[verzoeker] verzoekt de kantonrechter:
primair:
I. de opzegging (naar [verzoeker] ter zitting heeft toegelicht: door [verweerder]) te vernietigen dan wel voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en [verweerder] nog altijd voortduurt;
II. [verweerder] te veroordelen om met ingang van 1 januari 2024 aan [verzoeker] haar salaris te betalen, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten;
III. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het achterstallige salaris;
IV. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke rente over de onder II en III genoemde bedragen;
V. [verweerder] te verplichten om [verzoeker] binnen 48 uur na betekening van de beschikking toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per (gedeelte van een) dag;
VI. [verweerder] te veroordelen in de kosten van het geding inclusief nakosten;
subsidiair:
I. de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verweerder] te vernietigen;
II. [verweerder] te veroordelen om met ingang van 1 januari 2024 aan [verzoeker] haar salaris te betalen, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten;
III. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het achterstallige salaris;
IV. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke rente over de onder II en III genoemde bedragen;
V. [verweerder] te verplichten om [verzoeker] binnen 48 uur na betekening van de beschikking toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per (gedeelte van een) dag;
VI. [verweerder] te veroordelen in de kosten van het geding inclusief nakosten;
Voorwaardelijk, indien de kantonrechter de door [verweerder] gedane opzegging niet vernietigt:
VII. voor recht te verklaren dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] heeft opgezegd, waarbij [verzoeker] geen verwijt kan worden gemaakt en geen sprake is van een dringende reden;
VIII. te bepalen dat [verweerder] aan [verzoeker] moet betalen:
a. de gefixeerde schadevergoeding vanwege onregelmatige opzegging van € 2.730,29 bruto;
b. de transitievergoeding van € 300,55 bruto;
IX. [verweerder] te veroordelen om aan [verzoeker] een schadevergoeding van € 13.651,46 bruto te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid;
X. [verweerder] te veroordelen in de proceskosten inclusief nakosten;
uiterst subsidiair:
I. voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen [verweerder] en [verzoeker] met wederzijds goedvinden (waarmee - naar [verzoeker] ter zitting heeft toegelicht - is bedoeld: door een beëindigingsovereenkomst ex artikel 7:670 b BW) is beëindigd op 1 januari 2024;
II. [verweerder] te veroordelen om de brief van 1 december 2023 aan te passen evenals de akte van ontslag/verklaring einde dienstverband, in die zin dat opgenomen wordt dat de arbeidsovereenkomst beëindigd wordt per 1 januari 2024 met wederzijds goedvinden;
III. te bepalen dat [verweerder] aan [verzoeker] moet betalen:
a. de gefixeerde schadevergoeding vanwege onregelmatige opzegging van € 2.730,29 bruto;
b. de transitievergoeding van € 300,55 bruto;
IV. [verweerder] te veroordelen om aan [verzoeker] een schadevergoeding van € 13.651,46 bruto te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid;
V. [verweerder] te veroordelen in de proceskosten inclusief nakosten.