Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2024:4672

Rechtbank Noord-Holland
08-05-2024
27-05-2024
C/15/341099 / HA ZA 23-352
Verbintenissenrecht
Bodemzaak,Tussenuitspraak

Tussenvonnis. Erfrecht. Eiser krijgt gelegenheid om ex art. 118 Rv de overige erfgenamen op te roepen. Verplichting tot rekening en verantwoording op basis van volmacht? Dochter en kleindochter krijgen de gelegenheid een ter zitting meegebrachte maar niet overgelegde map met bonnen en facturen in de procedure in te brengen, waarna de zoon (en de opgeroepen erfgenamen) bij akte mogen reageren. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Rechtspraak.nl
JERF Actueel 2024/252
ERF-Updates.nl 2024-0325
VEAN-ERF-Updates.nl 2024-0325

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie

Zittingsplaats Haarlem

zaaknummer / rolnummer: C/15/341099 / HA ZA 23-352

Vonnis van 8 mei 2024 (bij vervroeging)

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [plaats 1] ,

eiser,

advocaat mr. Z.C.E. Houben te Velsen-Zuid,

tegen

1 [gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2],

beiden wonende te [plaats 2] ,

gedaagden

advocaat mr. E. Bongers te Haarlem,

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (gezamenlijk: [gedaagden] ) genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 11 oktober 2023

  • -

    de akte tot wijziging eis, tevens houdende nadere producties met producties 11 t/m 14 van de zijde van [eiser]

  • -

    het originele betekeningsexploot t.a.v. de akte wijziging eis van de zijde van [eiser]

  • -

    de aanvullende producties 2 t/m 9 van de zijde van [gedaagden]

  • -

    de mondelinge behandeling van 29 januari 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
    - de zittingsaantekeningen van mr. Houben namens [eiser]

  • -

    de notities van mr. Bongers namens [gedaagde 1]

  • -

    het B2 formulier, waarbij mr. Bongers zich advocaat stelt namens [gedaagde 2]

  • -

    de conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde 2]

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De zaak in het kort

2.1.

In deze zaak ligt de vraag voor of de dochter en kleindochter van erflater op basis van een aan hen gegeven volmacht rekening en verantwoording moeten afleggen aan de zoon van erflater. De kleindochter is pas na de mondelinge behandeling verschenen in de procedure. De dochter voert een niet-ontvankelijkheidsverweer omdat niet alle erfgenamen in de procedure betrokken zijn. De rechtbank stelt de zoon in de gelegenheid om de andere erfgenamen overeenkomstig de wet op te roepen in de procedure. Wat betreft de vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording zal de rechtbank dochter en kleindochter eerst in de gelegenheid stellen een ter zitting meegebrachte maar niet overgelegde map met bonnen en facturen in de procedure in te brengen, waarna de zoon (en de opgeroepen erfgenamen) bij akte mogen reageren. Aan de hand daarvan zal de rechtbank vervolgens oordelen over de toewijsbaarheid van de ingestelde vorderingen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3 Feiten

3.1.

[eiser] en [gedaagde 1] zijn de zoon en dochter van [erflater] (hierna: erflater) en [betrokkene 1] . Naast [eiser] en [gedaagde 1] zijn uit het huwelijk van erflater en [betrokkene 1] ook [betrokkene 2] en [betrokkene 3] (hierna: de broers) geboren. [gedaagde 2] is de dochter van [gedaagde 1] en dus de kleindochter van erflater.

3.2.

Erflater is nadat hij van [betrokkene 1] is gescheiden, hertrouwd met [betrokkene 4] . [betrokkene 4] had twee kinderen uit een eerder huwelijk, te weten [betrokkene 5] en [betrokkene 6] . [betrokkene 4] is op 14 juli 2020 overleden.

3.3.

