Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2025:4696

Rechtbank Noord-Holland
01-05-2025
08-05-2025
11605875
Arbeidsrecht
Bodemzaak,Beschikking

De werknemer, intercedent bij een uitzendbureau, verzoekt om vernietiging van een ontslag op staande voet. De kantonrechter wijst het verzoek toe, omdat het ontslag niet rechtsgeldig is. De dringende reden daarvoor ontbreekt. Nu de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd inmiddels al van rechtswege is geëindigd, wordt loondoorbetaling vanaf de ontslagdatum tot aan de einddatum toegewezen. Daarnaast moet ook een onterecht door de werkgever ingehouden bedrag van € 2.627,08 aan de werknemer worden (terug)betaald.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2025-0573
VAAN-AR-Updates.nl 2025-0573

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Haarlem

Zaaknummer / rekestnummer: 11605875 \ AO VERZ 25-39

Beschikking van 1 mei 2025

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende te [plaats],

verzoekende partij,

hierna te noemen: [verzoeker],

gemachtigde: mr. A. Kloet,

tegen

TIMING PERSONEELSDIENSTEN B.V.,

gevestigd te Apeldoorn,

verwerende partij,

hierna te noemen: Timing,

gemachtigde: mr. A.E.B. de Hollander.

De zaak in het kort

De werknemer, intercedent bij een uitzendbureau, verzoekt om vernietiging van een ontslag op staande voet. De kantonrechter wijst het verzoek toe, omdat het ontslag niet rechtsgeldig is. De dringende reden daarvoor ontbreekt. Nu de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd inmiddels al van rechtswege is geëindigd, wordt loondoorbetaling vanaf de ontslagdatum tot aan de einddatum toegewezen. Daarnaast moet ook een onterecht door de werkgever ingehouden bedrag van € 2.627,08 aan de werknemer worden (terug)betaald.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift van 11 maart 2025 met 11 producties;

- het verweerschrift van 10 april 2025;

- de mondelinge behandeling van 17 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2.

De beschikking is bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] (geboren op [geboortedatum] 2000 en thans 24 jaar oud) is sinds 21 augustus 2024 in dienst bij Timing, een uitzendbureau. Zij werkte als intercedent in het klantenteam van Schiphol met een loon van € 2.425,- bruto per 4 weken (excl. 8% vakantiegeld). [verzoeker] had een bepaalde tijd contract voor zeven maanden tot en met 20 maart 2025.

2.2.

[verzoeker] is sinds 22 november 2024 arbeidsongeschikt, als gevolg van een burn-out. Zij heeft op 11 december 2024 voor de eerste keer de bedrijfsarts bezocht. Uit de rapportage van de bedrijfsarts volgde dat het aanbieden van werkzaamheden nog niet werd geadviseerd. Een opbouwschema van werk was ook nog niet aan de orde. Het herstel zou nog maanden kunnen duren. Timing is eigenrisicodrager.

2.3.

Op 9 januari 2025 heeft [verzoeker] voor de tweede keer met de bedrijfsarts gesproken. In het rapport van dit bezoek stond dat [verzoeker] op 30 januari 2025 geopereerd zou worden. Herstel van deze operatie moest worden afgewacht. Daarna kon pas worden gekeken naar re-integratiemogelijkheden.

2.4.

[verzoeker] kreeg van Timing op 21 januari 2025 een email met daarin twee opties: zij kon 1) ziek uit dienst gaan, 95% loon tijdens ziekte ontvangen en dan een ZW-uitkering ter hoogte van 70% loon aanvragen. Of zij kon zich 2) uiterlijk 20 februari 2025 betermelden, onder vrijstelling van werk en met 100% loondoorbetaling en een WW-uitkering aanvragen.

2.5.

Per email van 28 januari 2025 liet [verzoeker] aan Timing weten dat zij niet zeker wist hoe het herstel na haar operatie van 30 januari 2025 precies zou verlopen. Indirect koos zij daarmee voor optie 1: ziek uit dienst gaan.

2.6.

