Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2024:11734

Rechtbank Noord-Holland
14-11-2024
15-11-2024
C/15/351661 / KG ZA 24-199
Verbintenissenrecht
Kort geding

De voorzieningenrechter stelt prejudiciële vragen over de toepassing van art 3 IVRK in zaken waarin ontruiming van een woning wegens overtreding van de Opiumwet aan de orde is.

Vervolg op … ECLI:NL:RBNHO:2024:10288 en ECLI:NL:RBNHO:2024:5289.

Nadat partijen zich naar aanleiding van het vorige tussenvonnis over de daarin opgenomen concept-vragen hebben uitgelaten worden die vragen in dit vonnis aan de Hoge Raad gesteld.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht

Zittingsplaats Haarlem

Zaaknummer: C/15/351661 / KG ZA 24-199

Vonnis in kort geding van 14 november 2024

in de zaak van

de stichting

STICHTING YMERE,

gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,

eisende partij,

hierna te noemen: Ymere,

advocaat: mr. M.G. Blokziel,

tegen

1 [gedaagde 1], h.o.d.n. [bedrijf],

kantoorhoudende te [plaats 1],

in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over [betrokkene],

2. [gedaagde 2],

wonende in de gemeente [plaats 2],

gedaagde partijen,

hierna te noemen: [gedaagde 1], [betrokkene] en [gedaagde 2]

advocaat: mr. J. de Haan

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit de aan dit vonnis gehechte tussenvonnissen van 30 mei 2024 (I)1 en 8 oktober 2024 (II)2 en de daarin genoemde stukken.

1.2.

Naar aanleiding van de suggestie die door Ymere is gedaan bij gelegenheid van een aktewissel na de eerste zitting om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen heeft de voorzieningenrechter (e-mail)contact gehad met de contactraadsheer bij de Hoge Raad voor deze rechtbank en met de expertgroep huurrecht van het LOVCK.

Mede naar aanleiding daarvan is partijen vervolgens medegedeeld dat de prejudiciële vragen zullen worden gesteld en gelegenheid gegeven om op dat voornemen te reageren. Zij hebben daarvan gebruik gemaakt. De beide akten worden als bijlagen III en IV meegezonden.

2 De verdere beoordeling

Aan de hand van de daarvoor bestemde checklist wordt inzichtelijk gemaakt dat aan de processuele eisen voor het stellen van préjudiciële vragen is voldaan.

Onderwerp van geschil

De vragen betreffen de toepassing van het zgn. zero-tolerance beleid bij overtreding van de de Opiumwet door huurders van woningen.

Vastgestelde feiten

Die zijn opgenomen in r.o. 2.1 t/m 2.17 van tussenvonnis I en 2.1 en 2.2 van tussenvonnis II.

De door partijen ingenomen standpunten

Die zijn als volgt opgenomen

Ymere: tussenvonnis I: 3.2 en 3.2 en tussenvonnis II: 2.3 t/m 2.7

[gedaagde 2] tussenvonnis I: 4.2-4.5 en tussenvonnis II: 2.8

Rechtsvraag

De rechtsvraag betreft de uitleg van art. 3 lid 1 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind.

Verantwoording nut / noodzaak

Die is te vinden in de r.o. 2.11 t/m 2.13 van tussenvonnis II.

Input partijen

De reacties van partijen geven de voorzieningenrechter geen aanleiding om de formulering van de vragen aan te passen.

3 De beslissing

De voorzieningenrechter:

3.1.

verzoekt de Hoge Raad antwoord te geven op de volgende vragen.

Toetsingscriterium

  1. Kan het in art. 3 lid 1 IVRK opgenomen criterium zodanig worden ingevuld dat het een handvat geeft voor toetsing in concrete gevallen? Zo ja, hoe luidt die invulling?

