RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 3138437 \ EJ VERZ 14-71
beschikking van de kantonrechter van 21 juli 2014
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid The Greenery B.V.,
hierna te noemen: The Greenery,
gevestigd te [adres],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. P.E.F. Domevscek,
[verweerder],
hierna te noemen: [verweerder],
wonende te [adres],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. J.A. Bezema.
2 De feiten
2.1.
De kantonrechter gaat bij de behandeling van het verzoek uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.2.
The Greenery behoort tot The Greenery Groep, een internationaal versbedrijf waarvan de aandelen volledig in handen zijn van een coöperatie van telers. The Greenery Groep vormt de schakel tussen telers van groenten, fruit en paddestoelen en hun afzetmarkt.
2.3.
[verweerder], geboren op [geboortedatum], is sedert 1 november 1988 in dienst bij The Greenery, laatstelijk in de functie van senior verkoper, tegen een brutosalaris, per 1 januari 2014, van € 5.598,66 per maand, exclusief vakantietoeslag.
2.4.
[verweerder] heeft vanaf 2003 steeds een resultaatsbonus ontvangen onder de noemer "eenmalige variabele beloning" van de volgende omvang:
2012 € 8.000,00 2011 € 6.000,00
2010 € 5.300,00 2009 € 5.300,00
Over het jaar 2013 is nog geen bonus uitgekeerd. De uitbetaling daarvan is afhankelijk gesteld van het door The Greenery behalen van een financiële planning over 2014 en een succesvolle herfinanciering.
2.5.
[verweerder] is in januari 2014 arbeidsongeschikt geworden.
2.6.
Vanaf 2007 heeft The Greenery te kampen met een negatief operationeelresultaat. De accountant heeft aangegeven dat de continuïteit van de onderneming zonder maatregelen ernstig in gevaar zou komen. Het kernbedrijf heeft te kampen met een krimpende omzet en een relatief te lage brutobijdrage. Dit is met name te wijten aan de teruglopende volumes, die ontstaan doordat steeds meer telers hun lidmaatschap van de coöperatie opzeggen. Voorts is er sprake van schaalvergroting en professionalisering van de telers. Dit leidt tot meer directe klantcontacten tussen telers en afzetmarkt, waardoor de aanwezigheid van The Greenery niet meer noodzakelijk wordt geacht door telers en afzetmarkt. The Greenery is te zwaar bemenst en de concurrentiepositie moet worden verbeterd. The Greenery heeft op 26 november 2013 een positief advies ontvangen van de Ondernemingsraad over de voorgenomen reorganisatie. Na eerdere reorganisaties heeft The Greenery begin december 2013 aangekondigd om tot verdere reorganisatie over te gaan. Bij deze reorganisatie worden onder meer de activiteiten van de zelfstandige vestiging IJsselmuiden gestaakt. De arbeidsplaats en functie van [verweerder] komt daarmee te vervallen.
2.7.
The Greenery heeft op 28 november 2013 overeenstemming bereikt met de vakbonden over een Sociaal Contract om de nadelige gevolgen van het ontslag voor de werknemers zoveel mogelijk te beperken. Dit Sociaal Contract voorziet in begeleiding bij het vinden van een nieuwe werkkring.
2.8.
Onder de definities van het Sociaal Contract staat het begrip vast bruto maandsalaris als volgt omschreven:
"Het op de laatste dag van de arbeidsovereenkomst met de werkgever verdiende vaste salaris per periode, vermeerderd met de vakantietoeslag en eventueel met de op de medewerker van toepassing zijnde (gemiddelde) roostertoeslag,
of overige functiegebonden persoonlijke en/of waarderings toeslagen.
(onderstreping door de kantonrechter)(…)
In hoofdstuk 4 Greenforce-periode staat:
"Met Greenforce-periode wordt bedoeld de periode tussen het boventallig worden en de daadwerkelijke uitdiensttredening. Deze periode bestaat uit de aanlooptermijn, de opzegtermijn en de vrijwillige voortzetting van het dienstverband."
In artikel 3.5 Samenloop Greenforce en arbeidsongeschiktheid staat:
"Indien een medewerker bij vaststelling van Greenforcekandidatuur arbeidsongeschikt is, kan de aanvang van de Greenforce periode worden opgeschort tot het moment waarop hij door de bedrijfsarts geschikt wordt geacht de Greenforce-activiteiten te kunnen verrichten (in het bijzonder solliciteren). Op dat ogenblik vangt de formele Greenforce-periode aan.(…)"
2.9.
