RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./repnr.: 10911686 \ AO VERZ 24-11
Uitspraakdatum: 6 maart 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
[bedrijf]
gevestigd te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [bedrijf]
gemachtigde: mr. W.G. Westerman
[verweerder]
wonende te [plaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
niet verschenen
2 Feiten
2.1.
[verweerder] is op 16 juni 2011 bij [bedrijf] in dienst getreden in de functie van automonteur.
2.2.
Op 30 december 2022 heeft [verweerder] zich ziekgemeld.
2.3.
Een week na zijn ziekmelding is [verweerder] op de werklocatie langs geweest voor een kop koffie.
2.4.
De bedrijfsarts heeft [verweerder] uitgenodigd voor een eerste belafspraak op 20 januari 2023. [verweerder] is, zonder bericht, niet op deze afspraak verschenen. In de periode daarna is [verweerder] niet bereikbaar gebleken en heeft hij niet gereageerd op terugbelverzoeken.
2.5.
Op 20 maart 2023 is [verweerder] langs geweest op de werklocatie. Tijdens dit bezoek heeft de leidinggevende van [verweerder] hem aangesproken op zijn bereikbaarheid.
2.6.
Op 29 maart 2023 heeft een videobelgesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] en de bedrijfsarts. De conclusie van dit gesprek was dat [verweerder] niet belastbaar is voor eigen of aangepast werk. De bedrijfsarts heeft [verweerder] geadviseerd om regelmatig contact te onderhouden met [bedrijf] om de drempel tot re-integratie zo laag mogelijk te houden.
2.7.
Op 8 mei 2023 heeft de bedrijfsarts vastgesteld dat [verweerder] nog geen mogelijkheden had om te werken in eigen of aangepast werk. De bedrijfsarts heeft [verweerder] nogmaals geadviseerd om contact te houden en het gesprek met [bedrijf] te blijven voeren over aangepaste mogelijkheden in het werk.
2.8.
Op 9 juni 2023 is [verweerder] op de werklocatie langs geweest om koffie te drinken.
2.9.
Op 19 juni 2023 is [verweerder], zonder bericht, niet op de (videobel-)afspraak met de (praktijkondersteuner van de) bedrijfsarts verschenen.
2.10.
Op 20 juni 2023 heeft [verweerder] een officiële waarschuwing gekregen wegens het niet nakomen van zijn re-integratieverplichtingen. [verweerder] is in diezelfde brief ook gewaarschuwd dat voortduring van zijn gedrag kan leiden tot loonopschorting of een loonstop.
2.11.
Op 22 juni 2023 heeft [verweerder] in een telefoongesprek aangegeven dat er geen veranderingen zijn in zijn herstel. Hij heeft daarbij toegezegd dat hij regelmatig op het werk zal langskomen. Op 23 juni 2023 is [verweerder] op het werk langsgekomen.
2.12.
In juli 2023 heeft [verweerder] telefonisch aangegeven dat hij niet in staat is om het door [bedrijf] aangeboden aangepast werk uit te voeren.
2.13.
Op 21 juli 2023 is [verweerder] zonder bericht niet verschenen op de afspraak met de bedrijfsarts.
2.14.
Bij brief van 31 oktober 2023 heeft [verweerder] een (tweede) officiële waarschuwing gekregen voor het feit dat hij zonder enige berichtgeving niet was verschenen op de afspraken bij de bedrijfsarts op 21 juli 2023 en 29 september 2023. In diezelfde brief is [verweerder] opgeroepen voor een nieuwe afspraak bij de bedrijfsarts op 1 november 2023. Daarbij is [verweerder] gewaarschuwd dat – als hij niet verschijnt – zijn recht op loondoorbetaling tijdens ziekte wordt opgeschort.
2.15.
Omdat [verweerder] geen gehoor heeft gegeven aan deze oproep, is het salaris van [verweerder] met ingang van 1 november 2023 opgeschort.
2.16.
Bij brief van 3 november 2023 heeft [bedrijf] de loonopschorting schriftelijk aan [verweerder] bevestigd. In diezelfde brief is [verweerder] uitgenodigd voor een afspraak bij de bedrijfsarts op 10 november 2023. [verweerder] is door [bedrijf] gewaarschuwd dat als hij daarop niet verschijnt, [bedrijf] een loonstop zal toepassen.
2.17.
Op 10 november 2023 heeft [bedrijf] aan [verweerder] meegedeeld dat de loonopschorting per direct wordt omgezet in een loonstop, omdat [verweerder] weer niet op de afspraak bij de bedrijfsarts is verschenen. In diezelfde brief heeft [bedrijf] aangekondigd dat er een nieuwe afspraak gemaakt zal worden bij de bedrijfsarts en dat een eventueel niet-verschijnen op die afspraak gevolgen kan hebben voor het voortduren van het dienstverband van [verweerder].
2.18.
Bij e-mail van 23 november 2023 is [verweerder] uitgenodigd voor een afspraak bij de bedrijfsarts op 1 december 2023. Op 1 december 2023 is [verweerder], zonder bericht, niet verschenen.
2.19.
Op 23 november 2023 heeft [bedrijf] een deskundigenoordeel bij het UWV opgevraagd over de re-integratie-inspanningen van [verweerder]. In het deskundigenoordeel van 19 december 2023 heeft de arbeidsdeskundige van het UWV onder meer geschreven dat zij [verweerder] niet heeft kunnen spreken; de telefonische oproepen zijn onbeantwoord gebleven en [verweerder] heeft niet gereageerd op de terugbelverzoeken. De conclusie van de arbeidsdeskundige is dat de re-integratie-inspanningen van [verweerder], op basis van de door [bedrijf] verstrekte informatie, onvoldoende zijn.
2.20.
