Naar aanleiding van de vordering van de curator voert [gedaagde] het volgende aan.
De curator is niet-ontvankelijk in zijn primaire vordering: de curator behoeft niet te procederen omdat art. 42 lid 1 Fw bepaalt dat art. 3:50 lid 2 BW niet van toepassing is; de curator kan zijn vernietigingsverklaring eenvoudig doen inschrijven. Als gevolg van de vernietiging heeft de hypothecaire zekerheid nooit bestaan; derhalve is ook geen royement vereist.
In geval van aangenomen ontvankelijkheid dient de primaire vordering te worden afgewezen, omdat de curator, op wie de bewijslast rust, niet in staat is de benadeling en de wetenschap daarvan aan te tonen.
De jaarstukken 2005 zeggen niets over de werkelijke waarde van de activa en dus over het eigen vermogen; los daarvan kan een persoon of bedrijf nimmer insolvent zijn op het moment dat hij of zij in staat is de lopende verplichtingen te blijven voldoen.
De schulden die er in 2006 waren, zijn geheel voldaan; dat geldt ook voor de rekening-courantverhouding met de bank (het saldo kan gelijk blijven, maar de inhoud verandert) en de fiscus (er zijn nieuwe belastingaanslagen opgelegd, maar de oude zijn voldaan). Eventuele benadeling is daarmee in de loop der tijd weggenomen.
Van wetenschap van benadeling was geen sprake omdat zulke wetenschap niet mogelijk is ten aanzien van schuldeisers wier schulden pas jaren na de vernietigde rechtshandeling zijn ontstaan. Voor en na de rechtshandeling konden alle lopende verplichtingen gewoon worden voldaan, wat wetenschap van benadeling uitsluit. In 2006 was het faillissement in 2012 met geen mogelijkheid te voorzien.
Wat betreft de subsidiaire vordering geldt dat deze is verjaard doordat er meer dan vijf jaar is verlopen sinds 27 februari 2006, de datum dat elke benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend kon zijn. De wet geeft de (pas later benoemde) curator geen eigen, bijzondere rechten in dezen.
Voorts is de curator niet bevoegd, omdat hij niet voor alle schuldeisers opkomt (maar slechts voor twee daarvan, de bank en de fiscus, die ook al in 2006 schuldeisers waren).
Voor het geval dat de curator wel bevoegd zou zijn, dient de subsidiaire vordering te worden afgewezen omdat er geen sprake is van een onrechtmatige gedraging, nu er geen benadeling is en evenmin aan [gedaagde] een voldoende ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. [gedaagde] mocht er vanuit gaan dat Teeninga BV in staat was haar lopende schulden te voldoen.