Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNHO:2025:5738

Rechtbank Noord-Holland
26-05-2025
03-06-2025
11605949 en 11610260
Arbeidsrecht
Beschikking

In deze zaak verzoekt de werknemer, werkzaam bij taxfree-winkels op Schiphol, om vernietiging van een ontslag op staande voet. De kantonrechter wijst het verzoekt af, omdat het ontslag rechtsgeldig is. De dringende reden, diefstal van een fles champagne, staat vast, onder meer door camerabeelden. Ook aan de formele vereisten die gelden voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet, is voldaan. Het verzoek van werkgever om een gefixeerde schadevergoeding wordt toegewezen.

Rechtspraak.nl
VAAN-AR-Updates.nl 2025-0673
AR-Updates.nl 2025-0673

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Haarlem

Zaaknummer/rekestnummer: 11605949 \ AO VERZ 25-40 en 11610260 \ AO VERZ 25-45

Beschikking van 26 mei 2025

in de zaak van

[verzoeker] ,

te [plaats] ,

verzoekende partij,

verwerende partij in het tegenverzoek,

hierna te noemen: [verzoeker] ,

gemachtigde: mr. L. van Dijk.

tegen

SCHIPHOL AIRPORT RETAIL B.V.,

te Hoofddorp,

verwerende partij,

verzoekende partij in het tegenverzoek,

hierna te noemen: SAR,

gemachtigde: mr. K.G. Dorrepaal.

De zaak in het kort

In deze zaak verzoekt de werknemer, werkzaam bij taxfree-winkels op Schiphol, om vernietiging van een ontslag op staande voet. De kantonrechter wijst het verzoekt af, omdat het ontslag rechtsgeldig is. De dringende reden, diefstal van een fles champagne, staat vast, onder meer door camerabeelden. Ook aan de formele vereisten die gelden voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet, is voldaan. Het verzoek van werkgever om een gefixeerde schadevergoeding wordt toegewezen.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het verzoekschrift van [verzoeker] van 20 maart 2025 met 7 producties;

  • -

    het verzoekschrift van SAR van 21 maart 2025 met 2 producties;

  • -

    het verweerschrift van SAR van 6 mei 2025, met 6 producties;

  • -

    aanvullende stukken van SAR van 9 mei 2025;

  • -

    aanvullende stukken van [verzoeker] van 14 mei 2025;

  • -

    aanvullende stukken van SAR van 14 mei 2025.

  • -

    de mondelinge behandeling van 15 mei 2025, waarbij spreekaantekeningen zijn overgelegd door de gemachtigde van [verzoeker] , en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2.

De beschikking is bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] (geboren op [geboortedatum] 1967) is op 18 juli 2022 bij SAR in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een looptijd (na verlenging) tot 17 februari 2025. [verzoeker] vervulde de functie van Sales Assistent voor een maandsalaris van € 2.515,54 bruto exclusief vakantiegeld, voor 40 uur per week.

2.2.

SAR exploiteert elf ‘See Buy Fly’ taxfree-winkels op Schiphol en heeft ongeveer 240 medewerkers in dienst. De klanten van SAR zijn bezoekers van luchthaven Schiphol.

2.3.

Door SAR is op 10 januari 2025 mondeling aangezegd dat de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] zou eindigen per 17 februari 2025. Op 15 januari 2025 heeft SAR dit schriftelijk bevestigd.

2.4.

Op 21 januari 2025 is [verzoeker] bij aanvang van zijn dienst gevraagd om mee te komen voor een confrontatiegesprek. Het gesprek was met twee supervisors in een aparte ruimte. In het gesprek is aangegeven dat [verzoeker] een diefstal had gepleegd op 18 januari 2025. [verzoeker] heeft toen gevraagd: ‘Waar’? Een manager heeft gezegd in welke winkel dit was (‘Centraal’) en dat de diefstal op camera was vastgelegd. [verzoeker] heeft daarna niets meer gezegd. [verzoeker] is vervolgens op staande voet ontslagen.

2.5.

In de ontslagbrief van 21 januari 2025 staat, voor zover relevant:

“De reden voor dit ontslag is, zoals wij u ook op 21 januari 2025 hebben meegedeeld, diefstal van bedrijfsgoederen welke heeft plaatsgevonden op 18 januari 2025 in een winkel van Schiphol Airport Retail. U heeft gelegenheid gehad uw kant van het verhaal te vertellen, dit heeft niet tot een ander oordeel geleid.”