Bij e-mail van 19 januari 2024 heeft [bedrijf] [verweerder] voor de laatste maal in de gelegenheid gesteld om aan zijn re-integratieverplichtingen te voldoen door op 22 januari 2024 contact op te nemen met [bedrijf]. Dit heeft [verweerder] nagelaten.
3 Het verzoek
3.1.
[bedrijf] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] zo spoedig mogelijk te ontbinden vanwege – kort gezegd – verwijtbaar handelen (e-grond). [bedrijf] heeft daarbij het volgende naar voren gebracht.
3.2.
[verweerder] handelt ernstig verwijtbaar doordat hij zonder deugdelijke grond in ernstige mate en gedurende lange tijd zijn re-integratieverplichtingen niet nakomt. Het deskundigenoordeel van het UWV onderschrijft dat [verweerder] onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie. Van [bedrijf] kan daarom niet gevergd worden de arbeidsovereenkomst nog voort te laten duren. Omdat sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [verweerder], heeft hij geen recht op de transitievergoeding.
3.3.
Het opzegverbod tijdens ziekte is op grond van artikel 7:670a lid 1 BW niet van toepassing, omdat [verweerder] zijn re-integratieverplichtingen heeft geschonden en [bedrijf] hem schriftelijk heeft gemaand en de loonbetaling heeft stopgezet.
4 De beoordeling
4.1.
[verweerder] is in lijn met het bepaalde in artikel 2.2.8 van het ‘Landelijk Procesreglement verzoekschriften rechtbanken, kanton per 1 februari 2022’ door de betekening van het verzoekschrift bij deurwaardersexploot tijdig in kennis gesteld van het tegen hem gerichte verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de datum waarop de mondelinge behandeling van dat verzoek zou plaatsvinden. [verweerder] is desondanks niet in de procedure verschenen en daarom is verstek tegen hem verleend.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat het verzoek van [bedrijf] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst slechts kan worden ingewilligd indien (i) is voldaan aan de voorwaarden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7:669 BW, (ii) aan de voorwaarden zoals neergelegd in artikel 7:671b lid 5 BW en (iii) er geen opzegverboden als bedoeld in artikel 7:670 BW of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden gelden.
Redelijke grond voor opzegging (artikel 7:669 BW)
4.3.
[bedrijf] heeft aan het ontbindingsverzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten als bedoeld in artikel 7:699 lid 3 sub e BW, omdat [verweerder] zonder deugdelijke grond zijn re-integratieverplichtingen tijdens ziekte niet is nagekomen.
Nu [verweerder] geen verweer heeft gevoerd, dient uitgegaan te worden van de juistheid van het feitencomplex dat [bedrijf] aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren deze feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.4.
In de wetsgeschiedenis wordt het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen door de werknemer, als bedoeld in artikel 7:660a BW, als voorbeeld van de e-grond genoemd.1 [bedrijf] heeft onweersproken gesteld dat [verweerder] herhaaldelijk tekort is geschoten in de op hem rustende re-integratieverplichtingen. Zo is [verweerder] op 19 juni, 21 juli, 29 september, 1 november, 10 november en 1 december 2023 niet verschenen bij afspraken met de bedrijfsarts. [verweerder] is ondanks herhaalde inspanningen van [bedrijf] onbereikbaar gebleken voor [bedrijf], de arbodienst en het UWV. Ook na de opgelegde loonsanctie(s) en waarschuwingen van [bedrijf] voor ontslag, is [verweerder] niet in actie gekomen. Gesteld noch gebleken is dat [verweerder] een (deugdelijke) reden had om niet aan zijn re-integratie-verplichtingen te (kunnen) voldoen.
4.5.
Aangezien herplaatsing gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden niet in de rede ligt, is in dit geval sprake van een redelijke grond voor ontbinding, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 1 en 3 e BW.
Voldaan aan voorwaarden uit artikel 7:671b lid 5 BW
4.6.
De kantonrechter stelt verder vast dat [bedrijf] aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 7:671b lid 5 BW heeft voldaan. [bedrijf] heeft [verweerder] verschillende keren schriftelijk gemaand tot nakoming van zijn re-integratie-verplichtingen en heeft de betaling van het loon gestaakt. Daarnaast heeft zij een deskundigenoordeel van het UWV overgelegd.
Geen opzegverbod
4.7.
Het opzegverbod tijdens ziekte (artikel 7:670 lid 1 BW) staat niet aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder] in de weg omdat [verweerder] zonder deugdelijke grond de wettelijke re-integratieverplichtingen weigert na te komen en de [bedrijf] [verweerder] schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van deze verplichtingen of om die reden, de betaling van het loon heeft gestaakt.
4.8.
Gelet op het voorgaande zal het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden toegewezen.
Ernstige verwijtbaarheid
4.9.
[bedrijf] heeft verzocht bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen rekening te houden met de opzegtermijn en vast te stellen dat [verweerder] niet in aanmerking komt voor een transitievergoeding, aangezien het gedrag van [verweerder] volgens [bedrijf] kwalificeert als ernstig verwijtbaar in de zin van artikel 7:671b lid 9 en artikel 7:673 lid 7 sub c BW.
4.10.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer gaat om bijvoorbeeld de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat.2
4.11.
Precies deze situatie is in het onderhavige geval aan de orde. De kantonrechter kwalificeert de gedragingen van [verweerder] dan ook als ernstig verwijtbaar, en zal de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9 BW ontbinden met ingang van de dag na de uitspraak van de beschikking.
4.12.
Gelet op artikel 7:673 lid 7 sub c BW wordt tenslotte geoordeeld dat [bedrijf] geen transitievergoeding aan [verweerder] verschuldigd is.
4.13.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder], omdat hij ongelijk krijgt.