Op 6 augustus 2020 heeft erflater een verklaring van volmachtverlening ondertekend. Blijkens die volmacht machtigt erflater [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om hem ieder voor zich dan wel gezamenlijk bij te staan bij het voeren van zijn huishouden en verzorging, waarbij volmachtnemers slechts gezamenlijk gerechtigd zijn tot alle (rechts-)handelingen in en buiten Rechte voor en namens volmachtgever, waaronder uitdrukkelijk begrepen het gezamenlijk raadplegen (incl. inwinnen van alle inlichtingen), handelen en beheren van volmachtgever zijn (dagelijkse) bankzaken, zoals het daarbij doen en verrichten van alle betalingen en overboekingen, alles in het belang van volmachtgever, waarbij zij hem maandelijks, bvk. Telkens per de 1e kalenderdag van elke maand, rekening en verantwoording, en kort schriftelijk verslag (via zgn. ‘staat van inkomsten & uitgaven’) zullen doen, en hem desverlangd informeren van het gevoerde beleid, en verder tot alles gerechtigd zijn wat volmachtnemers daarbij nuttig, wenselijk en vereist achten, steeds onder strikte geheimhouding jegens alle derden hoegenaamd.

3.4.

Op 7 oktober 2020 heeft [eiser] een melding bij Veilig Thuis gedaan in verband met een vermoeden van mishandeling van erflater. De onderzoeker heeft op 4 november 2020 gerapporteerd:

(…) Uw vader is 88 jaar uit en bevindt zich in het laatste stadium van COPD. Hij is ernstig ziek. Daarbij is uw vader dementerend. De diagnose is anderhalf jaar geleden gesteld door de specialist ouderengeneeskunde en de huisarts spreekt over matige tot forse cognitieve stoornissen. Uw vader is zeer zorgbehoevend, hij wordt in bed verpleegd en kan met hulp nog uit bed komen.
Uw vader heeft een verminderde eetlust, de thuiszorg ziet toe op zijn eten en uw vader krijgt aanvullende energievoeding.
De verpleegkundig specialist kent uw vader al langere tijd, in de periode dat zijn echtgenote nog leefde was de situatie al zorgelijk maar haalbaar door haar zorg en de zorg van uw nichtje. Alle betrokken zorgverleners zien een jarenlange liefdevolle en intensieve zorg van uw nichtje voor uw vader. (…)
Financiën: Uw nichtje heeft jarenlang uw vader geholpen met de administratie. Dit gebeurde met instemming van uw vader en zijn echtgenote. Ik heb u uitgelegd dat financieel misbruik daarom niet onderzocht of bevestigd kan worden. (…)
De conclusie vanuit Veilig Thuis is: ouderenmishandeling in de vorm van onthouding van zorg of financieel misbruik is niet bevestigd.

3.5.

Op 18 januari 2021 heeft de rechtbank [betrokkene 7] van Stichting Budget tot beschermingsbewindvoerder van erflater aangesteld omdat aannemelijk was dat erflater als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand niet in staat was ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Tevens is [betrokkene 8] van Professioneelmentor.nl als mentor van erflater aangesteld. Voorts is een rechterlijke machtiging voor het verblijf van erflater in een zorginstelling afgegeven. Het laatste jaar van zijn leven heeft erflater in een zorginstelling doorgebracht.

3.6.

Op 13 december 2021 is erflater overleden. Zijn testament sorteerde door het vooroverlijden van zijn echtgenote geen effect, zodat het wettelijk versterfrecht van toepassing is en alle vier de kinderen voor gelijke delen erfgenaam zijn in de nalatenschap. [eiser] heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard.

3.7.

Blijkens de bankafschriften van erflater zijn in augustus en september 2020 verschillende bedragen aan [gedaagde 2] overgemaakt, optellend tot een bedrag van € 4.200. Op 6 september 2020 is van de bankrekening van erflater een bedrag van € 4.000 overgemaakt aan [gedaagde 1] . Verder is in de periode waarin [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gevolmachtigd waren circa € 12.000 van de bankrekening van erflater gepind en zijn ook andere uitgaven gedaan.

3.8.

Bij brief van 1 november 2022 heeft de raadsvrouw van [eiser] [gedaagde 1] verzocht om rekening en verantwoording af te leggen over de periode juli tot en met december 2020. In reactie daarop heeft [gedaagde 1] bij brief van 6 november 2022 aangegeven dat [eiser] confidentieel bankafschriften van de bankrekening van erflater kon krijgen en dat daarmee voor haar de kous af was.

3.9.