3 Het geschil

3.1.

[verzoeker] verzoekt de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen en SAR te veroordelen tot betaling van loon en een transitievergoeding. Volgens [verzoeker] is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig, omdat niet is voldaan aan het mededelingsvereiste. Uit de ontslagbrief van 21 januari 2025 is niet duidelijk op te maken wat zou zijn gestolen (welke goederen), waar dit zou zijn gebeurd (welke winkel) en wanneer dit was (behalve dat het op 18 januari 2025 was). Tijdens het confrontatiegesprek is ook niet gezegd wat [verzoeker] zou hebben gestolen. Daarnaast stelt [verzoeker] dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven, nu drie dagen zitten tussen de vermeende diefstal op 18 januari 2025 en het ontslag op 21 januari 2025. Ten slotte heeft SAR geen rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden.

3.2.

SAR voert verweer en stelt dat het verzoek tot vernietiging moet worden afgewezen. Op 20 januari 2025 deed SAR een voorraadcheck. Bij die telling kwam een vermissing van een fles champagne naar voren bij één van de winkels van SAR. SAR heeft op 20 januari 2025 de camerabeelden van de winkel bekeken en daarop gezien dat [verzoeker] op 18 januari 2025 de ontbrekende fles champagne heeft gepakt, daarmee naar een meer beschutte plek is gelopen, daar is gebukt en vervolgens de fles champagne in zijn rugzak heeft gestopt en is weggelopen. Er heeft geen betaling plaatsgevonden.

3.3.

SAR voert ‑ samengevat ‑ aan dat uit de camerabeelden is gebleken dat [verzoeker] zich een dure fles champagne heeft toegeëigend, zonder recht of toestemming daartoe. Diefstal is een dringende reden volgens de wet. In de ontslagbrief is duidelijk verwoord dat het ging om diefstal. Dit was voor [verzoeker] voldoende duidelijk. Met betrekking tot de onverwijldheid stelt SAR dat de diefstal pas op 20 januari 2025 werd ontdekt en dat direct de volgende ochtend op 21 januari 2025 het ontslag is aangezegd. De persoonlijke omstandigheden maken de dringende reden niet anders. SAR verzoekt dat [verzoeker] wordt veroordeeld tot betaling van een zogenoemde gefixeerde vergoeding.

4 De beoordeling van het verzoek

4.1.

Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. In dat geval kunnen de vorderingen van [verzoeker] niet slagen en maakt SAR terecht aanspraak op een gefixeerde schadevergoeding. Als het ontslag niet rechtsgeldig is, zal SAR moeten worden veroordeeld tot nabetaling van loon en een transitievergoeding. [verzoeker] is niet ter zitting verschenen, zijn gemachtigde wel.

4.2.

De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gelet op het navolgende.

Dringende reden

4.3.

Uit artikel 7:677 BW volgt dat ontslag op staande voet slechts aan de orde is als een arbeidsovereenkomst wegens een correct en terecht aangevoerde, al dan niet samengestelde, dringende reden wordt opgezegd. Als dringende reden in de zin van artikel 7:678 lid 1 BW worden beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet zou hebben.

4.5.

Ontslag op staande voet is een zogenaamd ‘ultimum remedium’. Dit betekent dat ontslag op staande voet, vanwege de ingrijpende gevolgen, slechts mag worden verleend als een minder vergaande maatregel, zoals een officiële waarschuwing, loonsanctie of ontbinding van de arbeidsovereenkomst, niet volstaat.

4.4.

Het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van het ontslag op staande voet wordt afgewezen, omdat het ontslag rechtsgeldig is wegens de diefstal van een fles champagne Gold Brignac ter waarde van € 349,90.

4.5.

SAR heeft de camerabeelden van 18 januari 2025 van winkel ‘Centraal’ gedeeld. De gemachtigde van [verzoeker] heeft bevestigd dat hij deze beelden samen met [verzoeker] heeft bekeken. [verzoeker] heeft daarbij erkend dat hij degene is die zijn collega op de videobeelden een “boks” geeft en nog even met hem blijft praten.

4.6.

