8 Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] , respectievelijk de vader, de moeder en de zus van het overleden slachtoffer, hebben zich – door tussenkomst van hun gemachtigde mr. W. van Egmond – in het strafproces gevoegd met vorderingen tot schadevergoeding.
De officier van justitie heeft ten aanzien van alle vorderingen het standpunt ingenomen dat deze volledig en hoofdelijk kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich ten aanzien van alle vorderingen op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet kunnen worden ontvangen in de vordering in verband met de door hem bepleite vrijspraak. De raadsman heeft geen (subsidiair) standpunt ingenomen ten aanzien van de verschillende ingediende vorderingen en heeft deze als zodanig dus niet betwist.
De rechtbank zal hierna eerst de voor de beoordeling van de vorderingen relevante, juridische kaders schetsen, waarna de vorderingen inhoudelijk zullen worden beoordeeld.
Kring van voegingsgerechtigden
Op grond van artikel 51f, eerste lid, Sv kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich voor zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien de benadeelde partij door het strafbare feit is overleden, de personen, bedoeld in artikel 108, eerste tot en met vierde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zich kunnen voegen voor de daar bedoelde vorderingen.
Kosten van lijkbezorging
Op grond van artikel 6:108, tweede lid, BW is degene die aansprakelijk is voor het overlijden van een persoon verplicht aan degene die de kosten van lijkbezorging heeft gedragen, deze kosten te vergoeden, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene.
Affectieschade
Sinds 1 januari 2019 is het voor een beperkte groep nabestaanden mogelijk om aanspraak te maken op vergoeding van affectieschade op grond van artikel 6:108, derde en vierde lid, BW. Het gaat hier om vergoeding van verdriet dat een naaste heeft omdat een persoon met wie hij een zeer nauwe band heeft, overlijdt door een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. De hoogte van de bedragen waarop men aanspraak kan maken, is geregeld in het Besluit vergoeding affectieschade (hierna: het besluit). Het is een zogenoemd ‘forfaitair stelsel’. De vergoeding is bedoeld om erkenning te bieden voor het ondergane leed, en ook om genoegdoening te bieden, in die zin dat het geschokte rechtsgevoel van de nabestaanden wordt verzacht doordat van de aansprakelijke een opoffering wordt verlangd. Het recht op smartengeld voor nabestaanden biedt hun een eigen aanspraak, maar is afgeleid van de aansprakelijkheid van de veroorzaker ten opzichte van de primair gekwetste (de overledene).
Schokschade
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad (Hoge Raad 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958) volgt – voor zover hier van belang – dat iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt (het primaire slachtoffer) ook onrechtmatig kan handelen tegen degene bij wie de confrontatie met die onrechtmatige daad of de gevolgen daarvan een hevige emotionele schok teweeg brengt (het secundaire slachtoffer).
Gezichtspunten die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid tegen het secundaire slachtoffer zijn onder meer:
a. a) de aard, de toedracht en de gevolgen van de tegen het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed;
b) de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de tegen het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan. Daarbij kan onder meer worden betrokken of hij door fysieke aanwezigheid of anderszins onmiddellijk kennis kreeg van het onrechtmatige handelen jegens het primaire slachtoffer, of dat hij nadien met de gevolgen van dit handelen werd geconfronteerd. Bij een latere confrontatie kan een rol spelen in hoeverre zij onverhoeds was;
c) de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer, waarbij geldt dat bij het ontbreken van een nauwe relatie niet snel onrechtmatigheid kan worden aangenomen.
Het recht op vergoeding van schade die is veroorzaakt door het onrechtmatig teweegbrengen van een hevige emotionele schok is beperkt tot de schade die volgt uit het veroorzaakte geestelijk letsel, welk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld. Als sprake is van geestelijk letsel als hier bedoeld, komt zowel de materiële als de immateriële schade die daarvan het gevolg is voor vergoeding in aanmerking.
8.1
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] (vader) heeft een vordering tot schadevergoeding van € 36.845,30 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
a. a) materiële schade € 16.845,30, opgebouwd uit:
- uitvaartkosten € 13.225,30
- gedenksteen € 3.620,00
b) affectieschade € 20.000,00.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de uitvaartkosten en de kosten voor de gedenksteen moeten worden beschouwd als kosten van lijkbezorging in de zin van artikel 6:108, tweede lid, BW. De rechtbank acht de hoogte van de gevorderde bedragen in overeenstemming met de omstandigheden van de overledene en daarom redelijk en billijk. Hierbij heeft de rechtbank gelet op de maatschappelijke, economische en culturele positie van het overleden slachtoffer. De vordering zal worden toegewezen.
