een en ander leidt ertoe dat de stelling van Eigen Grond dat [eiser] zich vanaf 10 januari 2023 schuldig heeft gemaakt aan werkweigering wordt verworpen. Omdat geen sprake was van werkweigering, is er geen sprake van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Het ontslag is daarom niet rechtsgeldig gegeven, waardoor de opzegging van de arbeidsovereenkomst in strijd is met artikel 7:677 lid 1 BW.

de vergoeding wegens onregelmatige opzegging

6.9.

De gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt, namelijk 1 mei 2023. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn, te weten € 4.062,19. De gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 10 maart 2023.

de billijke vergoeding

6.10.

Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [eiser] om toekenning van een billijke vergoeding worden toegewezen. Het geven van een ongeldig ontslag op staande voet wordt immers als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever aangemerkt.1

6.11.

Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd.2 De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle omstandigheden van het geval en de vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft op zich geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.

6.12.

De kantonrechter neemt, na een afweging van goede en kwade kansen, aan dat [eiser], als Eigen Grond niet tot een ongeldig ontslag op staande voet was overgegaan, niet - zoals hij zelf stelt - nog vijf jaren in dienst zou zijn gebleven bij Eigen Grond. Er was immers vanuit Eigen Grond wel kritiek op het functioneren van [eiser] en dat wist [eiser] ook. De kantonrechter neemt daarom als uitgangspunt dat Eigen Grond, als zij had gehandeld zoals een goed werkgever betaamt, eerst een verbetertraject met [eiser] was ingegaan en als dat niet succesvol zou zijn gebleken een ontbindingsverzoek op de d-grond had kunnen indienen bij deze rechtbank. Ten aanzien van het verbetertraject is gebleken dat Eigen Grond commentaar had op het acquisitief vermogen van [eiser]. Voorstelbaar is dan ook dat het verbetertraject zou hebben bestaan uit een salestraining. Vervolgens had [eiser] een periode gegund moeten worden om te kijken of een dergelijke training effect zou hebben gesorteerd. De kantonrechter schat in dat hiermee ongeveer vier maanden zouden zijn gemoeid. Wanneer dit verbetertraject onvoldoende effect zou hebben gehad, had Eigen Grond een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kunnen indienen. Ervan uitgaande dat dit verzoek zou zijn toegewezen, zou [eiser] nog ongeveer zeven maanden bij Eigen Grond in dienst zijn geweest.

6.13.

Met deze uitgangspunten lijdt [eiser] als gevolg van het ernstig verwijtbaar handelen van Eigen Grond een directe inkomensschade van € 16.632,00 bruto, te weten zeven bruto maandsalarissen verhoogd met 8% vakantietoeslag. Omdat [eiser] stelt aanspraak te kunnen maken op een WW-uitkering voor de duur van drie maanden, zal het verwachte inkomen uit hoofde van deze uitkering, door [eiser] zelf beraamd op een bedrag van € 5.346,00, op dit bedrag in mindering worden gebracht. Ook de vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal van de inkomensschade af worden getrokken, omdat door de toekenning van de gefixeerde schadevergoeding een overlap met de billijke vergoeding ontstaat.

6.14.

Vervolgens ziet de kantonrechter aanleiding de billijke vergoeding naar beneden bij te stellen, omdat sprake is van een zeer korte arbeidsverhouding en de perspectieven van [eiser] op de krappe arbeidsmarkt, mede gelet op zijn nog jonge leeftijd, niet bij voorbaat zo ongunstig lijken als hij zelf doet voorkomen. De kantonrechter gaat ervan uit dat [eiser] op korte termijn geacht kan worden andere inkomsten te verwerven. Voor zover [eiser] verwijst naar zijn ‘bestaande gezondheidsklachten’ geldt immers dat deze situationeel zijn en naar verwachting zullen verdwijnen bij een definitief uiteengaan van partijen.

6.15.

Ook in de houding van [eiser] met betrekking tot de situatieve arbeidsongeschiktheid ziet de kantonrechter aanleiding om de billijke vergoeding naar beneden bij te stellen. De kantonrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [eiser] niet alles heeft gedaan wat in redelijkheid van hem verwacht had mogen worden om de oorzaken van de situatieve arbeidsongeschiktheid weg te nemen. Zo had [eiser], toen Eigen Grond hem verordonneerde om op 10 maart 2023 op het werk te verschijnen, zich bereidwillig kunnen tonen om het door Verzuimteam.nl geduide gesprek over de verhoudingen te voeren, in plaats van mee te delen dat hij niet in staat was om te werken.

6.16.

De billijke vergoeding zal gelet op het voorgaande en alle omstandigheden in aanmerking genomen afgerond worden op een bedrag van € 6.000,00. Deze vergoeding doet recht aan de situatie en hiermee wordt [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter in voldoende mate gecompenseerd voor het verwijtbaar handelen van Eigen Grond. De gevorderde wettelijke rente over de billijke vergoeding zal worden toegewezen vanaf 1 september 2023.

de transitievergoeding

6.17.

Het verzoek om Eigen Grond te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt eveneens toegewezen. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Een dringende reden valt niet zonder meer samen met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer. Maar bij gebreke van een dringende reden en gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is er geen grond om te oordelen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [eiser]. Dat betekent dat Eigen Grond de transitievergoeding verschuldigd is en zal worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding tot een bedrag van € 465,05. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding zal worden toegewezen te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 10 april 2023.

het achterstallige loon

6.18.

