5.1
Grondslag van de vordering
De onderhavige vordering heeft betrekking op feiten als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, Sr, te weten feiten waarvoor de veroordeelde door de strafrechter is veroordeeld.
Bij gelijktijdig gewezen vonnis van deze rechtbank van 14 februari 2024 is de veroordeelde veroordeeld tot 240 dagen jeugddetentie waarvan 117 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de veroordeelde in voorarrest heeft doorgebracht, waarbij onder meer is bewezenverklaard dat:
hij op 31 oktober 2020 te Arnhem een voorwerp, te weten:
- een bankpas (op naam gesteld van [slachtoffer 1] )
voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
hij op 19 november 2020 te Heemskerk en/of Huisduinen, gemeente Den Helder, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte van een bankpas en creditcard (op naam gesteld van die [slachtoffer 2] ) en responsnummers door:
- telefonisch contact met voornoemde [slachtoffer 2] op te nemen, en
- zich voor te doen als een bonafide medewerker van de fraudehelpdesk van de ABN AMRO Bank, en
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat er een (betaal)opdracht klaar staat om van zijn bankrekening een hoeveelheid geld (te weten 2500 euro) over te maken naar een Afrikaanse bankrekening en
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat het mogelijk is om deze (betaal)opdracht te annuleren door zijn bankrekening te blokkeren waarvoor die [slachtoffer 2] dient in te loggen in internet bankieren en dat de bankpas van die [slachtoffer 2] bij zijn woning zal worden opgehaald, en
- meermalen aan die [slachtoffer 2] te vragen om met zijn bankpas en pincode (via de e.dentifier van de ABN AMRO) in te loggen in internet bankieren en vervolgens het responsnummer door te geven, en
- zich te begeven bij de woning van die [slachtoffer 2] (gelegen aan [adres] ) en zich voor te doen als een bonafide medewerker van de ABN AMRO Bank en aan die [slachtoffer 2] te vragen zijn bankpas en/of creditcard af te geven en de bankpas en creditcard in ontvangst te nemen en die bankpas en creditcard door te knippen;
en
hij op 19 november 2020 te Alkmaar en/of Huisduinen, gemeente Den Helder, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van een bankpas (op naam gesteld van [slachtoffer 3] ) door:
- telefonisch contact met voornoemde [slachtoffer 3] op te nemen, en
- zich voor te doen als een bonafide medewerker van de bank, en
- tegen die [slachtoffer 3] en/of voornoemde [slachtoffer 4] te zeggen dat frauduleuze handelingen zijn gepleegd met de bankrekening van die [slachtoffer 3] , en dat de bankpas van die [slachtoffer 3] bij haar woning zal worden opgehaald, en
- zich te begeven bij de woning van die [slachtoffer 3] (gelegen aan [adres] ) en zich voor te doen als een bonafide medewerker van de ING Bank en aan die [slachtoffer 4] te vragen de bankpas af te geven en de bankpas in ontvangst te nemen en de bankpas door te knippen.
Op grond van deze veroordeling kan aan de veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, verkregen door middel van of uit de baten van de ingevolge dat vonnis bewezenverklaarde strafbare feiten.
5.3
De beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het onderzoek ter terechtzitting aannemelijk is geworden dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de baten van de hiervoor onder 5.1 genoemde strafbare feiten. Dit voordeel dient hem te worden ontnomen.
De rechtbank baseert zich voor de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel op het vonnis in de strafzaak en het ontnemingsrapport van de officier van justitie van 19 januari 2024, waaruit volgt dat in de zaakdossiers 1, 6, 11, 12 en de Rotterdamse zaak in totaal een wederrechtelijk voordeel is verkregen van € 57.174,93. Ervan uitgaande dat de strafbare feiten steeds maximaal door vier personen zijn gepleegd, wordt het door de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel gesteld op € 14.293,73. Nu echter in de ontnemingsrapportage van verbalisant [verbalisant] sprake is van een bedrag van € 7.678,98 omdat in die berekening de inhoud van zaakdossier 1 en van de Rotterdamse zaak niet is meegenomen, de (oorspronkelijk) ingediende vordering daarop is gebaseerd en de herziene berekening van de officier van justitie heel kort voor de terechtzitting is verstrekt, acht de rechtbank het, met de officier van justitie, niet passend om het herziene bedrag aan de verdachte als betalingsverplichting op te leggen.