Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of het bestreden besluit in stand kan blijven. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit vernietigd moet worden. Verweerder heeft namelijk pas in beroep een nieuwe zoekslag verricht. In het verweerschrift in beroep heeft verweerder uiteengezet tot welke resultaten dat heeft geleid. Verweerder had de beslissing op bezwaar moeten wijzigen, maar heeft dat niet gedaan. Alleen al om die reden slaagt het beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
(Resultaten van) de zoekslag
5.1
Op grond van het verzoek heeft verweerder in de FSV gezocht. Uit het bestreden besluit blijkt dat een zoektocht op het bsn van eiser, op zijn naam en op de naam ‘ [eiser] ’ in combinatie met zijn bsn geen resultaten had opgeleverd. De zoekslag op de naam ‘ [eiser] ’ resulteerde in vermeldingen van betrokkenen met een (deels) gelijkluidende naam, maar niet met hetzelfde bsn. Ook een zoekslag op basis van de naam ‘ [eiser] Vertaalbureau’ en ‘ [eiser] vertaalburo’ leverde geen vermeldingen op. Zekerheidshalve heeft verweerder in de beroepsfase nog een keer gezocht in de back-up van de FSV, op naam van eiser en zijn bsn. Dat leverde volgens verweerder geen resultaten op.
5.2
Volgens eiser ligt het voor de hand dat hij wel in de FSV is opgenomen. Hij wijst erop dat in september 2013 bij de Belastingdienst een signaal is binnengekomen dat met het IP adres van eiser mogelijk frauduleuze aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2011 en 2012 waren ingediend. Het CAF-team van de Belastingdienst is volgens eiser met dat signaal aan de slag gegaan. Eiser acht het aannemelijk dat in de FSV de gesignaleerde verhoogde kans op systeemfraude bij hem is geregistreerd als ‘projectcode [nummer] ’.
Verweerder voert aan dat eiser zelf niet in zijn hoedanigheid van belastingplichtige in de FSV voorkomt.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zelfstandig, als belastingplichtige, in de FSV staat. Zijn betoog over het signaal uit 2013 gaat over eiser in zijn hoedanigheid van dienstverlener, waarbij hij belastingaangiften voor anderen deed, niet over hem als privé persoon. Deze beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.
5.4
Wel is het zo dat verweerder pas in het verweerschrift in beroep de motivering van het bestreden besluit heeft aangevuld. Verweerder heeft daarin de verrichte zoekslag onderbouwd en ook de zoekslag toegelicht die verweerder naar aanleiding van het beroep heeft gedaan. Samengevat staat hierover in het verweerschrift het volgende: In de periode dat de FSV werd gebruikt, vervulde eiser ook de rol van fiscaal dienstverlener voor cliënten. In de beroepsfase heeft verweerder een nadere zoekslag verricht in de FSV. Verweerder heeft gezocht bij cliënten van eiser die in hun hoedanigheid als belastingplichtige wel in de FSV stonden. Verweerder heeft daarbij persoonsgegevens van die cliënten aangetroffen maar ook enkele gegevens van eiser. In het verweerschrift geeft verweerder op bladzijde 6 een overzicht van de persoonsgegevens van eiser die zijn gevonden. Eiser is in de FSV opgenomen als ‘kenmerk’ bij zijn cliënten, niet zelfstandig. Hij is enkel en op indirecte manier betrokken bij de registratie van anderen. Verweerder geeft geen opsomming van cliënten waarbij eisers IP-adres of zijn bsn is aangetroffen in het veld ‘fiscale dienstverlener bsn’. Dat leidt volgens verweerder namelijk niet tot persoonsgegevens van eiser en is een schending van de rechten van anderen.
5.5
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit die nadere motivering door verweerder al dat het bestreden besluit niet correct is. Het beroep is om die reden gegrond. Verweerder moet die aanvullende motivering in een nieuwe beslissing op bezwaar opnemen. Op de zitting heeft eiser naar voren gebracht dat hij ook wil kunnen vaststellen waar en op welk moment de opsporing is begonnen, hoe de persoonsgegevens zijn verwerkt en met wie die gegevens zijn gedeeld. Verweerder heeft daarover verklaard dat die gegevens niet bekend zijn, omdat eiser niet een eigen registratie in de FSV heeft. Hij had geen eigen ‘pagina’ in de FSV, volgens verweerder. Het ligt voor de hand dat ook deze aanvullende motivering in de nieuwe beslissing op bezwaar wordt opgenomen.