SAR heeft dezelfde camerabeelden ook ter zitting vertoond. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de man die een collega een “boks” geeft, dezelfde man is die, daarvoor, een fles champagne in zijn rugtas stopt en daarmee wegloopt. De stelling van [verzoeker] , dat hij zich niet kan herinneren met een fles champagne te zijn thuisgekomen, is in dat kader ongeloofwaardig. [verzoeker] heeft de diefstal ook niet als zodanig ontkend of aangetoond of zelfs maar gesteld dat hij wel heeft betaald voor de fles.

4.7.

De dringende reden wordt ondersteund door de in het geding gebrachte inventarislijst van SAR waaruit volgt dat de fles champagne ontbreekt uit de inventaris van ‘Centraal’ en dat in het geheel geen betaling is geregistreerd voor de fles.

4.8.

De dringende reden wordt nog verder ondersteund door de aangifte van SAR tegen [verzoeker] en de conclusies van het Openbaar Ministerie (OM). Op 25 januari 2025 is [verzoeker] verhoord. Op 4 februari 2025 heeft het OM [verzoeker] een brief gestuurd inzake de ‘diefstal op 18 januari 2025 te Schiphol’, waarin het OM:

“kennis geeft aan de verdachte, dat deze terzake van bovenvermelde feiten, op grond van het feit dat u zelf door het gebeurde of de gevolgen daarvan bent getroffen, niet zal worden vervolgd onder de voorwaarden dat de verdachte, gedurende een proeftijd van 1 jaar ingaande op de dag van uitreiking van deze kennisgeving, zich niet aan enig strafbaar feit zal schuldig maken.”

4.9.

Bij brief van 24 februari 2024 heeft het OM aan SAR laten weten:

“De verdachte wordt niet vervolgd voor winkeldiefstal, 18 januari 2025, Schiphol. Gemeente Haarlemmermeer om de volgende reden: de verdachte is door de gebeurtenis al genoeg gestraft.”

4.10.

Uit het voorgaande volgt dat het OM de diefstal op 18 januari 2025 als een feit ziet. [verzoeker] is alleen niet strafrechtelijk vervolgd, omdat hij al was ontslagen.

4.11.

Diefstal door een werknemer is in alle gevallen onacceptabel en een dringende reden voor ontslag op staande voet. Zoals SAR terecht heeft aangevoerd, is het belang in deze zaak groter dan alleen de diefstal van deze fles champagne. De integriteit van de medewerkers van SAR is cruciaal in de hectiek en drukte van Schiphol. Zij zijn immers de oren en ogen van het bedrijf. Zij zijn getraind om diefstal door de ‘vluchtige’ bezoekers te voorkomen en te herkennen. SAR moet haar medewerkers blind kunnen vertrouwen. Bij diefstal door een werknemer is het ‘ultimum remedium’ dan op zijn plaats.

Mededelingseis

4.12.

[verzoeker] stelt dat de dringende reden niet duidelijk genoeg is weergegeven. Het ontslag op staande voet zou daardoor niet voldoen aan het motiveringsvereiste. Het was [verzoeker] niet duidelijk wat hem werd verweten. Onduidelijk voor hem is wat hij zou hebben gestolen, waar hij zou hebben gestolen en wanneer precies. Volgens SAR is wel voldaan aan het motiveringsvereiste.

4.13.

Een ontslag op staande voet is alleen rechtsgeldig als de ontslagreden onverwijld (direct) voldoende duidelijk aan de werknemer is medegedeeld. De ratio achter de mededelingseis is dat een werknemer moet weten wat de precieze ontslagreden is. De onverwijldemededelingseis strekt ertoe dat voor de werknemer onmiddellijk duidelijk moet zijn welke gedragingen bij de werkgever heeft geleid tot het ontslag op staande voet. Zo weet de werknemer waartegen hij zich moet verweren. Per geval moet worden bekeken of de werknemer dit had moeten begrijpen.1

4.14.

Uitgangspunt is dat de in de ontslagbrief vermelde reden maatgevend is voor de beoordeling van de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. De ontslagbrief d.d. 21 januari 2025 fixeert de dringende reden. De kantonrechter stelt vast dat in de ontslagbrief duidelijk staat dat sprake was van een diefstal. Dit is geen vaag begrip of een onduidelijke term. Tijdens het confrontatiegesprek is [verzoeker] verteld welke winkel het betrof, dit volgt onder meer uit het gespreksverslag dat zich in het procesdossier bevindt. [verzoeker] heeft zelf niet gevraagd wat precies was gestolen. Aangezien op camera is vastgelegd dat hij de champagnefles heeft meegenomen, hoefde hij dit ook niet te vragen. Het moet voor hem al voldoende duidelijk zijn geweest. Uit de jurisprudentie volgt dat het specifiek voor deze werknemer duidelijk moet zijn waarom hij werd ontslagen. Daaraan is hier voldaan.