Affectieschade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij als vader van het overleden slachtoffer op grond van de wet aanspraak maakt op vergoeding van affectieschade. Nu het gevorderde bedrag in overeenstemming is met het in het besluit vastgestelde forfaitaire bedrag, zal de vordering worden toegewezen.
Toegewezen bedrag
De vordering zal dan ook volledig worden toegewezen tot een bedrag van € 36.845,30, vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag van algehele voldoening. De rechtbank gaat hierbij uit van de volgende ingangsdata van de wettelijke rente.
Het toegewezen bedrag van € 20.000,00 (affectieschade) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2023.
Het toegewezen bedrag van € 3.620,00 (gedenksteen) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2023. De rechtbank zoekt hierbij aansluiting bij de datum van de offerte, nu het dossier geen ander aanknopingspunt biedt voor de vaststelling van het moment waarop de schade is ingetreden.
Het toegewezen bedrag van € 13.225,30 (uitvaartkosten) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2023, de datum van de factuur van de uitvaartverzorger.
Hoofdelijkheid
De rechtbank zal daarbij bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Proceskosten
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: gekwalificeerde doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8.2
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] (moeder) heeft een vordering tot schadevergoeding van € 48.974,84 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
a. a) affectieschade € 20.000,00
b) schokschade € 28.974,84, opgebouwd uit:
i. i) materiële schade
- gederfde inkomsten € 5.263,50
ii) immateriële schade
- immateriële schokschade € 20.000,00
iii) kosten ter beperking van de immateriële schokschade
- schoonmaakkosten € 1.040,00
- schilderkosten € 2.671,34.
Oordeel van de rechtbank
Affectieschade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij als moeder van het overleden slachtoffer op grond van de wet aanspraak maakt op vergoeding van affectieschade. Nu het gevorderde bedrag in overeenstemming is met het in het besluit vastgestelde forfaitaire bedrag, zal de vordering worden toegewezen.
Schokschade
De rechtbank stelt op basis van de vordering en de overige stukken in het dossier vast dat de benadeelde partij tien minuten na het misdrijf thuiskwam van het uitlaten van de hond en in haar woning onmiddellijk en volledig onverwacht werd geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het dodelijk geweld dat kort daarvoor tegen haar zoon was gepleegd. Na het aantreffen van het bloed in de hal is de benadeelde direct naar de slaapkamer van haar zoon gegaan, waar hij ten tijde van haar vertrek nog lag te slapen. Zij trof haar zoon niet aan, maar wel heel veel bloed. Op dat moment realiseerde zij zich dat de bij de buren aanwezige hulpdiensten daar mogelijk waren voor haar zoon. De benadeelde is vervolgens op de oprit van de buren geconfronteerd met het beeld van hulpverleners die met man en macht probeerden het leven van haar zoon te redden. De benadeelde moest door de politie van de oprit worden weggeleid. De rechtbank stelt vast dat door de confrontatie met de ernstige gevolgen van het misdrijf bij de benadeelde een hevige emotionele schok teweeg is gebracht.
De rechtbank is op basis van de vordering en de (nadere) toelichting op de zitting van oordeel dat genoegzaam is onderbouwd dat de hevige emotionele schok bij de benadeelde heeft geleid tot geestelijk letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, te weten een posttraumatische stressstoornis. De benadeelde is hiervoor al enige tijd in behandeling bij een psycholoog.
De rechtbank concludeert dat de verdachte door het plegen van het dodelijk misdrijf tegen het slachtoffer ook onrechtmatig heeft gehandeld tegen de benadeelde partij. De benadeelde partij kan daarom aanspraak maken op vergoeding van zowel materiële als immateriële schokschade.
i.