The Greenery heeft op 2 december 2013 bij het UWV Werkbedrijf (hierna: UWV) melding gedaan van het voornemen tot collectief ontslag als bedoeld in de Wet Melding Collectief Ontslag. De vergunning is aangevraagd op grond van bedrijfseconomische gronden.
2.10.
Begin januari 2014 heeft The Greenery een ontslagaanvraag bij het UWV ingediende voor [verweerder]. Het UWV heeft, ondanks het door [verweerder] gevoerde verweer, de ontslagvergunning verleend. The Greenery heeft in verband met de ziekte van [verweerder] geen gebruik kunnen maken van de ontslagvergunning.
2.11.
In de brief van 25 april 2014 van The Greenery aan [verweerder] over het bonusbeleid staat onder andere:
"Hierbij informeren wij je over het aangepaste bonusbeleid met als ingangsdatum 1 januari 2013 (…) voor de medewerkers behorend tot de HP-groep (medewerkers vallend in de Hay-schalen welke jaarlijks doelstellingen afspreken waaraan een variabele beloning kan worden toegekend). (…) De variabele beloning voor het HP kent een collectieve en een individuele component. (…) Hiermee beogen wij invulling te geven aan het begrip 'bonus': een extra beloning bij een uitstekende prestatie waarbij de prestatie van de organisatie in zijn geheel uitgangspunt zal zijn."
5 De beoordeling
5.1.
[verweerder] heeft zich als meest verstrekkend verweer beroepen op de reflexwerking van het opzegverbod. De kantonrechter overweegt als volgt.
5.2.
Op grond van artikel 7:685 BW dient onderzocht te worden of het ontbindingsverzoek verband houdt met een opzegverbod. Wanneer dat het geval is, dient de verzochte ontbinding in beginsel te worden afgewezen, tenzij zich andere omstandigheden voordoen die een gewichtige reden voor ontbinding vormen. Er bestaat geen of minder aanleiding voor toekenning van reflexwerking aan het opzegverbod tijdens ziekte, wanneer bijvoorbeeld het verzoek is gebaseerd op bedrijfseconomische gronden.
5.3.
Niet in geschil is dat niet de ziekte van [verweerder], maar de benarde bedrijfseconomische situatie waarin The Greenery is komen te verkeren de reden van het verzoek tot ontbinding vormt.
5.4.
De kantonrechter is - evenals het UWV - van oordeel dat The Greenery met de door haar overgelegde stukken en de toelichtingen daarop, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een bedrijfseconomische noodzaak tot het treffen van maatregelen teneinde de continuïteit van haar organisatie te waarborgen. Dat er sprake is van een gewijzigde financiële situatie die daartoe noopt, is overigens ook niet door [verweerder] betwist. Reeds gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden dat het verbod van ontslag tijdens ziekte in het onderhavige geval niet aan een ontbinding aan de weg staat.
5.5.
Uitgaande van de noodzaak tot ingrijpen, dient The Greenery naar oordeel van de kantonrechter de gelegenheid te worden gegund om de exploitatie van haar onderneming op bedrijfseconomisch verantwoorde wijze in te richten. Het staat The Greenery vrij om binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid naar eigen inzicht en wensen vorm te geven aan haar organisatie en de wijzigingen daarvan. Bij de rechterlijke toetsing van de bedrijfseconomische reden moet met deze beleidsvrijheid van een werkgever als uitgangspunt rekening worden gehouden. Die toetsing kan in deze omstandigheden ook slechts marginaal zijn.
5.6.
De kantonrechter moet het er in dit verband, gezien de voorhanden zijnde gegevens, voor houden dat The Greenery, gebruikmakend van haar beleidsvrijheid, redelijkerwijs tot de conclusie heeft kunnen komen dat - nadat zij al eerder tot reorganisatie is overgegaan - thans de door haar voorgestane verdere reductie van het werknemersbestand noodzakelijk is. Daarbij tekent de kantonrechter aan dat dit ook door de OR is onderkend. Bovenstaande betekent dat de functie van [verweerder] op goede grond is komen te vervallen en dat de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met inachtneming van het navolgende zal worden toegewezen.
5.7.
Partijen zijn het eens dat op grond van het Sociaal Contract een vergoeding aan [verweerder] moet worden toegekend met een correctiefactor van C= 0,85 en dat het aantal gewogen dienstjaren 23,5 is. Partijen zijn het niet eens over het al dan niet onder de definitie 'vast bruto maandsalaris' vallen van de bonus van [verweerder].
5.8.
