Allereerst merkt de raadsman van [verzoeker] op dat er een aantal onjuistheden in het proces-verbaal van de zitting van 29 september 2014 staat. Hierover heeft hij een brief gestuurd aan de rechtbank. Ter zitting is niet kenbaar gemaakt, ondanks vele verzoeken daartoe van de raadsman van [verzoeker], waarom de zaak die om 13.30 uur stond gepland, doorgang moest vinden. Er is evenmin duidelijk gemaakt dat het in die zaak zou gaan om drie verdachten en slachtoffers zoals in het proces-verbaal staat vermeld. Aan het begin van de zitting is niet gemotiveerd waarom de zaak van [verzoeker] zou moeten worden aangehouden. De raadsman heeft aan het begin van de zitting naar voren gebracht wat de gevolgen van een aanhouding voor zijn cliënt zouden zijn. Dit staat in het proces-verbaal echter pas veel later vermeld.
Tot slot heeft de raadsman kenbaar gemaakt dat hij op 21 oktober a.s. verhinderd is in verband met een andere zitting. Hij diende daarom eerst overleg te plegen met een kantoorgenoot over het waarnemen van de zitting. De raadsman heeft wel degelijk gezocht naar alternatieven en niet zomaar aangegeven niet beschikbaar te zijn op die dag. Een tijdstip per datum 21 oktober 2010 is evenmin aangezegd.
legt aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag dat er grote belangen voor hem spelen. Als hij tot 21 oktober a.s. in voorlopige hechtenis wordt gehouden, zal hij zijn woning verliezen. Hij had er daarom groot belang bij dat de zaak op 29 september 2014 zou worden behandeld. Daar komt bij dat [verzoeker] al vanaf 18 februari 2014 in voorlopige hechtenis zit. Door de rechtbank is niet naar alternatieven gezocht om toch de behandeling doorgang te laten vinden ondanks het feit dat de rechtbank op vrijdag 26 september 2014 al op de hoogte was van de organisatorische problemen. De meervoudige strafkamer heeft hiervan [verzoeker] toen niet in kennis gesteld. Op het moment dat de zitting begon, was er sprake van nog maar 45 minuten uitloop en [verzoeker] heeft om 14.30 uur de zaal verlaten. Er was dan ook voldoende tijd voor een inhoudelijke behandeling.
De zaak die na de behandeling van de zaak van [verzoeker] stond gepland, was in de ogen van de meervoudige strafkamer duidelijk belangrijker dan de zaak van [verzoeker]. Er is daarmee niet aan de belangen van [verzoeker] gedacht. Door zijn belangen niet mee te wegen, is de objectieve schijn van partijdigheid gewekt. [verzoeker] verwijst daarvoor eveneens naar jurisprudentie.
Voorts is de voorlopige hechtenis van [verzoeker] geschorst noch opgeheven. Dit oordeel is evenmin gemotiveerd. Mr. Agema heeft in zijn eerste termijn gesteld dat de motivering summier is gehouden om te voorkomen dat de meervoudige strafkamer zou worden gewraakt. Hiermee wordt erkend dat de motivering van die beslissing wrakingswaardig is. Voor zover de partijdigheid niet objectiveerbaar was, is het dat nu geworden. [verzoeker] verwijst hiervoor wederom naar jurisprudentie.
betwist het verzoek tot wraking te laat te hebben gedaan. Op het moment dat de meervoudige strafkamer de beslissing tot aanhouding nam, was er nog geen vrees maar een vrees dat de vrees van partijdigheid zou ontstaan. Deze vrees bleek terecht nadat de beslissing tot het niet schorsen dan wel opheffen van de voorlopige hechtenis ook niet werd gemotiveerd. Op dat moment ontstond de reden om te wraken. De raadsman van [verzoeker] heeft reeds aan het begin van de mondelinge behandeling kenbaar gemaakt over de consequenties van de aanhouding na te denken, om in een later stadium niet tegengeworpen te krijgen dat het wrakingsverzoek te laat zou zijn.