[eiser] heeft tot slot verzocht om betaling van het achterstallig loon over de periode 1 januari 2023 tot en met 10 maart 2023. In de eerdere kort geding procedure is Eigen Grond reeds veroordeeld tot (door)betaling van het loon van [eiser] met ingang van 1 januari 2023, kort gezegd omdat niet is voldaan het onverwijldheidscriterium van artikel 7:629 lid 7 BW en uit de mededelingen van Eigen Grond aan [eiser] met betrekking tot het niet-betalen van zijn onvoldoende duidelijk was welke sanctie Eigen Grond beoogde op te leggen, een loonopschorting of een loonstop. De kantonrechter stelt vast dat Eigen Grond, ondanks het feit dat zij daartoe op de mondelinge behandeling expliciet bevraagd is en zeer uitgebreid in de gelegenheid is gesteld om duidelijkheid te verschaffen, geen nieuwe stellingen of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden moeten leiden tot een heroverweging van het eerdere voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter. Met dat oordeel verenigt de kantonrechter zich. Onduidelijk is nog steeds of Eigen Grond beoogde een loonopschorting, dan wel loonstop op te leggen en op basis van welke bewoordingen van Eigen Grond voor [eiser] duidelijk had moeten zijn welk instrument door [eiser] werd ingezet. Verder is ook in deze procedure niet aannemelijk geworden dat het niet verrichten van de werkzaamheden voor rekening van [eiser] behoorde te komen.

6.19.

Het verzoek van [eiser] tot loonbetaling vanaf 1 januari 2023 tot 10 maart 2023 zal daarom worden toegewezen zoals in het eerdere kort geding vonnis. De gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen, omdat Eigen Grond te laat heeft betaald. De wettelijke verhoging zal in lijn met het kort geding vonnis worden beperkt tot 20%.

eindafrekening

6.20.

De vordering sub IV wordt afgewezen, omdat [eiser] de stelling van Eigen Grond dat hij reeds een eindafrekening heeft ontvangen niet heeft betwist.

de proceskosten

6.21.

De proceskosten komen voor rekening van Eigen Grond, omdat Eigen Grond grotendeels in het ongelijk wordt gesteld.

de tegenverzoeken

6.22.

De tegenverzoeken sub I tot en met III zullen, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, worden afgewezen. Eigen Grond is, gezien de berusting van [eiser] in het ontslag op staande voet, voorts niet-ontvankelijk in haar tegenverzoek sub IV.

6.23.

De bij aanvulling op verweerschrift, tevens houdende verzoekschrift/voorwaardelijk verzoekschrift zowel primair als subsidiair verzochte verklaringen voor recht zullen, gezien de conclusie onder 6.19, eveneens worden afgewezen. De meer subsidiair verzochte verklaring voor recht zal, waar het ziet op het verzochte einde per 28 februari 2023, gezien voornoemde conclusie eveneens worden afgewezen. Voor zover Eigen Grond heeft verzocht te verklaren voor recht dat zij met ingang van een door de kantonrechter te bepalen datum niet langer gehouden is tot betaling van loon aan [eiser], zal ook dit verzoek worden afgewezen. Met het ontslag op staande voet, waarin [eiser] heeft berust, is de arbeidsovereenkomst ten einde gekomen op 10 maart 2023, waarbij de loondoorbetalingsbetaling van Eigen Grond per die datum van rechtswege is geëindigd.

6.24.

De proceskosten komen voor rekening van Eigen Grond, omdat zij in het ongelijk is gesteld. De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten in het tegenverzoek op nihil te stellen.

7 De beslissing

De kantonrechter:

de verzoeken

7.1.

veroordeelt Eigen Grond om, onder verstrekking van een bruto-nettospecificatie, aan [eiser], een billijke vergoeding te betalen van € 6.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 10 april 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;

7.2.

veroordeelt Eigen Grond om, onder verstrekking van een bruto-nettospecificatie, aan [eiser] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 4.062,19 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 10 maart 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;

7.3.

veroordeelt Eigen Grond om, onder verstrekking van een bruto-nettospecificatie, aan [eiser] een transitievergoeding te betalen van € 465,05 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 10 april 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;

7.4.

veroordeelt Eigen Grond tot betaling aan [eiser] van het achterstallige salaris over de periode van 1 januari 2023 tot en met 10 maart 2023 ter hoogte van € 5.629,13 bruto inclusief vakantiegeld, te vermeerderen met (i) de wettelijke rente vanaf de datum van het opeisbaar worden van de betreffende loonbedragen tot aan de dag van de gehele betaling, (ii) de wettelijke verhoging van 20% en (iii) met de wettelijke rente over de wettelijke verhoging vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis, voor zover [eiser] de bedragen voornoemd nog niet aan [eiser] heeft voldaan;

7.5.

veroordeelt Eigen Grond tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op € 879,00 te weten:

griffierecht € 86,00

salaris gemachtigde € 793,00 ;

7.6.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

7.7.

wijst het meer of anders verzochte af;

de tegenverzoeken

7.8.

wijst de verzoeken af;

7.9.

veroordeelt Eigen Grond tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op nihil.

Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op 4 juli 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

1 Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113

2 ECLI:NL:HR:2017:1187 (New Hairstyle).

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.