Ter zitting heeft The Greenery als volgt onderbouwd op grond waarvan zij van mening is dat in de vergoeding aan [verweerder] de bonus niet moet worden meegerekend.
5.9.
The Greenery heeft verwezen naar het DSM/Fox arrest ( Hoge Raad 20 februari 2004, NJ 2005/493). Daarin is bepaald dat bij de uitleg van CAO's en sociale plannen niet alleen naar de bewoordingen van het sociaal plan moet worden gekeken, maar dat bij de uitleg ondermeer ook acht moet worden geslagen op elders in de tekst gebruikte formuleringen, op de bij het sociaal plan behorende schriftelijke toelichting en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties leiden. Voor de uitleg van het sociaal plan zijn derhalve ook de volgende omstandigheden van belang:
1. Elders in het sociaal plan gebruikte formuleringen;
2. De totstandkomingsgeschiedenis;
3. De aannemelijkheid van de rechtsgevolgen van de uitleg;
4. De ratio van de bepaling;
5. De redelijkheid van de uitkomst van de uitleg voor (een van beide) partijen, waarbij ook de redelijkheid van de financiële consequenties van belang is;
6. De mate waarin de uitleg past binnen het systeem van de overeenkomst als geheel.
Indien de bovenstaande criteria op het Sociaal Contract toegepast worden dan leidt volgens The Greenery die toepassing ertoe dat de bonus niet dient te worden meegenomen bij de berekening van de afvloeiingsregeling.
5.10.
The Greenery heeft daarnaast gesteld dat nu de bonus niet wordt genoemd in de definitie van het vast brutomaandsalaris, deze niet moet worden meegenomen. In een kwestie waarover het Hof Amsterdam (JAR 2007, 214) oordeelde speelde volgens The Greenery een soortgelijke discussie. Het ging om de vraag of een jaarlijks aan de werknemer uitgekeerde bonus moest worden betrokken in de berekening van de vertrekpremie die ingevolge het Sociaal Plan aan de werknemer toekwam. Het Hof oordeelde dat deze niet moest worden meegenomen, omdat de bonus niet werd genoemd in het Sociaal Plan.
[verweerder] heeft aangevoerd dat uit andere jurisprudentie (de Rechtbank Utrecht, 7 december 2011, LJN BV0899 en de Rechtbank Amsterdam, 6 oktober 2010, LJN BO3048) volgt dat de bonus wel dient te worden meegenomen in de kantonrechtersformule.
5.11.
De bonus die [verweerder] ontving valt volgens The Greenery niet onder de formulering "overige functiegebonden persoonlijke en/of waarderingstoeslagen", die in het Sociaal Contract worden genoemd. Met de genoemde toeslagen wordt volgens haar namelijk gedoeld op bijvoorbeeld beschikbaarheidstoeslagen en voor medewerkers die onder de CAO vallen, op ploegentoeslag, onregelmatigheidstoeslag, overwerktoeslag en de ervaringstoeslag.
[verweerder] heeft hier tegenin gebracht dat nu er wel iets staat over een specifieke andere toeslag, namelijk de roostertoeslag, ervan uit mag worden gaan dat wanneer een toeslag niet expliciet wordt genoemd, deze valt onder de overige toeslagen.
5.12.
De kantonrechter overweegt als volgt. Bij de uitleg van het Sociaal Contract moet worden vooropgesteld dat hierin een regeling is vastgelegd die naar haar aard bestemd is de rechtspositie van derden te beïnvloeden, zonder dat die derden invloed hebben op de inhoud of de formulering van die overeenkomst/regeling, terwijl de onderliggende partijbedoeling voor die derden niet kenbaar is. Bij de uitleg moeten mitsdien de hiervoor bij 5.9 genoemde gezichtspunten worden betrokken. De uitleg van een schriftelijk contract dient niet plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift vaak wel van groot belang.
5.13.