i) Materiële schokschade in de vorm van gederfde inkomsten
De rechtbank is op basis van de vordering en de (nadere) toelichting op de zitting van oordeel dat genoegzaam is onderbouwd dat de benadeelde partij schade heeft geleden in de vorm van gederfde inkomsten en met een voldoende mate van zekerheid het restant van de gevorderde schade nog zal lijden. Daarbij is van belang dat de gevorderde toekomstige schade relatief beperkt in omvang is en uit de overgelegde stukken blijkt dat de benadeelde in de nabije toekomst niet in staat zal zijn terug te keren naar haar werk. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
ii) Immateriële schokschade
De rechtbank acht op basis van de omstandigheden van het geval en gelet op de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend, de hoogte van de gevorderde immateriële schokschade billijk en ziet geen aanleiding om de hoogte daarvan te matigen in verband met de aanspraak op affectieschade. De Hoge Raad heeft overwogen dat in geval van samenloop van aanspraak op schokschade en affectieschade de rechter ‘aan de hand van de omstandigheden van het geval naar billijkheid en schattenderwijs (zal) moeten afwegen in hoeverre bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van de immateriële schade die het gevolg is van het hiervoor bedoelde, door de hevige emotionele schok veroorzaakte geestelijk letsel, rekening wordt gehouden met die aanspraak op (vergoeding van) affectieschade’. De rechtbank merkt in dit verband op dat, los van het verdriet om het overlijden van haar zoon, voldoende is gesteld en onderbouwd dat bij de benadeelde partij geestelijk letsel is veroorzaakt door de confrontatie met (de sporen van) de gewelddadige dood van haar zoon in haar eigen woonomgeving. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
iii) Schade ter beperking van de immateriële schokschade (schoonmaak- en schilderkosten)
De rechtbank is op basis van de vordering en de (nadere) toelichting op de zitting van oordeel dat genoegzaam is onderbouwd dat de benadeelde partij kosten heeft moeten maken ter beperking van de omvang van de immateriële schokschade, in de vorm van schoonmaak- en schilderkosten. De rechtbank acht invoelbaar dat de benadeelde partij – en de rest van het gezin – niet in een woning kon blijven wonen waarin de bloed- en chemische sporen van (het onderzoek naar) het misdrijf nog duidelijk zichtbaar waren, maar het noodzakelijk achtte de woning te herstellen om niet iedere dag opnieuw met die sporen te worden geconfronteerd. De vordering zal worden toegewezen.
Toegewezen bedrag
De vordering zal dan ook volledig worden toegewezen tot een bedrag van € 48.974,84, vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag van algehele voldoening. De rechtbank gaat hierbij uit van de volgende ingangsdata van de wettelijke rente.
Het toegewezen bedrag van € 40.000,00 (affectieschade en immateriële schokschade) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2023.
Het toegewezen bedrag van € 1.040,00 (schoonmaakkosten) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2023, de datum van de factuur.
Het toegewezen bedrag van € 2.671,34 (schilderkosten) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2024, de datum van de factuur.
Het toegewezen bedrag van € 5.263,50 (gederfde inkomsten) zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2025. De rechtbank gaat uit van een datum die in het midden ligt van de gevorderde periode tussen 25 september 2024 en 1 januari 2026.
Hoofdelijkheid
De rechtbank zal daarbij bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Proceskosten
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: gekwalificeerde doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8.3
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] (zus) heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 12.500,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit immateriële schokschade.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de vordering en de (nadere) toelichting op de zitting vast dat de benadeelde partij net als het overleden slachtoffer – haar broer – nog thuis woonde bij hun ouders en met hem een nauwe, affectieve relatie had. De benadeelde mocht enkele dagen na het misdrijf terugkeren naar de woning en werd daar direct geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het dodelijk geweld dat tegen haar broer was gepleegd. In de woning waren op diverse plekken de bloed- en chemische sporen van (het onderzoek naar) het misdrijf nog duidelijk zichtbaar. De benadeelde heeft – samen met haar moeder – geprobeerd de sporen te verwijderen, zodat het gezin niet iedere dag opnieuw met die sporen werd geconfronteerd. De rechtbank stelt vast dat door de confrontatie met de ernstige gevolgen van het misdrijf bij de benadeelde een hevige emotionele schok teweeg is gebracht.
De rechtbank is op basis van de vordering en de (nadere) toelichting op de zitting van oordeel dat genoegzaam is onderbouwd dat de hevige emotionele schok bij de benadeelde heeft geleid tot geestelijk letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, te weten een posttraumatische stressstoornis. De benadeelde is hiervoor in behandeling bij een psycholoog.
De rechtbank concludeert dat de verdachte door het plegen van het dodelijk misdrijf tegen het slachtoffer ook onrechtmatig heeft gehandeld tegen de benadeelde partij. De benadeelde partij maakt daarom aanspraak op vergoeding van schokschade. De rechtbank acht op basis van de omstandigheden van het geval en gelet op de bedragen die in min of meer vergelijkbare zaken worden toegekend, de hoogte van de gevorderde immateriële schokschade billijk. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Toegewezen bedrag
De vordering zal dan ook volledig worden toegewezen tot een bedrag van € 12.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2023 tot aan de dag van algehele voldoening. De rechtbank gaat hierbij op basis van het dossier uit van een datum gelegen enkele dagen na het misdrijf, als de datum waarop de benadeelde naar de woning kon terugkeren en is geconfronteerd met de gevolgen van het misdrijf.
