Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2024:99

Rechtbank Noord-Holland
09-01-2024
15-01-2024
23/7245
Omgevingsrecht
Voorlopige voorziening

Verweerder heeft de Wnb-ontheffing voor het afschieten van konijnen mogen verlenen. Het beroep is daarom ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 23/7245 en 23/7245


uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 januari 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Stichting Fauna4Life, gevestigd te Amstelveen,

Stichting Animal Rights, gevestigd te Den Haag,

eisers

(gemachtigde: mr. C.M. van de Ven),

en

gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Sassen).

Als derde-partij neemt aan de zaken deel:

Landal Sluftervallei uit De Cocksdorp Texel, Landal

(gemachtigde R. Hoogervorst).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eisers tegen de door verweerder aan Landal verleende ontheffing van het in de Wet natuurbescherming (Wnb) opgenomen verbod om konijnen te doden. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eisers daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

1.1.

Verweerder heeft genoemde ontheffing op 5 april 2023 verleend. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 26 oktober 2023 (op het bezwaar van eisers) is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.

1.2

Landal heeft toegezegd geen gebruik te zullen maken van de ontheffing tot de zaak door de voorzieningenrechter op zitting is behandeld.

1.3

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft namens eisers deelgenomen: de gemachtigde van eisers, namens verweerder: de gemachtigde van GS en M. Smit (werkzaam voor de Omgevingsdienst Noord Holland Noord) en namens Landal: [naam 1] ( [functie] ) en [naam 2] (faunabeheerder) en de gemachtigde van Landal.

1.4

De voorzieningenrechter heeft na sluiting ter zitting telefonisch toegezegd uiterlijk op 10 januari 2023 uitspraak te zullen doen. Landal heeft in reactie hierop toegezegd geen gebruik te zullen maken van de ontheffing totdat op het verzoek is beslist.

Totstandkoming van het besluit

De aanvraag

2.1

Op 8 december 2020 heeft verweerder aan Landal een ontheffing verleend van het in de Wet natuurbescherming (Wnb) opgenomen verbod op het doden van konijnen en bruine ratten geldend voor het park Landal Sluftervallei (het park). Deze ontheffing was geldig tot 1 februari 2023.

2.2

Op 10 januari 2023 heeft Landal een aanvraag gedaan voor verlenging van de ontheffingsperiode.

2.3

Bij brief verzonden op 21 februari 2023 heeft verweerder Landal bericht dat de aanvraag onvolledig is, omdat de gegevens om te beoordelen of sprake is van een gunstige staat van instandhouding van de konijnen ontbreken. Daarbij is tevens aangegeven dat voor het doden van bruine ratten al een provincie-brede ontheffing is verleend aan Faunabeheereenheid Noord-Holland en dat Landal daarvoor daarom geen ontheffing meer nodig heeft.

2.4

In reactie hierop heeft eiser aangegeven dat de aanvraag voor wat betreft de bruine rat kan komen te vervallen. Voor wat betreft de konijnen heeft Landal toegelicht dat zich tenminste 88 konijnen op het park bevinden, dat die schade veroorzaken en dat gestreefd wordt naar een gezonde populatie, van niet minder dan 45 konijnen.

2.5

Op 10 februari 2023 is het terrein van Landal op verzoek van verweerder bezocht door een rapporteur van de Omgevingsdienst Noord Holland Noord. Van dit bezoek is door de rapporteur een rapport opgemaakt. De rapporteur heeft positief geadviseerd over de aanvraag.

2.6

Verweerder heeft de gevraagde ontheffing bij besluit van 5 april 2023 verleend (geldend tot en met 1 februari 2028) ter voorkoming van door konijnen veroorzaakte schade. Daarbij is als uitgangspunt genomen dat een voorjaarspopulatie van tenminste 45 konijnen dient te worden nagestreefd, omdat dan geen afbreuk wordt gedaan aan het streven om de populatie in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.

Bezwaarprocedure

3.1

Eisers hebben gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Daarover heeft de Hoor- en adviescommissie (de commissie) advies uitgebracht aan verweerder. Geadviseerd is om nader ecologisch onderzoek te laten uitvoeren.

3.2

Naar aanleiding daarvan heeft Ecologisch adviesbureau Ecotex op verzoek van Landal een nader advies uitgebracht. Dit advies is opgenomen in het rapport van Ecotex van 3 oktober 2023. Daarin staat kort samengevat dat:

- vakantieparken als de Sluftervallei zeer geschikt zijn als leefgebied voor konijnen;

- Landal Sluftervallei (met [naam 3] faunabeheer) een gedegen plan van aanpak heeft gerealiseerd met betrekking tot de aanwezige konijnenpopulatie, onder andere bestaande uit het aanbrengen van hekwerken, rasters en weringen en konijnwerende korrels;

- schadebestrijding/afschot met geweer het allerlaatste redmiddel is om economische en ook lichamelijke schade door overmatig gravende konijnen te voorkomen;

- uit studies is gebleken dat een populatie van 30 konijnen genoeg is voor herintroductie;

- de gunstige staat van instandhouding bij een populatie van tenminste 45 konijnen daarom niet in gevaar komt.