De kantonrechter is van oordeel dat de bonus van [verweerder] valt onder de formulering "overige functiegebonden persoonlijke en/of waarderingstoeslagen". De bonus van [verweerder] is een, zoals in de brief van 25 april 2014 van The Greenery staat, "extra beloning bij een uitstekende prestatie voor de medewerkers behorend tot de HP-groep (medewerkers vallend in de Hay-schalen welke jaarlijks doelstellingen afspreken waaraan een variabele beloning kan worden toegekend)". Dit wil naar het oordeel van de kantonrechter zeggen dat er sprake is van een functiegebonden (medewerkers vallend in de Hay-schalen) waarderingstoeslag (afhankelijk van de prestaties), waarmee aan de bewoordingen is voldaan. De kantonrechter kan The Greenery niet volgen in haar redenatie dat de omstandigheid dat het begrip bonus niet wordt genoemd in de definitie van het vaste salaris zou moeten leiden tot de conclusie dat de bonus niet valt onder de hiervoor genoemde bewoordingen, nu zij tegelijkertijd heeft gesteld dat met de overige toeslagen wordt bedoeld: beschikbaarheidstoeslagen, ploegentoeslagen onregelmatigheidstoeslagen, overwerktoeslagen en de ervaringstoeslagen. Het is de kantonrechter niet duidelijk waarom de door The Greenery als voorbeelden gegeven toeslagen, die ook niet bij naam in de definitie zijn genoemd, wel onder de overige toeslagen van de definitie zouden vallen.
De kantonrechter is van oordeel dat The Greenery ten aanzien van de door haar genoemde punten 1 tot en met 6 niet aan de hand van concrete feiten en/of omstandigheden heeft toegelicht waarom daaruit zou zijn af te leiden dat de uitleg van het Sociaal Contract meebrengt dat de bonus niet valt onder het vaste brutomaandsalaris. Nu gesteld noch gebleken is hoe de formulering "overige functiegebonden persoonlijke en/of waarderings toeslagen" in het licht van deze zes punten moet worden uitgelegd, is de enkele opsomming van deze zes punten zonder nadere onderbouwing onvoldoende om tot die conclusie te kunnen komen. Daarnaast heeft te gelden dat de bonus een substantieel inkomensbestanddeel betreft die op regelmatige basis is toegekend. De redelijkheid van de uitkomst van de uitleg voor [verweerder] is daarmee ook gegeven.
5.14.
Dat bij andere werknemers die een ontslagvergoeding hebben ontvangen de gemiddelde bonus niet is meegenomen in de berekening van de afvloeiingsregeling, zoals door The Greenery nog is gesteld, maakt niet dat voor [verweerder] daarom bij de berekening van de vergoeding geen rekening met de bonus moet worden gehouden.
5.15.
De kantonrechter is van oordeel dat de uitspraak van het Hof Amsterdam waarop The Greenery een beroep heeft gedaan op een andere situatie ziet dan het onderhavige geval. In het sociaal plan waar het in de uitspraak van het Hof Amsterdam om ging, waren in de omschrijving van het salaris diverse toeslagen expliciet bij naam genoemd. Zoals door The Greenery ook is gesteld heeft het Hof Amsterdam geoordeeld dat de bonus niet aan de uitdrukkelijk genoemde inkomensbestanddelen is gelijk te stellen en heeft hij daarmee de conclusie kunnen trekken dat de bonus bij de berekening van de vertrekpremie niet in aanmerking dient te worden genomen. In het onderhavige geval gaat het om de vraag of de bonus onder de relatief ruimere formulering van het salaris dan die in de zaak van het Hof Amsterdam, namelijk "overige functiegebonden persoonlijke en/of waarderings toeslagen" valt.
5.16.
De kantonrechter zal ten aanzien van het bonusbedrag uitgaan van de berekening van het gemiddelde bonusbedrag over de jaren 2010, 2011 en 2012, zoals door [verweerder] is gemaakt en welke berekening niet door The Greenery is betwist. De conclusie van het bovenstaande is dat een vergoeding van € 130.989,23 aan [verweerder] zal worden toegekend.
5.17.
Gelet op de specifieke bepaling in het Sociaal Contract ten aanzien van de arbeidsongeschikte werknemer en de opschorting van de aanvang van de Greenforce-periode en de arbeidsongeschiktheid van [verweerder], zal de kantonrechter rekening houden met de herstelperiode van [verweerder] en zal de ontbinding per 1 februari 2015 worden uitgesproken. The Greenery heeft zich hiertegen ook niet verzet.
5.18.
Nu een hogere vergoeding wordt toegekend dan door The Greenery is aangeboden, dient The Greenery een termijn te worden gegund om het verzoek in te trekken.
5.19.
De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren.
6 De beslissing
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 februari 2015, tenzij het ontbindingsverzoek voor na te noemen datum wordt ingetrokken;
kent aan [verweerder] ten laste van The Greenery ter gelegenheid van voornoemde ontbinding een vergoeding toe ten bedrage van bruto € 130.989,23;
bepaalt dat The Greenery tot uiterlijk 4 augustus 2014 het ontbindingsverzoek kan intrekken.
compenseert de proceskosten in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt, zowel bij intrekking als bij handhaving van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door de kantonrechter mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2014.