Op 29 januari 2025 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief staat, voor zover van belang, het volgende:

“1. Hoewel jij stelt ziek te zijn en herhaaldelijk richting mevrouw [betrokkene] te hebben aangegeven qua energie nergens toe in staat te zijn -meer concreet-: dagelijks pas rond 11:00 uur/12:00 uur wakker te worden en rond 14:00 uur te kunnen opstaan- ben jij afgelopen weekend wel uit geweest, net als op 6 januari 2025;

2. Jij weigert continu, althans laat continu na, om desgevraagd contact op te nemen met mevrouw [betrokkene] en neemt ook niet de telefoon op wanneer jij wordt gebeld, hiertoe ben je wel gehouden, op grond van jouw arbeidsovereenkomst en het daarbij behorende verzuimprotocol;

3. Jij hebt gelogen bij jouw indiensttreding omtrent (het verloop) van jouw arbeidsovereenkomst bij jouw vorige werkgever, tevens een uitzendbureau;

4. Jij hebt gelogen over jouw psychische toestand, aangezien je eerder met burn-out uitgevallen en desondanks bij Timing voor de functie van intercedent hebt gesolliciteerd, wetende dat de functie van intercedent een functie is die veel stressbestendigheid vereist;

5. Jij mist in ernstige mate de geschiktheid voor de werkzaamheden van intercedent, waartoe jij je hebt verbonden.”

Dit leveren allen dringende redenen op in de zin van artikel 7:678 BW die - zowel afzonderlijk als gezamenlijk - een reden voor ontslag op staande voet opleveren.”

3. Het verzoek en het verweer

3.1.

Volgens [verzoeker] is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. [verzoeker] verzoekt de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen en Timing te veroordelen tot (na)betaling van het loon tot aan de einddatum van 20 maart 2025. Ook wil zij dat een onterecht ingehouden bedrag van € 2.627,08 door Timing wordt terugbetaald. Beide bedragen dienen te worden vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente. Daarnaast verzoekt [verzoeker] betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten.

3.2.

Timing voert verweer en stelt dat het verzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen. Timing voert ‑ samengevat ‑ aan dat de vijf redenen voor het ontslag op staande voet, zoals genoemd in de ontslagbrief d.d. 29 januari 2025, zowel afzonderlijk als gezamenlijk dringend zijn. Timing verzoekt vervolgens om matiging van de wettelijke verhoging tot 10%, nu Timing niet zodanig verwijtbaar gehandeld heeft dat een wettelijke verhoging op zijn plaats zou zijn. Tot slot verzoekt Timing afwijzing van de gevraagde buitengerechtelijke kosten, nu door de gemachtigde van [verzoeker] alleen werkzaamheden ten behoeve van de procedure zouden zijn uitgevoerd.

4 De beoordeling

4.1.

Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd en of Timing moet worden veroordeeld tot (na)betaling van het loon tot aan de einddatum van het contract voor bepaalde tijd. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. De kantonrechter legt uit hoe tot dit oordeel is gekomen.

4.2.

Het ontslag op staande voet is een zogenaamd ‘ultimum remedium’. Dit betekent dat ontslag op staande voet vanwege de ingrijpende gevolgen slechts mag worden verleend als een mindere maatregel, zoals een loonsanctie of ontbinding van de arbeidsovereenkomst, niet volstaat.

4.3.

Uit artikel 7:677 BW volgt dat ontslag op staande voet slechts aan de orde is als een arbeidsovereenkomst wegens een correct en terecht aangevoerde, al dan niet samengestelde, dringende reden wordt opgezegd. Als dringende reden in de zin van artikel 7:678 lid 1 BW worden beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.

4.4.

Door Timing zijn in de ontslagbrief van 29 januari 2025 (zoals weergegeven onder 2.6.) een vijftal redenen aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd. De kantonrechter zal de redenen uit de ontslagbrief één voor één aflopen. De kantonrechter stelt reeds vast dat geen hoor- en wederhoor is toegepast. Daarbij is het ook opvallend dat [verzoeker] enerzijds wordt verweten dat zij zich slechter voordeed dan ze daadwerkelijk was en anderzijds wordt verweten dat zij (nog) niet hersteld kon zijn van haar burn-out en dit had moeten melden tijdens haar sollicitatie.

Het uitgaan

4.5.

Het eerste verwijt dat Timing [verzoeker] maakt, is dat zij op 6 januari 2025 en op
25 januari 2025 zou zijn uitgegaan, terwijl ze stelt ziek te zijn. Timing heeft op 6 januari 2025 een foto op Instagram van [verzoeker] gezien en daarbij geconcludeerd dat [verzoeker] was gaan stappen. Ook heeft Timing vernomen dat [verzoeker] op 25 januari 2025 een festival heeft bezocht. [verzoeker] heeft aangegeven dat zij op 6 januari 2025 een foto van oudejaarsavond op Instagram heeft geplaatst en dat deze foto was gemaakt bij een vriendin thuis. Zij was toen niet ‘uit’. [verzoeker] heeft erkend dat zij op 25 januari 2025 een festival heeft bezocht. Ter zitting heeft [verzoeker] verteld dat dit op aanraden was van haar behandelaar. Het advies was om af en toe weer iets te doen wat zij vroeger leuk vond. Zij is daarom vlak voor haar operatie, bij wijze van uitzondering, eenmalig vier uur naar een festival geweest. Verder gaf [verzoeker] ter zitting aan dat ze op dit moment nog steeds arbeidsongeschikt is en nog steeds weinig (met vrienden) onderneemt. [verzoeker] volgt therapie, sport en is bezig met energie opbouwen.