Hoofdelijkheid
De rechtbank zal daarbij bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Proceskosten
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: gekwalificeerde doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8.4
Gijzeling
Op grond van artikel 36f, vijfde lid, Sr bepaalt de rechter bij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 Sv gijzeling kan worden toegepast. De duur daarvan beloopt ten hoogste één jaar. Gelet op de hoogte van de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen zal de totale duur van de gijzeling het maximum van in totaal 365 dagen overstijgen. Om dit te voorkomen zal de rechtbank de gijzeling naar evenredigheid toepassen.
11 Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Beslissing op het beslag
Gelast de teruggave aan de rechthebbende [benadeelde 2] van:
1. STK Niet te definiëren goederen (Omschrijving: NHRAA23019-783177 SD kaartje, Kingston).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van € 36.845,30 (zegge: zesendertigduizend achthonderdvijfenveertig euro en dertig eurocent), bestaande uit € 16.845,30 als vergoeding voor de materiële schade en € 20.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, aan [benadeelde 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente:
- over een bedrag van € 20.000,00 vanaf 11 september 2023,
- over een bedrag van € 3.620,00 vanaf 9 oktober 2023,
- over een bedrag van € 13.225,30 vanaf 17 oktober 2023,
tot aan de dag van algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 36.845,30 (zegge: zesendertigduizend achthonderdvijfenveertig euro en dertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 135 (honderdvijfendertig) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdata tot aan de dag van algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van € 48.974,84 (zegge: achtenveertigduizend negenhonderdvierenzeventig euro en vierentachtig eurocent), bestaande uit € 8.974,84 als vergoeding voor de materiële schade en € 40.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, aan [benadeelde 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente:
- over een bedrag van € 40.000,00 vanaf 11 september 2023,
- over een bedrag van € 1.040,00 vanaf 18 september 2023,
- over een bedrag van € 2.671,34 vanaf 19 januari 2024,
- over een bedrag van € 5.263,50 vanaf 9 mei 2025,
tot aan de dag van algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 48.974,84 (zegge: achtenveertigduizend negenhonderdvierenzeventig euro en vierentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 171 (honderdéénenzeventig) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdata tot aan de dag van algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van € 12.500,00 (zegge: twaalfduizend vijfhonderd euro), bestaande uit vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 september 2023 tot aan de dag van algehele voldoening aan [benadeelde 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 12.500,00 (zegge: twaalfduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 59 (negenenvijftig) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2023 tot aan de dag van algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te rechtbank Noord-Holland in de zaak met parketnummer 15/316470-21 opgelegde voorwaardelijke straf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Hoendervoogt, voorzitter,
mr. E.M. van Poecke en mr. A.M.C. de Haan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.S. Rietdijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 december 2024.
Bijlage 1 - De tenlastelegging
Primair
hij op of omstreeks 11 september 2023 te Driehuis, gemeente Velsen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ) opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen/in de hart/borst(streek), althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] te steken/snijden;
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 september 2023 te Driehuis, gemeente Velsen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ) opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen/in de hart/borst(streek), althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] te steken/snijden, welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal (met geweld) (in vereniging) van twee mobiele telefoons, een rijbewijs (op naam gesteld van [benadeelde 2] ), een creditcard (op naam gesteld van [benadeelde 1] ), een bankpas (op naam gesteld van [benadeelde 2] ) en/of twee zorgverzekeringspassen (op naam gesteld van [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] ) en/of (een onbekend gebleven hoeveelheid) geld, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 11 september 2023 te Driehuis, gemeente Velsen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ) opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen/in de hart/borst(streek), althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] te steken/snijden;
Meest subsidiair
hij op of omstreeks 11 september 2023 te Driehuis, gemeente Velsen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee mobiele telefoons, een rijbewijs (op naam gesteld van [benadeelde 2] ), een creditcard (op naam gesteld van [benadeelde 1] ), een bankpas (op naam gesteld van [benadeelde 2] ) en/of twee zorgverzekeringspassen (op naam gesteld van [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] ) en/of (een onbekend gebleven hoeveelheid) geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hebbende verdachte met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen/in de hart/borst(streek), althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] gestoken/gesneden, terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
Bijlage 2 - De bewijsmiddelen
(…)