Overige beroepsgronden
6. Uit de vorige overwegingen blijkt dat eiser in de FSV stond als fiscaal dienstverlener. Hij kwam in de FSV voor als ‘kenmerk’ bij cliënten, maar het is niet aannemelijk geworden dat hij ook los van die cliënten, zelfstandig was opgenomen in de FSV. Hieruit volgt dat eiser zelf niet als mogelijk onderwerp van onderzoek in de FSV geregistreerd stond. Daarom komt de rechtbank niet toe aan bespreking van de overige beroepsgronden van eiser.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene verordening gegevensbescherming
1. De verwerkingsverantwoordelijke neemt passende maatregelen opdat de betrokkene de in de artikelen 13 en 14 bedoelde informatie en de in de artikelen 15 tot en met 22 en artikel 34 bedoelde communicatie in verband met de verwerking in een beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal ontvangt, in het bijzonder wanneer de informatie specifiek voor een kind bestemd is. De informatie wordt schriftelijk of met andere middelen, met inbegrip van, indien dit passend is, elektronische middelen, verstrekt. Indien de betrokkene daarom verzoekt, kan de informatie mondeling worden meegedeeld, op voorwaarde dat de identiteit van de betrokkene met andere middelen bewezen is.
2. De verwerkingsverantwoordelijke faciliteert de uitoefening van de rechten van de betrokkene uit hoofde van de artikelen 15 tot en met 22. In de in artikel 11, lid 2, bedoelde gevallen mag de verwerkingsverantwoordelijke niet weigeren gevolg te geven aan het verzoek van de betrokkene om diens rechten uit hoofde van de artikelen 15 tot en met 22 uit te oefenen, tenzij de verwerkingsverantwoordelijke aantoont dat hij niet in staat is de betrokkene te identificeren.
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene onverwijld en in ieder geval binnen een maand na ontvangst van het verzoek krachtens de artikelen 15 tot en met 22 informatie over het gevolg dat aan het verzoek is gegeven. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van een dergelijke verlenging. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, wordt de informatie indien mogelijk elektronisch verstrekt, tenzij de betrokkene anderszins verzoekt.
4. Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke geen gevolg geeft aan het verzoek van de betrokkene, deelt hij deze laatste onverwijld en uiterlijk binnen één maand na ontvangst van het verzoek mee waarom het verzoek zonder gevolg is gebleven, en informeert hij hem over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit en beroep bij de rechter in te stellen.
5. Het verstrekken van de in de artikelen 13 en 14 bedoelde informatie, en het verstrekken van de communicatie en het treffen van de maatregelen bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 en artikel 34 geschieden kosteloos. Wanneer verzoeken van een betrokkene kennelijk ongegrond of buitensporig zijn, met name vanwege hun repetitieve karakter, mag de verwerkingsverantwoordelijke ofwel:
a. a) een redelijke vergoeding aanrekenen in het licht van de administratieve kosten waarmee het verstrekken van de gevraagde informatie of communicatie en het treffen van de gevraagde maatregelen gepaard gaan; ofwel
b) weigeren gevolg te geven aan het verzoek.
Het is aan de verwerkingsverantwoordelijke om de kennelijk ongegronde of buitensporige aard van het verzoek aan te tonen.
6. Onverminderd artikel 11 kan de verwerkingsverantwoordelijke, wanneer hij redenen heeft om te twijfelen aan de identiteit van de natuurlijke persoon die het verzoek indient als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 21, om aanvullende informatie vragen die nodig is ter bevestiging van de identiteit van de betrokkene.
7. De krachtens de artikelen 13 en 14 aan betrokkenen te verstrekken informatie mag worden verstrekt met gebruikmaking van gestandaardiseerde iconen, om de betrokkene een nuttig overzicht, in een goed zichtbare, begrijpelijke en duidelijk leesbare vorm, van de voorgenomen verwerking te bieden. Wanneer de iconen elektronisch worden weergegeven, zijn ze machineleesbaar.
8. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 92 gedelegeerde handelingen vast te stellen om te bepalen welke informatie de iconen dienen weer te geven en via welke procedures de gestandaardiseerde iconen tot stand dienen te komen.
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a. a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f) dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
2. Wanneer persoonsgegevens worden doorgegeven aan een derde land of een internationale organisatie, heeft de betrokkene het recht in kennis te worden gesteld van de passende waarborgen overeenkomstig artikel 46 inzake de doorgifte.
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
4. Het in lid 3 bedoelde recht om een kopie te verkrijgen, doet geen afbreuk aan de rechten en vrijheden van anderen.