Onverwijld

4.15.

De kantonrechter oordeelt verder dat SAR het ontslag voldoende voortvarend heeft opgepakt. De missende champagnefles is ontdekt op 20 januari 2025, waarna direct de camerabeelden zijn bekeken en het ontslag op 21 januari 2025 in de ochtend (vrijwel bij aanvang van de dienst van [verzoeker] ) is gegeven.

Persoonlijke omstandigheden

4.16.

Tot slot heeft [verzoeker] nog aangevoerd dat geen rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. Ook dit kan aan de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet niets afdoen. Dat [verzoeker] kostwinner is en de zorg heeft voor een jong kind, zou een extra motivatie moeten zijn om geen diefstal te plegen. Verder was al bij [verzoeker] bekend dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen per 17 februari 2025 en dus nog maar kort zou duren. Ook zonder het ontslag op staande voet zou hij dus op korte termijn zonder werk zijn komen te zitten. De kantonrechter volgt SAR in haar betoog dat voldoende banen in de functie van verkoopmedewerker tegen een vergelijkbaar salaris beschikbaar zijn. De persoonlijke omstandigheden doen daarom niet af aan de dringende reden voor het ontslag.

Conclusie

4.17.

De conclusie is dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zodat het verzoek tot vernietiging wordt afgewezen. Artikel 7:681 BW geeft de werknemer de mogelijkheid vernietiging of toekenning van een billijke vergoeding te verzoeken. Aangezien [verzoeker] gemachtigde ter zitting heeft verklaard het primaire verzoek te handhaven en aldus niet te switchen, wordt het subsidiaire verzoek niet beoordeeld.

Transitievergoeding

4.18.

Het meer subsidiaire verzoek om SAR te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding, ook bij een rechtsgeldig ontslag op staande voet, wordt afgewezen. De hiervoor beschreven feiten en omstandigheden die een dringende reden opleveren voor het ontslag op staande voet, brengen in dit geval ook mee dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen of nalaten van [verzoeker] dat als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Daarom is geen transitievergoeding verschuldigd.2

Proceskosten

4.19.

De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] , omdat [verzoeker] ongelijk krijgt en sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] . De proceskosten aan de zijde van SAR worden begroot op € 949,00 (€ 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5 De beoordeling van het tegenverzoek

5.1.

Het oordeel dat sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet, leidt ertoe dat [verzoeker] op grond van artikel 7:677 lid 2 BW een gefixeerde schadevergoeding aan SAR verschuldigd is. Deze is gelijk aan het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. De periode van 21 januari 2025 tot 17 januari 2025 betreft 19 werkdagen. Met het uurloon van € 14,51 exclusief 8% vakantiegeld komt dit uit op € 2.381,96. Aangezien dit bedrag hoger is dan hetgeen SAR heeft gevorderd en dat het meerdere niet kan worden toegewezen, bedraagt de toe te wijzen gefixeerde schadevergoeding € 2.322,04.

5.2.

Het verzoek van SAR om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde vergoeding van € 2.322,04 wordt toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

Proceskosten

5.3.

De proceskosten van het tegenverzoek komen voor rekening van [verzoeker] , omdat hij ongelijk krijgt en sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] . De proceskosten in het tegenverzoek aan de zijde van SAR worden begroot op € 814,00 aan salaris gemachtigde. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6 De beslissing

De kantonrechter

op het verzoek

6.1.

wijst het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet af,

6.2.

veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,

6.3.

veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,

6.4.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,3

6.5.

wijst af het meer of anders verzochte,

op het tegenverzoek

6.6.

veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de gefixeerde vergoeding van € 2.322,04 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 januari 2025 tot aan de dag van de gehele betaling,

6.7.

veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 814,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,

6.8.

veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,

6.9.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,

Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2025.

1 Hoge Raad 2 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:159.

2 Artikel 7:673 lid 7, onder c, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

3 Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.