Bij brief van 19 december 2022 heeft de raadsvrouw van [eiser] aan [gedaagde 1] laten weten dat zij de financiële administratie moest verschaffen, en daarbij inzicht moest geven in de uitgaven die zijn verricht.

3.10.

Bij brief van 26 mei 2023 heeft de raadsvrouw aan [gedaagde 2] verzocht om rekening en verantwoording af te leggen.

4 Het geschil

4.1.

[eiser] vordert – na wijziging eis – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot het afleggen van rekening en verantwoording ten aanzien van het in de periode juli 2020 tot en met december 2020 gevoerde beheer over de bankrekeningen en het vermogen van erflater; en

II. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om een bedrag van € 24.145,- te vergoeden aan de nalatenschap, althans aan de erfgenamen van erflater, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 tot de dag van volledige betaling, althans een bedrag en rente vast te stellen die de rechtbank juist acht;

III. voor recht te verklaren dat het aan het vermogen van erflater door [gedaagde 1] onttrokken aandeel in de nalatenschap van erflater, ex artikel 3:194 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is verbeurd;

IV. de vorderingen van [gedaagde 1] af te wijzen.

4.2.

[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op grond van de volmachtverlening gehouden waren rekening en verantwoording af te leggen aan erflater. Als zij dat al hebben gedaan, hetgeen [eiser] betwijfelt, dan was erflater gelet op zijn toen al vergevorderde dementie, niet in staat een en ander te begrijpen. Zij moeten de rekening en verantwoording daarom aan de erfgenamen afleggen. Omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aanzienlijke bedragen aan zich zelf hebben uitgekeerd en erflater gelet op zijn ziekte niet in staat was daarover enige controle uit te oefenen, zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook op grond van het ongeschreven recht gehouden rekening en verantwoording af te leggen.

4.3.

Omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] weigeren rekening en verantwoording aan [eiser] af te leggen, moet het ervoor worden gehouden dat zij onrechtmatig gelden aan het vermogen van erflater hebben onttrokken. De hieruit voortvloeiende schade moeten zij vergoeden. Gelet op het voorgaande is tevens sprake van ongerechtvaardigde verrijking.

4.4.

Ten slotte stelt [eiser] dat [gedaagde 1] haar aandeel in de nalatenschap heeft verbeurd doordat zij het tot de gemeenschap behorende vermogen opzettelijk heeft verzwegen en/of zoek gemaakt.

4.5.

[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren afzonderlijk verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen.

4.6.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5 De beoordeling

Niet-ontvankelijkheid?

5.1.

[gedaagden] betogen primair dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen, omdat hij met de broers en [gedaagde 1] als erfgenamen die de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard, gezamenlijk vereffenaars zijn van de nalatenschap. Op grond van artikel 4:198 BW kunnen zij hun bevoegdheden slechts gezamenlijk uitoefenen. [eiser] heeft in reactie daarop aangevoerd dat de vereffening reeds is voltooid en voor zover dat niet het geval is, de vordering tegen [gedaagde 1] niet is ingesteld in haar hoedanigheid van erfgenaam, maar in haar hoedanigheid van gevolmachtigde.
Voor zover nodig heeft [eiser] handgeschreven verklaringen van zijn broers in het geding gebracht, waarin zij aangeven in deze procedure achter [eiser] te staan. Ten slotte wil [eiser] , als de rechtbank oordeelt dat ook de broers als procespartij opgeroepen moeten worden, daartoe op grond van artikel 118 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) de gelegenheid krijgen.

5.2.

Uitgangspunt is dat [gedaagde 1] , [eiser] en de broers allen de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard en daarom op grond van artikel 4:198 BW hun bevoegdheden als vereffenaars tezamen uitvoeren. Het betoog van [eiser] dat de vereffening al is geëindigd, slaagt niet. Gesteld noch gebleken is dat sprake is geweest van enige handeling in het kader van de vereffening, zoals het maken van een boedelbeschrijving. [gedaagde 1] heeft gemotiveerd betwist dat zij betrokken is geweest bij de verdeling van de inboedel van de voormalige woning van erflater. Zij heeft er verder op gewezen dat uit de rekening en verantwoording die de bewindvoerder heeft afgelegd, volgt dat mogelijk nog sprake is van een bate in de vorm van een nog in te vorderen lening aan een derde.