4.6.

De kantonrechter stelt vast dat alleen een bedrijfsarts mag oordelen over de arbeidsongeschiktheid en de mogelijkheden rondom deze arbeidsongeschiktheid. De rapporten van 11 december 2024 en 9 januari 2025 zijn daarin leidend. Daarin stond dat het aanbieden van werkzaamheden niet werd geadviseerd. Er was ook nog geen opbouwschema mogelijk. Het herstel van de operatie van 30 januari 2025 zou worden afgewacht. De kantonrechter benadrukt dat een werknemer met een burn-out op oudejaarsavond naar een vriendin mag gaan en in een weekend ook een paar uur een festival mag bezoeken. Als Timing daarover twijfels had gehad, dan had het op haar weg gelegen [verzoeker] om tekst en uitleg te vragen en anders de bedrijfsarts om nader advies te vragen. Het uitgaan is geen dringende reden voor ontslag op staande voet.

De bereikbaarheid

4.7.

De kantonrechter oordeelt vervolgens dat de tweede reden uit de ontslagbrief ook niet dringend is. Bij onvoldoende bereikbaarheid tijdens arbeidsongeschikt is een minder vergaande maatregel (een loonsanctie) gepaster dan ontslag op staande voet. Daar komt bij dat op de dag voor het ontslag op staande voet nog e-mailcontact is geweest tussen partijen, te weten op 28 januari 2025. De gestelde onbereikbaarheid was daarom op dat moment ook geen dringende reden. Voorafgaand aan een loonsanctie is een waarschuwing verplicht. Het had op de weg van Timing gelegen eerst een waarschuwing te geven als zij vond dat [verzoeker] (al dan niet structureel) onbereikbaar was.

Liegen over vorige baan/burn-out

4.8.

De derde en vierde reden kunnen in elkaars verlengde worden gelezen. Timing vindt dat [verzoeker] tijdens haar sollicitatie onterecht heeft gezwegen/gelogen over het feit dat ze bij haar vorige werknemer ook was uitgevallen. Timing stelt zelfs dat [verzoeker] niet hersteld kan zijn van haar burn-out, omdat zij na enkele maanden bij Timing weer uitviel. Daarbij vindt Timing het onterecht dat [verzoeker] opnieuw bij een uitzendbureau ging werken, terwijl ze bij haar vorige werkgever (tevens een uitzendbureau) was uitgevallen.

4.9.

Uit vaste jurisprudentie volgt dat slechts een meldingsplicht bestaat ten aanzien van lichamelijke ongeschiktheid bij een sollicitatie, voor zover de ziekte of handicap van de sollicitant hem/haar ongeschikt maakt voor de functie waarop hij/zij solliciteert én de sollicitant dit ook weet, althans dit had moeten begrijpen. De bewijslast ligt hiervoor bij de werkgever. Timing diende daarom aan te tonen dat [verzoeker] wist (of had moeten begrijpen) dat zij de functie van Intercedent bij Timing nooit aan zou kunnen.

4.10.

Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard dat zij vier maanden bij het vorige uitzendbureau heeft gewerkt voordat zij uitviel. De uitval kwam onder andere door een onveilige werksfeer waarbij sprake was van pestgedrag en verbaal geweld. Dit leidde tot paniekaanvallen. [verzoeker] ging in april 2024 ziek uit dienst en heeft toen enkele maanden aan haar herstel gewerkt. Het inhoudelijke werk van intercedent bij een uitzendbureau vond zij leuk en ging haar ook goed af. Zij hoopte bij Timing een ander soort werkgever te vinden, eentje met een veiligere werksfeer. Recruiters van Timing hebben [verzoeker] zelf benaderd voor de baan op basis van haar online CV. In de optiek van [verzoeker] klonk de functie leuk én bekend. [verzoeker] startte dan ook met de gedachte dat dit uitzendbureau beter was dan het vorige en haar ook beter kon ondersteunen. De kantonrechter stelt vast dat [verzoeker] niet had hoeven melden dat zij met een burn-out was uitgevallen bij haar vorige werkgever, omdat zij niet vooraf wist of had moeten weten dat zij de functie bij Timing niet zou kunnen vervullen. Zij heeft de functie de eerste drie maanden ook daadwerkelijk fulltime vervuld. Het gestelde liegen over of het verzwijgen van het verloop bij haar vorige baan en de burn-out is geen dringende reden.