- uit de beschikbare gegevens (Website Waarnemingen.nl) blijkt dat het aantal waarnemingen van konijnen op het vakantiepark Sluftervallei is toegenomen.

- het aantal op het park aanwezige konijnen wordt geschat op 120 tot 140;

- deze populatie zich zonder populatiereductie in één voortplantingsseizoen zal verdubbelen;

3.3

Verweerder heeft het bezwaar onder verwijzing naar het advies van de commissie gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de verleende ontheffing onder verwijzing naar het rapport van Ecotex gehandhaafd.

4. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht een voorlopige voorziening te treffen tegen dat besluit.

5. Van verweerder is een verweerschrift ontvangen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

6. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eisers of verweerder de ontheffing voor het doden van konijnen heeft mogen verlenen. Hij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.

7. De voor de beoordeling van beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

8.1

Volgens eisers is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 3.8, vijfde lid, onder b, van de Wnb, omdat niet is aangetoond dat een ontheffing nodig is ter voorkoming van schade of overlast. Er is geen significante schade aangetoond.

8.2

Verweerder verwijst naar het bepaalde in artikel 3.10, tweede lid, onder b, van de Wnb waarin is opgenomen dat het voorkomen en beperken van schade en overlast een in de wet opgenomen belang is om een ontheffing te verlenen, en stelt dat dit belang zich hier voordoet. Verweerder verwijst daarbij in eerste instantie naar de situatie als die was in 2020, ten tijde van het verlenen van de eerste ontheffing.

8.3

Uit de toen in 2020 verleende ontheffing blijkt dat destijds sprake was van 1500- 2000 konijnen op het terrein van Landal die talloze gaten en holen hadden gegraven op het terrein. Tijdens de inspecties zijn destijds veel uitwerpselen van konijnen waargenomen, alsmede konijnenholen, konijnenbouwen en wissels, zo blijkt uit de destijds verleende ontheffing. Ook blijkt uit die ontheffing dat veel schade is waargenomen bij zowel de vaste vakantieaccommodaties als op de kampeerterreinen en toiletgebouwen.

Hiermee staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende vast dat een (te) grote konijnenpopulatie in het park een concrete dreiging van belangrijke schade met zich meebrengt. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder, die op dit punt beoordelingsruimte heeft, zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de nu ter beoordeling voorliggende ontheffing nodig is ter voorkoming van schade die zal ontstaan bij een snelle vermeerdering van de nu op het park aanwezige konijnen. De rechtbank vindt hiervoor steun in vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op dit punt1. De stelling dat de streefstand van 45 konijnen ten onrechte niet is gekoppeld aan een schadecijfer (het maximaal aantal konijnen dat op het park aanwezig kan zijn zonder dat door die aanwezigheid significante schade ontstaat) volgt de voorzieningenrechter daarom niet. Het beroep op dit punt treft daarom geen doel.

9.1

De ontheffing doet volgens eisers afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de populatie van konijnen, en is daarom volgens eisers strijdig met het bepaalde in artikel 3.8, vijfde lid, onder c, van de Wnb.

9.2

Verweerder heeft onder verwijzing naar het rapport van Ecotex gesteld dat er sprake is van een op zichzelf staande geïsoleerde populatie. Redengevend hiervoor is dat het terrein (vrijwel) geheel wordt afgesloten door het aan de duinzijde van het park aanwezige konijnwerende raster en veeroosters (om inloop uit het duingebied te voorkomen) in combinatie met sloten. Daarbij heeft verweerder eveneens onder verwijzing naar het rapport van Ecotex gesteld dat een populatie van tenminste 30 konijnen al voldoende is om te kunnen spreken van een gunstige staat van instandhouding2. De ontheffing is verleend voor het terugbrengen van de populatie tot 45 konijnen. De gunstige staat van instandhouding van de konijnenpopulatie op het park wordt dus niet door verlening van de ontheffing bedreigd.

9.3

Gelet op de stukken en in aanmerking genomen de namens verweerder ter zitting daarop gegeven toelichting, neemt de voorzieningenrechter als vaststaand aan dat sprake is van een geïsoleerde konijnenpopulatie op het park. Daarom is niet aannemelijk dat de staat van instandhouding van de konijnen buiten het park zal verslechteren door het verlenen van de ontheffing. Gelet op de inhoud van het rapport van Ecotex en het daarin genoemde, aan diverse studies ontleende, uitgangspunt dat een levensvatbare konijnenpopulatie uit ten minste 30 konijnen dient te bestaan, is ook niet aannemelijk dat de gunstige staat van instandhouding van de konijnenpopulatie op het park zal verslechteren door het verlenen van de ontheffing. Het beroep van eisers op dit punt slaagt daarom niet.