5.3.

Ook het betoog van [eiser] dat hij de vorderingen tegen [gedaagde 1] heeft ingesteld in haar hoedanigheid van gevolmachtigde en niet van erfgenaam, kan niet slagen. De gevorderde verklaring voor recht dat het aan het vermogen van erflater door [gedaagde 1] onttrokken aandeel in de nalatenschap van erflater is verbeurd, kan immers uitsluitend tegen haar in haar hoedanigheid van erfgenaam worden ingesteld. Ten aanzien van de andere twee vorderingen geldt dat deze zijn ingesteld ten behoeve van de nalatenschap en dat [gedaagde 1] , of zij nu wel of niet uit hoofde van haar hoedanigheid van gevolmachtigde wordt aangesproken, erfgenaam en dus deelgenoot is.

5.4.

[eiser] heeft een beroep gedaan op artikel 3:171 BW op grond waarvan iedere deelgenoot bevoegd is tot het instellen van een rechtsvordering. Uit HR 6 april 2018, ECLI:NLHR:2018:535 volgt echter dat dit artikel alleen ziet op vorderingen tegen derden, maar niet op vorderingen van de gemeenschap tegen een deelgenoot. Laatstgenoemde vorderingen moeten immers op de voet van artikel 3:184 BW en 3:185 BW in de verdeling van de gemeenschap worden meegenomen. Een uitzondering hierop is gerechtvaardigd als een vordering ten behoeve van de gemeenschap tegen een deelgenoot zich er niet voor leent om in de verdeling van de gemeenschap te worden betrokken (zie HR 8 september 2000, ECLI:NL:HR:2000:NJ2000/604). Als een deelgenoot in dat laatste geval een rechtsvordering instelt ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap, zal hij kenbaar moeten maken dat hij in zijn hoedanigheid voor de gezamenlijke, zo veel mogelijk met name te noemen, deelgenoten optreedt.

5.5.

Gelet op het voorgaande is [eiser] in zijn vorderingen tegen [gedaagde 2] in ieder geval ontvankelijk. Ten aanzien van [gedaagde 2] geldt dat zij geen erfgenaam is en dus een derde in de zin van artikel 3:171 BW. Voor wat betreft de procedure tegen [gedaagde 1] is [eiser] in elk geval ontvankelijk voor wat betreft de vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording. Ten aanzien van deze vordering geldt dat een uitzondering gerechtvaardigd is omdat deze vordering zich er in beginsel niet voor leent om in de verdeling betrokken te worden. Verder heeft [eiser] door het in het geding brengen van de verklaringen van zijn broers, kenbaar gemaakt dat hij in hoedanigheid van de gezamenlijke deelgenoten optreedt.

5.6.

Voor wat betreft de overige tegen [gedaagde 1] gerichte vorderingen geldt dat [eiser] deze niet als enige van de erfgenamen tegen haar kan instellen. Het gaat hier om een vordering ten behoeve van de nalatenschap, waarbij het noodzakelijk is dat de beslissing daarover in dezelfde zin luidt ten aanzien van alle bij die nalatenschap betrokkenen: een processueel ondeelbare rechtsverhouding.
Uit HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:411 volgt dat als degene die een beslissing wil uitlokken over een processueel ondeelbare rechtsverhouding nalaat om alle bij de rechtsverhouding betrokken partijen in het geding op te roepen, de rechter hem de gelegenheid moet geven om de niet opgeroepen personen alsnog als partij in het geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv. De rechtbank zal [eiser] hiertoe in de gelegenheid stellen op na te melden wijze. Indien [eiser] hieraan niet voldoet, zal hij niet ontvankelijk worden verklaard voor wat betreft de tegen [gedaagde 1] gerichte vordering tot vergoeding van € 24.145,- aan de nalatenschap en de verklaring voor recht dat [gedaagde 1] haar aandeel in de nalatenschap heeft verbeurd.

Rekening en verantwoording

5.7.