Ongeschikt voor de functie

4.11.

De vijfde ontslagreden die door Timing is genoemd, is dat [verzoeker] in ernstige mate de geschiktheid mist voor de werkzaamheden van intercedent. Van enig (onderbouwd) disfunctioneren (anders dan de ziekmelding) is niet gebleken. Het feit dat iemand een ziekte in het verleden heeft gehad, maakt nog niet dat sprake is van ongeschiktheid voor de functie. Daarbij benadrukt de kantonrechter dat ontslag op staande voet niet de juiste route is bij een eventueel disfunctioneren. Dat is een ontbindingsverzoek op de d-grond, na voldoende dossieropbouw, een verbetertraject én geen mogelijkheden tot herplaatsing. Ook deze dringende reden is niet gegrond.

Conclusie: het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig

4.12.

Nu een ontslag op staande voet een uiterste middel is ter beëindiging van een arbeidsovereenkomst, had Timing de feiten die zij aan het ontslag op staande voet ten grondslag wilde leggen, in het kader van goed werkgeverschap, beter moeten onderzoeken, voordat zij tot het ontslag kon overgaan. Dat heeft de werkgever nagelaten. Timing heeft haar eigen conclusies getrokken en is (zonder hoor- en wederhoor) tot ontslag op staande voet overgegaan.

4.13.

Bij nader onderzoek zou Timing tot de conclusie hebben kunnen (en moeten) komen dat de -op zichzelf niet onbegrijpelijke- schijn van een ‘liegende werknemer’ toch anders was dan de werkelijkheid, althans, dat voor een ontslag op staande voet een dringende reden ontbrak. De kantonrechter is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden geen sprake is van een (samengestelde) dringende reden en dat het ontslag op staande voet dan ook ten onrechte is gegeven.

4.14.

Dit betekent dat het loon verschuldigd is vanaf 29 januari 2025 tot aan het einde van het dienstverband op 20 maart 2025. Deze periode is zeven weken en één dag. Met een brutoloon per vier weken van € 2.425,- (exclusief 8% vakantiegeld), komt dit in totaal neer op € 4.676,78 bruto (inclusief 8% vakantiegeld).

4.15.

Het bovenstaande betekent ook dat Timing het onterecht ingehouden bedrag ter hoogte van € 2.627,08 moet terugbetalen én dat [verzoeker] recht heeft op de wettelijke transitievergoeding. De gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente over het loon en het ingehouden bedrag van € 2.627,08 worden ook toegewezen, omdat Timing te laat heeft betaald. De wettelijke verhoging zal worden gematigd tot 25%.

Buitengerechtelijke kosten

4.16.

[verzoeker] verzoekt vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Timing heeft verzocht tot afwijzing van deze buitengerechtelijke kosten, omdat de gemachtigde van [verzoeker] alleen werkzaamheden ten behoeve van deze procedure zouden hebben uitgevoerd. Ter zitting heeft de gemachtigde van [verzoeker] onweersproken gesteld dat wel degelijk werkzaamheden zijn verricht om de kwestie buiten rechte op te lossen. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is daarmee voldaan. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is bepaald. Daarom wordt de verzochte € 462,50 toegewezen.

Proceskosten

4.17.

De proceskosten komen voor rekening van Timing, nu Timing ongelijk krijgt en sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten door het onterecht gegeven ontslag op staande voet. De proceskosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op € 700,- (€ 226,- aan griffierecht, € 339,- aan salaris gemachtigde en € 135,- aan nakosten), plus de kosten van betekening, zoals vermeld in de beslissing.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

vernietigt het ontslag op staande voet van 29 januari 2025 waardoor de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd per 20 maart 2025,

5.2.

veroordeelt Timing tot betaling aan [verzoeker] van € 4.676,78 bruto inzake achterstallig loon vanaf 29 januari 2025 tot en met 20 maart 2025, voorzien van een eindafrekening met een deugdelijke bruto/netto specificatie, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 25% en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2025 tot aan de dag van de gehele betaling,

5.3.

veroordeelt Timing tot terugbetaling van het ingehouden bedrag van € 2.627,08 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 25% en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2025 tot aan de dag van de gehele betaling,

5.4.

veroordeelt Timing aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 462,50 aan buitengerechtelijke kosten,

5.5.

veroordeelt Timing in de proceskosten van € 700,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Timing niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,

5.6.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.1

Deze beschikking is gegeven door mr. M. Woerdman en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.

1 Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.