10.1

Volgens eisers is niet aangetoond dat geen andere diervriendelijker oplossing mogelijk is om hetzelfde doel te bereiken als met het doden van konijnen wordt nagestreefd. De ontheffing is daarom volgens eisers verleend in strijd met artikel 3.8, vijfde lid, onder a, van de Wnb.

10.2

Volgens verweerder zijn er geen werkbare diervriendelijker alternatieven mogelijk voor het beheersen van de grootte van de op het park aanwezige konijnenpopulatie. Er zijn al veel maatregelen getroffen om schade te voorkomen zoals het plaatsen van afrasteringen, weringen en het gebruik van konijnenkorrels. Van andere maatregelen zoals het plaatsen van klaphekjes (waardoor konijnen het park kunnen verlaten, maar dan niet meer terug kunnen komen) wordt onvoldoende resultaat verwacht, omdat het park een aantrekkelijke omgeving is voor konijnen. Ze zullen het park daarom, ook als dat mogelijk wordt gemaakt, niet verlaten. Afvangen en elders uitzetten is ook geen reëel alternatief omdat dat risicovol is en lang niet altijd succesvol. Bovendien mag dit ook niet zonder dat daarvoor een ontheffing wordt verleend. Er zijn op dit moment wel proeven gaande met het vangen en uitzetten van konijnen, maar dat gebeurt tot nu toe alleen op kleine schaal en alleen als is voldaan aan de vele daarvoor geldende voorwaarden. Het is daarom op dit moment bij populatiebeheersing nog geen reëel alternatief voor het doden van konijnen.

10.3

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder met het hiervoor gestelde voldoende gemotiveerd waarom er geen goede alternatieven zijn voor het doden van de konijnen. De beroepsgrond van eisers op dit punt slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat Landal van de verleende ontheffing gebruik mag maken om konijnen op het park te doden. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:

- verklaart het beroep ongegrond;

- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2023.

griffier

voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 8:81

1Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Artikel 8:86

1Indien het verzoek wordt gedaan indien beroep bij de bestuursrechter is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.

Wet natuurbescherming

Artikel 3.10

1Onverminderd artikel 3.5, eerste, vierde en vijfde lid, is het verboden:

a.in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in de bijlage, onderdeel A, bij deze wet, opzettelijk te doden of te vangen;

2Artikel 3.8, met uitzondering van het derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op de verboden, bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat, in aanvulling op de redenen, genoemd in het vijfde lid, onderdeel b, de noodzaak voor de ontheffing of vrijstelling ook verband kan houden met handelingen:

a.in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden of van kleinschalige bouwactiviteiten, met inbegrip van het daarop volgende gebruik van het gebied of het gebouwde;

b.ter voorkoming van schade of overlast, met inbegrip van schade aan sportvelden, schietterreinen, industrieterreinen, kazernes, of begraafplaatsen;

c.ter beperking van de omvang van de populatie van dieren, in verband met door deze dieren ter plaatse en in het omringende gebied veelvuldig veroorzaakte schade of in verband met de maximale draagkracht van het gebied waarin de dieren zich bevinden;

d.ter voorkoming of bestrijding van onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren;

e.in het kader van bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw;

f.in het kader van bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of in het kader van natuurbeheer;

g.in het kader van bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied;

h.in het algemeen belang, of

i.bestendig gebruik.

Artikel 3.8

1Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 en 3.6, tweede lid, ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten

(…)

5Een ontheffing of een vrijstelling wordt uitsluitend verleend, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

a.er bestaat geen andere bevredigende oplossing;

b.zij is nodig:

1°.in het belang van de bescherming van de wilde flora of fauna, of in het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats;

2°.ter voorkoming van ernstige schade aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden, wateren of andere vormen van eigendom;

3°.in het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten;

4°.voor onderzoek en onderwijs, repopulatie of herintroductie van deze soorten, of voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten, of

5°.om het onder strikt gecontroleerde omstandigheden mogelijk te maken op selectieve wijze en binnen bepaalde grenzen een beperkt, bij de ontheffing of vrijstelling vastgesteld aantal van bepaalde dieren van de aangewezen soort te vangen of onder zich te hebben, onderscheidenlijk een beperkt bij de ontheffing of vrijstelling vastgesteld aantal van bepaalde planten van de aangewezen soort te plukken of onder zich te hebben;

c.er wordt geen afbreuk gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.

Bijlage behorende bij artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming

Onderdeel A (behorende bij artikel 3.10, eerste lid, onderdeel a)

(..)

Konijn

(..)

1 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4116 en de daarin genoemde uitspraak van de Afdeling van 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVWS:2018:3366.

2 In het advies van Ecotex wordt gewezen op de studie Van duinbeheerder PWN Noord Hollands Duinreservaat, Fonck van Meurs.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.