Ten aanzien van de tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gerichte vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording overweegt de rechtbank als volgt. Onbetwist is dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] jegens erflater de verplichting hadden om op grond van de door hem verleende volmacht rekening en verantwoording aan hem af te leggen. In deze is het echter niet erflater, maar [eiser] als erfgenaam en rechtsopvolger onder algemene titel die rekening en verantwoording verlangt. Rekening en verantwoording aan rechtsopvolgers onder algemene titel is alleen dan aan de orde indien een volmachtgever niet in staat was tot het afnemen van rekening en verantwoording. In de periode waarin [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gevolmachtigd waren, had erflater al enige jaren de diagnose dementie en was hij ernstig ziek door COPD. Onmiddellijk na het beëindigen van de volmacht is hij onder bewind gesteld, is een mentor benoemd en is hij opgenomen in een verpleeghuis omdat hij continu zorg nodig had. Gelet op deze omstandigheden moet het er voor worden gehouden dat erflater zelf niet meer in staat was tot het afnemen van rekening en verantwoording. Omdat ook niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] rekening en verantwoording hebben afgelegd aan de beschermingsbewindvoerder, hetgeen wel voor de hand zou hebben gelegen, zullen zij die rekening en verantwoording alsnog aan de erfgenamen moeten afleggen. Omdat het hier gaat om (verstoorde) familieverhoudingen kunnen aan het afleggen van rekening en verantwoording geen al te hoge eisen worden gesteld. [eiser] beschikt al over de bankafschriften van de rekening van erflater en [gedaagde 1] heeft een gift van € 4.000 aan haar en € 1.000 aan [gedaagde 2] al toegelicht. [gedaagde 2] heeft bij conclusie van antwoord al een toelichting verstrekt op de gedane uitgave in de periode dat zij gevolmachtigd was (productie 2). [gedaagden] hebben verder gewezen op een rode map waarin alle bonnen en facturen uit de periode waarin zij gevolmachtigd waren, werden opgenomen. De map lag volgens hen steeds bij erflater op tafel (bij de zorgmap van de thuiszorg) en kon ook door [eiser] worden ingezien. De map is ter comparitie getoond maar niet overgelegd.

5.8.

De rechtbank zal [gedaagden] in de gelegenheid stellen om de betreffende map (althans goed leesbare kopieën van de inhoud daarvan) in het geding te brengen. Aan de hand daarvan zal de rechtbank beslissen of (en in hoeverre) de vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording toewijsbaar is. Tevens kan pas naar aanleiding daarvan worden beoordeeld of en in hoeverre de andere vorderingen toewijsbaar zijn.

5.9.

De conclusie is als volgt:
- [eiser] wordt in de gelegenheid gesteld om op de voet van artikel 118 Rv de broers in het geding op te roepen op uiterlijk 5 juni 2024;
- [gedaagden] worden in de gelegenheid gesteld om op de rol van 5 juni 2024 de hiervoor genoemde rode map (althans kopieën van de inhoud daarvan) in het geding te brengen, desgewenst voorzien van een korte akte met toelichting op die map;
- [eiser] zal in de gelegenheid worden gesteld om vervolgens met een termijn van vier weken bij akte te reageren op hetgeen door [gedaagden] wordt overgelegd;
- iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6 De beslissing

De rechtbank

6.1.

geeft [eiser] de gelegenheid om [betrokkene 2] en [betrokkene 3] ex artikel 118 Rv, en derhalve met in achtneming van de voor dagvaarding geldende termijnen, als partij in dit geding op te roepen om uiterlijk 5 juni 2024, niet in persoon, maar vertegenwoordigd door een advocaat, in deze procedure te verschijnen, zodat ook zij zich dan over de vorderingen kunnen uitlaten,

6.2.

geeft [gedaagden] de gelegenheid om op de rol van 5 juni 2024 de onder 5.7 genoemde rode map (althans kopieën van de inhoud daarvan) in het geding te brengen, desgewenst voorzien van een korte akte met toelichting op die map,

6.3.

bepaalt dat [eiser] , en ook Marco en Carlo nadat zij zijn opgeroepen, vervolgens op de rol van 3 juli 2024 bij akte mag / mogen reageren op hetgeen door [gedaagden] wordt overgelegd,

6.4.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.1

1 type: 1589 coll:

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.