  2. Welke rol speelt verwijtbaar gedrag van de ouders daarbinnen?

  3. Vormt dat criterium voor de rechter een opdracht, althans legitimatie, om ook de kwaliteit van de opvangvoorziening te toetsen?

Onderzoek

4. Hoe actief moet de rechter zijn? Wat dient hij, desnoods ambtshalve, te onderzoeken? 3

5. Wat mag de rechter daarbij qua aanlevering van gegevens van partijen verwachten?

6. Staat het de rechter in de betrokken zaken na daartoe verkregen instemming van partijen vrij om ambtshalve inlichtingen in te winnen bij gemeenten en hulpverlening? Kan gegeven de privacygevoeligheid van een en ander art. 3 lid 1 IVRK daartoe een toereikende grondslag vormen? Zo niet, hoe moet met die privacygevoeligheid worden omgegaan?

7. In hoeverre dient de rechter zelf andere instanties actief bij zijn onderzoek te betrekken? (Te denken valt aan de Raad voor de Kinderbescherming of de gezinsvoogd in geval van een OTS4.)

8. Verdient het aanbeveling om in gevallen waarin ook een bestuursrechtelijk traject wordt gevolgd behandeling van de civiele ontruimingszaak aan te houden totdat de betrokken corporatie als belanghebbende in het bestuursrechtelijk traject de mogelijkheid heeft om het gemeentelijk dossier in te brengen?

Beslissing en Motivering

9. Staat het de rechter, gegeven de antwoorden op voormelde vragen, (onder omstandigheden) vrij om de ontruiming toe te staan onder de voorwaarde dat wordt voorzien in adequate opvang voor de betrokken kinderen? En staat het hem vrij om iets te zeggen over de vraag wie die opvang dan moeten regelen?

Zo ja, welke ruimte mag de rechter op dat vlak aan de verhuurder laten:

o qua instandhouding gezinsverband

o qua aard, tijdelijkheid en duur van de voorziening

o qua tijdvak waarbinnen die moet worden gerealiseerd (vanwege de onzekerheid die aan een dergelijke constructie inherent is)?

3.2.

houdt iedere verdere beslissing aan totdat de Hoge Raad op de voormelde vragen heeft geantwoord.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op

14 november 2024.


1422

1 https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2024:5289

2 https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2024:10288

3 Deze vraag speelt uiteraard ook buiten de kring van ontruimingszaken waarin overtreding van de Opiumwet aan de orde is. Als de rechter in zaken op tegenspraak ambtshalve bepaalde feitelijkheden moet onderzoeken, moet hij dat a fortiori in verstekzaken. Dat heeft een grote invloed op de verstekpraktijk. In veel gevallen is niet duidelijk of er minderjarige kinderen in het gehuurde wonen. De rechter zou van de verhuurder kunnen verlangen dat hij die informatie aanlevert, maar dat blijkt in de praktijk niet altijd mogelijk. Verder weet een verhuurder meestal niet wat er met de kinderen gaat gebeuren en kan hij dat ook niet weten. De ouders zouden daar iets over moeten zeggen, maar die laten dus verstek gaan. Ook hier geldt bovendien dat de huurder pas een casus bij de gemeente wordt als er een ontruimingsvonnis ligt. Ook dan kan er pas een moratorium in het kader van de WSNP worden gevraagd.

4 In het bijzonder wordt gedacht aan het aspect dat in tussenvonnis I op p. 11, noot 3, is genoemd. Het lijkt ongewenst en strijdig met het IVRK wanneer er ruimte ontstaat voor een praktijk waarin jonge kinderen van (vooral) de moeder worden gescheiden en uit huis worden geplaatst met als (mede) dragend argument voor de beslissing dat de moeder niet langer in behoorlijke huisvesting kan voorzien. Zou uithuisplaatsing niet moeten worden beperkt tot gevallen waarin in rechte is vastgesteld dat het opvoedingsklimaat thuis risico’s oplevert voor de ontwikkeling van het kind?

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.