beschikking van de kantonrechter ex artikel 7:671b lid 1 BW d.d. 2 september 2015
de stichting
STICHTING COG DRENTHE,
gevestigd te Assen,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J.J. de Reuver,
tegen
[verweerder]
,
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. E.M. van der Molen.
Partijen zullen hierna de werkgever en de werknemer worden genoemd.
1 Het procesverloop
1.1.
De werkgever heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, ingekomen ter griffie op 27 augustus 2015.
1.2.
De werknemer heeft op 31 augustus 2015 een verweerschrift ingediend.
2 De feiten
2.1.
De werknemer, geboren op [geboortedatum] 1954, is op 1 januari 1981 in dienst getreden bij de werkgever. De laatste functie die de werknemer vervulde, is die van leerkracht, met een brutosalaris van € 3.313,00 per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor het Primaire Onderwijs van toepassing.
3 Het verzoek
3.1.
De werkgever verzoekt de arbeidsovereenkomst met de werknemer te ontbinden ingevolge artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel d BW.
3.2.
Aan dit verzoek legt de werkgever het volgende - samengevat - ten grondslag. Gaandeweg het dienstverband heeft de werknemer steeds meer moeite gekregen om te voldoen aan de eisen die aan de functie van leerkracht in het basisonderwijs worden gesteld. Het uitoefenen van de functie legde een te grote druk op werknemer. Regelmatig(e) overleg, begeleiding en coaching hebben niet tot een dusdanige blijvende verbetering in het functioneren van werknemer geleid, dat hij als leerkracht bij werkgever aan het werk kan blijven. Er zijn geen mogelijkheden voorhanden om werknemer binnen de organisatie van werkgever in een andere functie te herplaatsen, zo heeft onderzoek uitgewezen. Gelet op een en ander kan de arbeidsovereenkomst van partijen niet meer worden voortgezet en dient deze te worden beëindigd.
3.3.
Werkgever stelt bereid te zijn om aan werknemer een bedrag van € 5.000,00 inclusief BTW (op declaratiebasis) ter beschikking te stellen ten behoeve van een outplacement- en/of scholingstraject.
4 Het verweer
4.1.
De werknemer erkent dat er sprake is van een situatie dat hij niet meer naar behoren binnen de organisatie van werkgever kan functioneren. Ook de werknemer ziet geen mogelijkheden voor herplaatsing.
5 De beoordeling van het verzoek
5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Gelet op de standpunten van partijen is sprake van een redelijke grond voor ontbinding, als bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel d, BW, terwijl niet gebleken is dat er een mogelijkheid tot herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn is.
5.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 2 BW is onderzocht of een opzegverbod ingevolge artikel 7:670 BW of enig ander opzegverbod geldt, hetgeen niet het geval is.
5.3.
Partijen hebben meegedeeld dat een opzegtermijn van drie maanden geldt en verzoeken de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8 BW met ingang van 14 december 2015 te ontbinden.
5.4.
Partijen hebben er verder op gewezen dat ingevolge artikel 2 van het Besluit overgangsrecht transitievergoeding (staatsblad 2015, nr. 172) in de onderhavige situatie nog geen transitievergoeding verschuldigd is, aangezien werknemer op grond van de toepasselijke CAO aanspraak maakt op een bovenwettelijke uitkering naast de reguliere WW. Gelet hierop zal de kantonrechter geen transitievergoeding toekennen.
5.5.
Nu de vergoeding in overeenstemming is met hetgeen werkgever heeft aangeboden, hoeft de werkgever geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.
5.6.
Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.
6 De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 14 december 2015;
6.2.
compenseert de proceskosten;
6.3.
verstaat dat werkgever aan de werknemer een bedrag van € 5.000,00 inclusief BTW (op declaratiebasis) ter beschikking zal stellen ten behoeve van een outplacement- en/of scholingstraject.
Aldus gegeven te Assen en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2015 door mr. M.E. van Rossum, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c: 744/MP
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: