1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
a. [Instelling A] te [plaats] , handelend onder de naam [Instelling A] ( [Instelling A] ). Dit is een zogenaamde AWBZ-toegelaten zorginstelling als bedoeld in de Wet Toelating zorginstellingen (WTZi).
b. [Bemiddelingsinstelling B] (thans [Bemiddelingsinstelling C] ). Dit is een bemiddelingsbureau.
c. [Instelling D] te [plaats] . Hiervan zijn geen nadere gegevens bekend.
d. [Instelling E] te [plaats] . Hiervan zijn geen nadere gegevens bekend.
Daarnaast verrichtte eiser in 2014 AWBZ-zorg in natura via de zogenaamde ZZP-pilot.
a. Een veertigtal facturen over de periode 1 januari 2013 tot 1 november 2013, gericht aan “[naam] , P/a [Instelling F]” inzake geleverde 24-uurszorg. [Instelling F] is een AWBZ-toegelaten instelling als bedoeld in de WTZi. Alle facturen zijn gedagtekend op 15 april 2014. Op alle facturen staat vermeld dat de bedragen reeds zijn ontvangen.
b. Een achttal facturen over de periode 18 augustus 2013 tot en met 21 december 2013, gericht aan [Instelling A] en een tweetal facturen gericht aan [Instelling D] betreffende op 29 november 2013 en op 1 december 2013 geleverde zorg. Alle facturen zijn gedagtekend op 15 april 2014. Op alle facturen staat vermeld dat de bedragen reeds zijn ontvangen.
8 Aanvullende bepalingen
a. a) [Instelling F] zet zich in om zoveel mogelijk dezelfde zorgverleners in te zetten voor de
zorgverlening. Voor niet-complexe zorg betekent dit dat er per periode van vier
weken maximaal 7 verschillende zorgverleners worden ingezet. Voor complexe zorg
betekent dit dat er per periode van vier weken maximaal 14 verschillende
zorgverleners worden ingezet.
b) Het bepaalde in lid a van dit artikel is afhankelijk van de omstandigheden waaronder
de zorg wordt verleend en kan afwijken wanneer de zorgvraag verandert.
c) Van het bepaalde in lid a van dit artikel kan tijdens schoolvakanties worden
afgeweken.
d) Indien van het bepaalde in lid a van dit artikel, behoudens het bepaalde in lid b en c
van dit artikel, wordt afgeweken zal [Instelling F] in overleg met de cliënt voor een
aanvaardbare oplossing zorgen.
1.11
In de algemene voorwaarden van [Instelling F] die van toepassing zijn op de bij 1.10 bedoelde overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
1. Voorafgaand aan het tot stand komen van de overeenkomst biedt [Instelling F] de cliënt schriftelijk informatie aan over tenminste de volgende punten:
a. de vormen van zorg die [Instelling F] kan bieden, de gevolgen van een nieuwe
indicatie als deze lichtere of zwaardere zorg noodzakelijk maakt en de
mogelijkheid van beëindiging vóór afloop van de indicatie als de zorg niet langer nodig is;
b. de procedure ter verkrijging van een nieuwe indicatie, de mogelijkheid dit
door [Instelling F] te laten doen en de gevolgen daarvan;
c. het doorgeven van een contactpersoon en de mogelijkheid tot het aanstellen
van een vertegenwoordiger en de wettelijke regels die daarop betrekking
hebben;
d. mogelijkheid tot het opstellen van een schriftelijke wilsverklaring waarin de
cliënt uit hoe hij wil dat er wordt gehandeld, indien hij in een situatie komt
waarin hij niet meer voor zichzelf kan beslissen;
e. de procedure rond het opstellen van een zorgplan;
(…)
h. sleutelbeheer;
i. de bereikbaarheid van [Instelling F] in geval van een noodsituatie;
j. waar de cliënt aan moet voldoen om de zorgverleners en andere personen
werkzaam bij of in opdracht van [Instelling F] in staat te stellen te werken
conform de regelgeving met betrekking tot arbeidsomstandigheden;
k. de mogelijkheden om wensen van de cliënt te honoreren;
(…)
m. het beleid ten aanzien van ethische en levensbeschouwelijke vraagstukken;
n. het beleid ten aanzien van vrijheidsbeperking;
o. de klachtenregeling;
p. deze algemene voorwaarden;
q. indien van toepassing de instructies voor eventuele zorgverlening op afstand;
r. het privacybeleid;
s. het medicatiebeleid.
(…)
ARTIKEL 9 – Totstandkoming overeenkomst
1. [Instelling F] doet op basis van de intake een aanbod aan de cliënt waarin de te leveren zorg en alle te leveren diensten nauwkeurig zijn beschreven.
(…)
ARTIKEL 10 – Totstandkoming van het zorgplan
1. [Instelling F] stelt in samenspraak met de cliënt een zorgplan op. [Instelling F] biedt de cliënt ondersteuning aan bij het overleg over het zorgplan.
(…)
ARTIKEL 11 - Doel in inhoud van het zorgplan
1. Het zorgplan heeft tot doel de kwaliteit van leven van de cliënt te ondersteunen en
sluit zoveel mogelijk aan bij diens persoonlijke wensen en mogelijkheden.
2. Het zorgplan beschrijft de gezondheidssituatie van de cliënt ten gevolge van diens
aandoeningen, de prognoses daarvan en de daarmee samenhangende risico’s voor
diens gezondheid en welzijn, de met de cliënt afgesproken vormen van zorg en, indien
er sprake is van geneeskundige handelingen, de uit te voeren verrichtingen.
3. In het zorgplan wordt in ieder geval vastgelegd:
a. welke disciplines de verschillende onderdelen van het zorgplan uitvoeren en
op welke momenten of met welke regelmaat;
b. wie binnen [Instelling F] het vaste aanspreekpunt is voor de cliënt;
c. welke familieleden van de cliënt of anderen bij de zorgverlening worden
betrokken of over de zorgverlening worden geïnformeerd en hoe dat
plaatsvindt;
d. de momenten van evaluatie van het zorgplan.
ARTIKEL 12 – Naleving van het zorgplan
1. [Instelling F] voert de zorg uit volgens de afspraken in het zorgplan.
2. Als [Instelling F] afgesproken zorg niet conform het zorgplan kan verlenen, stelt
[Instelling F] de cliënt daarvan meteen in kennis. Als de cliënt de afgesproken zorg niet
conform het zorgplan kan ontvangen, stelt de cliënt [Instelling F] daarvan meteen in
kennis.
3. Het zorgplan wordt minimaal één keer per jaar in samenspraak met de cliënt
geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. De cliënt kan gemotiveerd verzoeken om
tussentijdse evaluatie. De evaluatie en de bijstellingen worden schriftelijk vastgelegd.
De eerste evaluatie vindt plaats binnen 6 maanden na instemming van cliënt met het
zorgplan, of zoveel eerder als nodig is.
(…)
5. [Instelling F] instrueert individuele zorgverleners over de rechten van de cliënt ten aanzien van zijn zorgplan en stelt de cliënt hiervan op de hoogte.
(…)
ARTIKEL 15 – Bewaren van gegevens
1. Als [Instelling F] zorginhoudelijke gegevens over de cliënt vastlegt, blijven deze gegevens te allen tijde beschikbaar voor zowel [Instelling F] als de cliënt.
2. Bij beëindiging van de overeenkomst bewaart [Instelling F] de gegevens en krijgt de cliënt een kopie als hij dat wil. (…)
ARTIKEL 16 – Gegevensverstrekking en verlening van inzage door de [Instelling F] aan derden
(…)
3. Na overlijden van de cliënt geeft [Instelling F] desgevraagd inzage in de zorginhoudelijke gegevens aan de nabestaanden voor zover de cliënt daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of toestemming mag worden verondersteld.
4. [Instelling F] instrueert individuele zorgverleners over hun geheimhoudingsplicht en stelt de cliënt hiervan op de hoogte. (…)
1. [Instelling F] levert zorg met inachtneming van de normen zoals die door representatieve
organisaties van in ieder geval zorgaanbieders en cliënten in overleg met de Inspectie
Gezondheidszorg zijn vastgesteld.
2. [Instelling F] zorgt ervoor dat alle zorgverleners die binnen de organisatie van [Instelling F]
of in opdracht van [Instelling F] zorg verlenen aan de cliënt:
a. hiertoe te allen tijde bevoegd en bekwaam zijn;
b. handelen overeenkomstig de voor de zorgverleners geldende professionele
standaarden waaronder de richtlijnen van de beroepsgroep. Afwijking van de
professionele standaard moet [Instelling F] motiveren en aan de cliënt uitleggen.
[Instelling F] maakt aantekening van de afwijking en van de uitleg aan de cliënt in het
zorgplan.
3. [Instelling F] zorgt voor continuïteit van de zorg.
ARTIKEL 20 – Afstemming (één cliënt meer zorgverleners)
A. Binnen de organisatie van [Instelling F]
1. Als een cliënt te maken heeft met twee of meer zorgverleners die binnen de
organisatie van [Instelling F] of in opdracht van [Instelling F] werken, zorgt [Instelling F] dat
alle betrokken zorgverleners:
a. elkaar informeren en bevragen over relevante gegevens van cliënt;
b. de cliënt tijdig doorverwijzen naar een andere zorgverlener voor zover de zorg
buiten de bevoegdheid of deskundigheid van [Instelling F] valt, of op verzoek van de
cliënt;
c. met elkaar periodiek overleggen over de cliënt;
d. bij overdracht van de cliënt aan een andere zorgverlener, alle relevante gegevens
doorgeven en de cliënt daarover informeren.
2. [Instelling F] zorgt ervoor dat voor de cliënt te allen tijde duidelijk is:
a. wie voor welke handelingen verantwoordelijk is;
b. wie het aanspreekpunt is voor vragen van de cliënt, diens vertegenwoordiger en
familieleden.
B. Binnen en buiten [Instelling F]
3. Als een cliënt te maken heeft met twee of meer zorgverleners waarvan tenminste één niet binnen [Instelling F] of in opdracht van [Instelling F] werkt, zorgt [Instelling F] ervoor dat:
a. de taken en verantwoordelijkheden rond de zorgverlening aan de cliënt tussen de betrokken zorgverleners zijn verdeeld;
b. afstemming en informatie-uitwisseling tussen de betrokken zorgverleners met toestemming van de cliënt plaatsvindt, waarbij de ervaringen van de cliënt worden meegenomen.
1. Zo spoedig mogelijk na een incident informeert [Instelling F] de betreffende cliënt over:
a. de aard en de oorzaak van het incident;
b. of en welke maatregelen zijn genomen om soortgelijke incidenten te voorkomen.
2. Als een incident gevolgen heeft voor de gezondheidstoestand van de cliënt, bespreekt
[Instelling F] de voor de aanpak daarvan mogelijke behandelingsalternatieven met de
cliënt en maakt afspraken over de aanvang van de gekozen behandeling en het
vervolg. [Instelling F] wijst de cliënt hierbij uitdrukkelijk op de mogelijkheid van een
second opinion binnen of buiten [Instelling F] .
3. [Instelling F] verleent adequate zorg teneinde de gevolgen van het incident voor de cliënt
te beperken. In geval van spoedeisende zorg betekent dit dat aan het genoemde in lid
2 2 niet hoeft te worden voldaan.
ARTIKEL 22 – Zorg voor persoonlijke eigendommen
[Instelling F] zorgt ervoor dat degenen die onder haar verantwoordelijkheid betrokken zijn bij de zorg voor de cliënt, zorgvuldig omgaan met diens eigendommen.
ARTIKEL 33 – Klachtenregeling
1. [Instelling F] beschikt over een op de wet gebaseerde en voldoende bekend gemaakte regeling voor de opvang en afhandeling van klachten en behandelt de klacht overeenkomstig deze klachtenprocedure.
2. Klachten over de uitvoering van de overeenkomst moeten zo snel als mogelijk, volledig en duidelijk omschreven, worden ingediend bij [Instelling F] , nadat de cliënt de gebreken heeft geconstateerd.
1.12
[Instelling F] werkt met richtlijnen voor inzet van medewerkers. Hierin is het volgende opgenomen:
“ONZE RICHTLIJNEN VOOR INZET VAN MEDEWERKERS
Altijd de bereikbare dienst informeren, ook al zijn er geringe veranderingen te melden.
Klantgericht aanwezig zijn en tevens zorgdragen voor de directe leefomgeving.
Geen geld lenen en/of aannemen van klanten.
Geen privé telefoongesprekken voeren.
Niet spreken over collega’s en andere cliënten.
Wijzigingen in het rooster doorgeven.
Netjes gekleed zijn.
Altijd buiten roken, ook als de familie binnen rookt.
Geheimhoudingsplicht, niet over andere klanten spreken.
Dienstbaar opstellen en altijd alle handelingen verrichten in samenspraak met de
klant en/of aanwezige familie.
Privacy van de klant waarborgen
Geen alcohol of drugs gebruiken.
Op tijd zijn en anders melden dat je te laat komt.
Na overlijden vragen aan de familie wat je nog voor hun kunt betekenen en even melden op welke tijdstip je de woning verlaat.
Inzet is niet mogelijk, indien de medewerker zich niet aan bovenstaande kan houden en bij weigering van onze principes wordt de inzet onmiddellijk stop gezet.
Urenregistratie en facturen:
S(…) verzorgt onze urenregistratie op kantoor en heeft daarvoor de geleverde zorguren nodig. In het zorgdossier gebruiken wij register aanwezigheid.
In principe hebben wij een digitale urenregistratie die per week door de medewerkers
ingevuld dient te worden en die gaat dan per mail naar S(…)@ [Instelling F] .nl.
Voor vragen hierover kan je S(…) ten alle tijden emailen.
De facturen behoren eveneens digitaal verzonden te worden en hebben vaste details
nodig. Wij hebben daarvoor een voorbeeld gemaakt en dit kan toegezonden worden.
Na controle van de facturen worden deze naar hoofdkantoor van [Instelling F] in
Woerden verzonden en dezelfde week vindt daar de betaling plaats.
De bereikbaarheidsdienst kan alleen gebeld worden voor belangrijke mededelingen
in de thuissituatie omdat wij overdag op route zijn.
1.13
Tot de gedingstukken behoort een print van de website van [Instelling F] . Hierop staat onder het vacatureaanbod het volgende vermeld:
´Teamleider V&V (niveau 5)
Als teamleider geef je leiding aan één of meer teams. Je bewaakt de continuïteit en de kwaliteit van de te leveren zorg. Je organiseert en coördineert de planning en je draagt zorg voor een efficiënte procesgang. Je coacht, stimuleert en enthousiasmeert de medewerkers in je team. Je organiseert werkoverleg, voert verzuim en functioneringsgesprekken en je lost knelpunten op. Daarnaast verricht je zelf ook verpleegkundige, verzorgende en begeleidende taken bij cliënten in de thuissituatie. Je helpt de cliënt bij het regisseren van zijn zorgvraag en zorgt voor korte lijnen naar huisartsen en andere zorgverlenende instanties.
[Instelling F] is een innovatieve en ondernemende thuiszorgorganisatie. [Instelling F] levert als AWBZ-toegelaten organisatie thuiszorg vanuit locaties in heel Nederland met kleine teams en enthousiaste verpleegkundigen en verzorgenden.
1.14
Het zorgkantoor [Zorgkantoor M] , handelend namens de uitvoeringsorganen AWBZ (in de overeenkomst aangeduid als [Zorgkantoor M] ) heeft met betrekking tot de AWBZ zorg in de jaren 2013 en 2014 een overeenkomst gesloten met [Instelling F] B.V. als zorgaanbieder. In de “OVEREENKOMST 2013 [Zorgkantoor M] – ZORGAANBIEDER AWBZ” staat onder meer het volgende vermeld:
“DEEL II: REGIOGEBONDEN AFSPRAKEN
1. De zorgaanbieder verbindt zich zorgprestaties te leveren aan verzekerden met
inachtneming van de betreffende aanvullende leveringsvoorwaarden, zoals vermeld in de [Zorgkantoor M] inkoopdocumenten AWBZ 2014 W&T, GZ en GGZ.
2. De zorgaanbieder waarborgt dat de beroepsbeoefenaren bij de zorgverlening de eisen in acht nemen die voortvloeien uit de voor de beroepsgroep geldende wet- en regelgeving. Als richtsnoer voor het toetsen van de geleverde kwaliteit kan [Zorgkantoor M] gebruik maken van de erkende professionele standaarden van de beroepsgroepen waaronder de landelijke kwalificaties MBO voor Verpleeg- en Verzorgingshuiszorg en Thuiszorg en de bijbehorende beroepscompetentieprofielen, alsmede van de normen die volgens de stand van wetenschap en de gangbare opvattingen binnen de beroepsgroepen gelden binnen de verschillende sectoren.
3. De zorgaanbieder verleent de geïndiceerde zorg zonder enige betaling of enige aanvullende betaling door de verzekerde, tenzij het Bijdragebesluit zorg of de Bijdrageregeling A WBZ anders bepaalt. De zorgaanbieder neemt daarbij de CVZ- brochure ‘Daar hebt u recht op in een AWBZ-instelling’ in acht aangaande de diensten zonder bijbetaling.
Artikel 5. Kwaliteit van zorgverlening
1. De zorgaanbieder is, ook wat betreft zijn personeel, verantwoordelijk voor een correcte
bejegening van verzekerden.
2. De zorgaanbieder draagt er zorg voor dat zijn personeel bevoegd is en beschikt over de
kennis en kunde die voor de verlening van kwalitatief verantwoorde zorg noodzakelijk is en dat de opleiding en bijscholing zodanig is dat zij over een kwalitatief verantwoorde kennis en kunde kunnen (blijven) beschikken.
3. De zorgaanbieder staat er voor in dat- voor zover van toepassing- inrichting,
instrumentarium en hygiëne aan de algemeen aanvaarde standaarden voldoen.
4. De zorgaanbieder zorgt - voor zover van toepassing - voor een geldige
gebruikersvergunning.
5. De zorgaanbieder draagt in overleg en afstemming met de cliëntenraad zorg voor een
systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit.
Artikel 7. Declaratie zorg
1. [Zorgkantoor M] zal de gedeclareerde en geleverde zorg betaalbaar stellen zolang het totaal van de gedeclareerde zorg de beschikbare contracteerruimte niet overschrijdt en voor zover van toepassing de vaste volume afspraak dan wel het vaste budget niet wordt overschreden.
[Zorgkantoor M] is nimmer gehouden om zorg te vergoeden wanneer de beschikbare
contracteerruimte is overschreden.
2. Vanaf het moment dat een bindende volumeafspraak is gemaakt met zorgaanbieders zal de geleverde zorg betaalbaar worden gesteld voor zover dat past binnen de financiële waarde van de vaste bindende volumeafspraak.
(…)
Artikel 14. Managementinformatie/geleverde zorg
1. De zorgaanbieder registreert de geleverde zorg conform de NZa-beleidsregel systematiek, de kaderregeling AO/IC AWBZ-zorgaanbieders en conform de vereisten uit hoofde van het Bijdragebesluit zorg.
2. De zorgaanbieder levert maandelijks, zo spoedig mogelijk na afloop van de periode,
doch uiterlijk voor de 20e van de maand volgend op de maand waarop de productie
heeft plaatsgevonden een productieoverzicht aan. Hierin is tevens de productie
opgenomen die door onderaannemer(s) is geleverd. De zorgaanbieder maakt hierbij
gebruik van het realisatieformat van [Zorgkantoor M] en verstrekt de informatie per regio.
3. De zorgaanbieder levert daarnaast voor de geleverde zorg declaraties op
cliëntniveau in bij [Zorgkantoor M] . Do zorgaanbieder doet dit conform het Landelijk
Declaratieprotocol AWBZ 2014.
4. Op verzoek van [Zorgkantoor M] verstrekt de zorgaanbieder relevante managementinformatie over de geleverde zorg.
Artikel 16. Controle
Indien sprake is van geconstateerde onrechtmatigheid en/of ondoelmatigheid (waaronder het niet voldoen aan de overeengekomen kwaliteitseisen) van de geleverde zorg, kan [Zorgkantoor M] hier consequenties aan verbinden. Afhankelijk van de ernst en zwaarte van de geconstateerde feiten kan [Zorgkantoor M] besluiten één of meer van de volgende maatregelen te nemen:
a. het opleggen van een waarschuwing;
b. het registreren van de zorgaanbieder in het door de zorgverzekeraars erkende
signaleringssysteem FISH (Fraude Informatie Systeem Holland);
c. terugvordering van (een deel) van het bedrag aan onrechtmatig en/of ondoelmatig
bestempelde declaraties (waarbij tevens de gemaakte onderzoekskosten aan de
zorgaanbieder zullen worden doorberekend) al dan niet gecombineerd met verrekening met nog openstaande dan wel toekomstige declaraties;
d. het doen van aangifte bij het Openbaar Ministerie;
e. opzegging van de overeenkomst.
Artikel 21. Onderaanneming
[Zorgkantoor M] zal alleen toestemming geven voor het inschakelen van derden voor de uitvoering
van de overeenkomst voor meer dan:
- 5% van de extramurale productieafspraak, indien de zorgaanbieder een extra korting van 1% op de NZa beleidswaarden extramurale zorg wil geven, boven op het op basis van de inkoopprocedure door [Zorgkantoor M] vastgestelde tarief,
- 10% van de extramurale productieafspraak, indien de zorgaanbieder een extra korting van 2% op de NZa beleidswaarden extramurale zorg wil geven, boven op het op basis van de inkoopprocedure door [Zorgkantoor M] vastgestelde tarief;
- 25% van de extramurale productieafspraak, indien de zorgaanbieder een extra korting van 3% op de NZa beleidswaarden extramurale zorg wil geven, boven op het op basis van de inkoopprocedure door [Zorgkantoor M] vastgestelde tarief;
- 50% van de extramurale productieafspraak, indien de zorgaanbieder een extra korting van 5% op de NZa beleidswaarden extramurale zorg wil geven, boven op het op basis van de inkoopprocedure door [Zorgkantoor M] vastgestelde tarief;
- 75% van de extramurale productieafspraak, indien de zorgaanbieder een extra korting van 10% op de NZa beleidswaarden extramurale zorg wil geven, boven op het op basis van de inkoopprocedure door [Zorgkantoor M] vastgestelde tarief.
Deze verplichte korting geldt niet indien de in te schakelen derde onderdeel uitmaakt van de
economische eenheid waartoe ook de contractant behoort. Palliatief terminale zorg,
beschikbaarheid van zorg en intensieve kindzorg geleverd door onderaannemers wordt niet
meegenomen in de hierboven vermelde berekening.
Artikel 26. Vitaliteitsbeleid
De intramurale zorgaanbieder beschikt over een actueel vastgesteld en geïmplementeerd
vitaliteitsbeleid waarin in elk geval de volgende onderwerpen zijn opgenomen:
- Visie op gezond leven en een beschrijving van de doelstellingen;
- Beschrijving van de doelgroep waarop de leefstijlinterventie gericht is;
- Beschrijving van de werkwijze, de grond waarop deze is gebaseerd en op welke wijze
cliënten actief worden betrokken;
- Aangegeven is welke resultaten er zijn behaald of beoogd worden te behalen;
- De wijze waarop interventies opgenomen worden in de individuele behandelplannen.
Artikel 27. Valpreventie
De zorgaanbieder met productieafspraken binnen het kavel Intramurale zorg, extramurale zorg en / of volledig pakket thuis, beschikt over een recent vastgesteld en geïmplementeerd beleid waaruit blijkt dat valpreventie een vast onderdeel uitmaakt van het zorgplan.
Artikel 28. Wijkgerichtheid
De zorgaanbieder die extramurale zorg en / of dagactiviteiten & vervoer levert beschikt over een recentelijk vastgesteld en geïmplementeerd beleid omtrent wijkgerichtheid. De zorgaanbieder heeft in elk geval de sociale kaart van de wijk (buurt, buurtschap, dorp) op haar website gepubliceerd en voorafgaand aan de zorglevering met de cliënt besproken.
Het doel van deze overeenkomst is het maken van afspraken over de levering van voldoende kwalitatief goede, doelmatige en doeltreffende Zorg aan de AWBZ-verzekerden in de desbetreffende Zorgkantoorregio.
g.
Onderaannemerschap:
Er is sprake van Onderaanneming indien een Verzekerde in AZR is toegewezen aan een
Zorgaanbieder (de hoofdaannemer) en deze, voor (een deel van) de daadwerkelijke Zorg een andere Zorgaanbieder (de Onderaannemer) inschakelt.
o.
Zorg(leef)plan
:
Een concrete invulling van de door de Zorgaanbieder te verlenen Zorg per Verzekerde,
gebaseerd op de geïndiceerde Zorg. Het Zorgplan wordt overeengekomen tussen Verzekerde en de Zorgaanbieder. Het Zorgplan wordt ook wel individueel begeleidingsplan, behandelplan of ondersteuningsplan genoemd.
p. Zorgverleningsovereenkomst:
De individuele dienstverleningsovereenkomst tussen Verzekerde en Zorgaanbieder over de Zorg, inclusief die aangaande de overbruggingszorg, waarin de rechten en plichten van beide partijen zijn vastgelegd.
1. De Zorgaanbieder handelt volgens het meest recente voorschrift zorgtoewijzing.
2. De Zorgaanbieder verbindt zich om, met inachtneming van zijn toelating en hetgeen tussen Partijen is overeengekomen aan productieafspraken, Zorg te verlenen aan de Verzekerde die zich daartoe tot hem wendt en die op die Zorg aanspraak kan maken. De Zorgaanbieder houdt zich aan de verwijzing of het geldige Indicatiebesluit cq. de zorgtoewijzing en de daarin vastgelegde aard en omvang van de Zorg, met inachtneming van hetgeen bepaald in lid 4.
3. De Zorgaanbieder verplicht zich om kwalitatief verantwoorde, doelmatige en doeltreffende Zorg te leveren. Hieronder wordt verstaan: Zorg die beantwoordt aan de stand van wetenschap en praktijk en die gebruikelijk is in de kring van beroepsgenoten (kwalitatief verantwoord) en die cliëntgericht, doeltreffend voor cliënt en doelmatig in de zin van een optimale inzet van mensen en middelen wordt verleend en die naar maatstaven van redelijkheid is afgestemd op de reële behoefte van de Verzekerde (doeltreffend en doelmatig). De Zorg is bovendien proportioneel zodat onder- en overgebruik van Zorg wordt vermeden. Ten einde aan deze verplichtingen te kunnen voldoen, beschikt de Zorgaanbieder over voldoende gekwalificeerd personeel. Het personeel kan de Verzekerden en [Zorgkantoor M] in de Nederlandse taal te woord staan.
4. De Zorgaanbieder neemt uiterlijk binnen twee werkdagen, maar bij voorkeur dezelfde dag, na ontvangst van het Indicatiebesluit contact op met de Verzekerde en maakt op basis van het Indicatiebesluit met de Verzekerde afspraken om te komen tot Zorgverlening. Bij dit gesprek kan een derde, zoals een familielid of mantelzorger, betrokken zijn.
(…)
1. De zorgaanbieder handelt conform het Besluit Zorgplanbespreking AWBZ-zorg.
2. In het Zorg(leef)plan moet zijn opgenomen wat de wensen zijn van de Verzekerde. De
Zorgaanbieder maakt daar waar mogelijk met de Verzekerde afspraken over het moment (tijdstip en dag) en de frequentie waarop de Zorg geleverd wordt, de vorm, de omvang (basiszorg en eventuele meerzorg) en de inhoud van de Zorg die de organisatie biedt, de plaats waar de Zorg geleverd wordt en de functie van de medewerker die de Zorg levert.
3. Het Zorg(leef)plan dient altijd actueel te zijn en aan te sluiten bij de zorgbehoefte van de cliënt. Het Zorg(leef)plan wordt indien daartoe aanleiding is tussentijds aangepast. Het Zorg(leef)plan wordt minimaal een keer per jaar met de Verzekerde geëvalueerd en waar nodig bijgesteld.
(…)
7. Met het Zorg(leef)plan geeft de Zorgaanbieder uitvoering aan zijn verplichting kwalitatief verantwoorde en doelmatige Zorg te verlenen. De Zorgaanbieder draagt er zorg voor dat (waar mogelijk en altijd in overleg met de Verzekerde) overbodige, onnodige of ondoelmatige Zorg wordt afgebouwd en dat de Verzekerde optimaal wordt ondersteund bij het realiseren van zelfregie/ eigen handelen. De Zorgverleningsovereenkomst en het Zorg(leef)plan dienen te worden ondertekend door de Zorgaanbieder en de Verzekerde en/of diens vertegenwoordiger. (…)
Artikel 3 Continuïteit van de zorglevering
1. De Zorgaanbieder garandeert de continuïteit van de Zorg.
(…)
Artikel 10 Onderaannemerschap
1. Verleende Zorg in Onderaanneming komt alleen voor vergoeding in aanmerking indien
vooraf toestemming is verleend door [Zorgkantoor M] , tenzij [Zorgkantoor M] en Zorgaanbieder hierover andere afspraken maken. De inschakeling van een Onderaannemer geschiedt voor eigen rekening en risico van de Zorgaanbieder en doet niet af aan de verplichtingen van de Zorgaanbieder uit deze overeenkomst.
2. De Zorgaanbieder verplicht zich tevens vooraf aan [Zorgkantoor M] te melden, indien hij zelf als Onderaannemer optreedt, onder vermelding van de naam van de partij waarvoor hij als Onderaannemer optreedt en het volume van de door deze partij verleende Zorg.
3. De Zorgaanbieder is en blijft volledig verantwoordelijk en aansprakelijk voor alle aspecten van de door de Onderaannemer geleverde Zorg. Daaronder valt in ieder geval levering van kwalitatief verantwoorde Zorg, op een rechtmatige en doelmatige wijze.
4. De Zorgaanbieder garandeert dat de Zorgverlening door de Onderaannemer(s) aan
dezelfde eisen voldoet, als die welke aan de Zorgverlening door de Zorgaanbieder zelf zijn gesteld.
5. De Zorgaanbieder geeft op verzoek van [Zorgkantoor M] nadere informatie over de Onderaannemer en diens aandeel in de productieafspraak. In voorkomend geval kunnen Partijen nadere afspraken maken met betrekking tot de onderaanneming en deze in een addendum vastleggen.
6. De Zorgaanbieder staat er voor in dat de Onderaannemer desgevraagd aan [Zorgkantoor M] alle inlichtingen verschaft die de Zorgaanbieder zelf ook dient te verstrekken alsmede alle informatie die [Zorgkantoor M] verlangt over de verhouding tussen de Zorgaanbieder en de
Onderaannemer.
7. [Zorgkantoor M] heeft het recht om Onderaannemers te weigeren.
8. De Zorgaanbieder is verantwoordelijk voor het declareren van de geleverde Zorg aan
[Zorgkantoor M] en verantwoording aan het CAK.
9. De Zorgaanbieder ziet er op toe dat de Onderaannemer niet rechtstreeks facturen aan de Verzekerde stuurt voor Zorg die valt binnen de AWBZ-aanspraken van de Verzekerde.
10 De Zorgaanbieder geeft inzicht in de opbrengsten, die zijn verkregen uit inschakeling van derden. Op verzoek van [Zorgkantoor M] draagt de Zorgaanbieder er zorg voor dat zijn opgave door een accountant is gecontroleerd en wordt een afschrift van de verklaring aan [Zorgkantoor M] ter beschikking gesteld.
Artikel 12 Kwaliteitssystemen
1. De Zorgaanbieder draagt er zorg voor dat de Zorgverleners binnen zijn organisatie handelen volgens tenminste de standaard die binnen de kring der beroepsgenoten algemeen aanvaard is. Dat betekent dat de Zorg wordt verleend volgens de meest recent beschikbare wetenschappelijke kennis en conform best practices. De Zorgaanbieder en de bij of voor de Zorgaanbieder werkzame personen werken volgens landelijke c. q. regionaal vastgestelde kwaliteitsstandaarden en protocollen en met inachtneming van de voor de Zorgaanbieder geldende wettelijke verplichtingen. De Zorgaanbieder beschikt over aantoonbaar bekwaam en/of gekwalificeerd personeel.
2. De Zorgaanbieder laat door een externe onafhankelijke partij een cliënttevredenheidsonderzoek uitvoeren onder tenminste een representatieve afspiegeling van de populatie wonende in de zorgkantoorregio waar de overeenkomst op van toepassing is. Het meest recente cliënttevredenheidsonderzoek moet openbaar worden gemaakt, inclusief de hieruit voortvloeiende verbeterplannen, en zij worden beschikbaar gesteld aan de cliëntenraad en [Zorgkantoor M] . (…)
3. De Zorgaanbieder voert jaarlijks een zelfevaluatie uit van de bereikte kwaliteit gebruikmakend van de aandachtsgebieden en indicatoren uit het landelijk kwaliteitskader. De evaluatie wordt openbaar gemaakt, inclusief de hieruit voortvloeiende verbeterplannen, en zij worden beschikbaar gesteld aan de cliëntenraad en [Zorgkantoor M] .
(…)
1. De Zorgaanbieder borgt dat de centrale cliëntenraad en lokale cliëntenraden zowel inhoudelijk als secretarieel voldoende ondersteund worden bij het uitvoeren van hun werkzaamheden.
2. De zorgaanbieder heeft een actueel beleid, welke in samenspraak met de cliëntenraad tot stand is gekomen, over de wijze waarop en de mate waarin de centrale en lokale cliëntenraden betrokken worden bij het doorlopen van alle stappen van de kwaliteitscyclus.
3. De Zorgaanbieder betrekt de centrale cliëntenraad aantoonbaar bij de voorbereiding van kwaliteitsmeting, de uitvoering, de evaluatie en het vervolgtraject.
(…)
5. De Zorgaanbieder stelt de systematiek van het Zorg(leef)plan in afstemming met de cliëntenraad op.
Artikel 22 Declaratie van geleverde Zorg
1. De Zorgaanbieder houdt zich bij de declaratie aan alle relevante wet- en regelgeving,
waaronder de wettelijke bepalingen van tarifering en bekostiging respectievelijk de bepalingen, richtlijnen en kaders van bij wet ingestelde organen zoals de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
2. De Zorgaanbieder declareert bij [Zorgkantoor M] alleen de productie die is geleverd aan cliënten woonachtig in de regio waarvoor hij met het betreffende Zorgkantoor een overeenkomst is aangegaan en productieafspraken heeft gemaakt, tenzij anders overeengekomen met [Zorgkantoor M] .
3. De Zorgaanbieder dient declaraties voor de geleverde Zorg op cliëntniveau conform het Declaratieprotocol AWBZ 2014 in bij [Zorgkantoor M] . (…)
Artikel 23 Uitgangspunten voor betaling
1. De vergoeding van de Zorg vindt plaats overeenkomstig de afspraken die Zorgaanbieder en [Zorgkantoor M] hebben gemaakt en zoals vermeld in deze overeenkomst inclusief relevante addenda. Overproductie komt voor eigen rekening en risico van de Zorgaanbieder.”.
1.15
Het zorgkantoor “ [Zorgkantoor N] ”, handelend namens de uitvoeringsorganen AWBZ, heeft met betrekking tot de AWBZ zorg in het jaar 2014 een overeenkomst gesloten met [Instelling A] als zorgaanbieder. Verweerder heeft bij zijn verweerschrift als voorbeeld een “Overeenkomst 2013 [Zorgkantoor N] -Zorgaanbieder AWBZ” gevoegd. In “Deel III: Algemeen deel” is hierin opgenomen:
“(…)
Artikel 10: Onderaannemerschap
Lid 1
Verleende zorg in Onderaanneming komt alleen voor vergoeding in aanmerking indien vooraf toestemming is verleend door het Zorgkantoor. De inschakeling van een Onderaannemer geschiedt voor eigen rekening en risico van de Zorgaanbieder en doet niet af aan de verplichtingen van de Zorgaanbieder uit deze overeenkomst.
(…)
Lid 3
De Zorgaanbieder is en blijft volledig verantwoordelijk en aansprakelijk voor alle aspecten van de door de Onderaannemer geleverde Zorg. Daaronder valt in ieder geval levering van kwalitatief verantwoorde Zorg, op een rechtmatige en doelmatige wijze.
Lid 4
De Zorgaanbieder garandeert dat de Zorgverlening door de Onderaannemer(s) aan dezelfde eisen voldoet, als die welke aan de Zorgverlening door de Zorgaanbieder zelf zijn gesteld.
Lid 6
Het Zorgkantoor heeft het recht om Onderaannemers te weigeren.
Lid 7
De hoofdaannemer is verantwoordelijk voor het declareren van de geleverde Zorg aan het Zorgkantoor en verantwoording aan het CAK.
Lid 8
De hoofdaannemer ziet er op toe dat de Onderaannemer niet rechtstreeks facturen aan de Verzekerde stuurt voor Zorg die valt binnen de AWBZ-aanspraken van de Verzekerde.
In “Deel II: Regiogebonden deel” is hierin opgenomen:
“
Artikel 12 Onderaanneming in aanvulling op artikel 10 van deel III
1. Tenzij anders is afgesproken stelt de zorgaanbieder [Zorgkantoor N] van te voren op de hoogte van:
a) naam, adres en woonplaats van de onderaannemer;
b) de omzet van de door deze partijen gezamenlijk verleende zorg;
c) de wijze waarop de kwaliteit en continuïteit van de zorg is gewaarborgd bij onderaanneming.
2. De zorgaanbieder die uitsluitend werkt met ZZP’ers dient een te allen tijde opvraagbare lijst beschikbaar te hebben voor [Zorgkantoor N] , met daarop de gegevens zoals genoemd onder a t/m c van de dan werkende ZZP’ers.”.
1.16
Eiser heeft de met zijn werkzaamheden in de zorg gegenereerde inkomsten in zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 1993 tot en met 2012 steeds aangegeven als winst uit onderneming. Deze aangiften zijn door verweerder zonder nader onderzoek gevolgd.
1.17
Vanaf het jaar 2003 tot en met het jaar 2011 heeft verweerder steeds op verzoek van eiser een VAR-verklaring aan eiser verstrekt, waarin de voordelen die eiser uit de in zijn aanvraagformulier omschreven werkzaamheden geniet of zal gaan genieten, worden aangemerkt als winst uit onderneming (VAR WUO). Voor het jaar 2010 is deze VAR WUO via de zogenaamde automatische continuering verstrekt. Het oorspronkelijke aanvraagformulier voor het verkrijgen van een VAR-verklaring omschreef eisers werkzaamheden als “praktijk verpleegkunde zonder AWBZ naturazorg”.
1.18
Voor de jaren 2012, 2013 en 2014 is aan eiser eveneens via de automatische continuering een beschikking VAR WUO verstrekt. Op het oorspronkelijke aanvraagformulier voor het verkrijgen van een VAR-verklaring stonden eisers werkzaamheden omschreven als “zelfstandige zorgverlener in de zorg”. Op het aanvraagformulier heeft eiser de vraag of hij facturen verstuurt, bevestigend beantwoord. De vraag of eiser de VAR-werkzaamheden meestal zonder toestemming van een opdrachtgever door iemand anders kan laten uitvoeren, heeft eiser eveneens bevestigend beantwoord.
1.19
Tijdens een onderzoek door verweerder bij [Bemiddelingsinstelling G] is aldaar een afschrift van een op eisers naam gestelde VAR WUO aangetroffen. De controlerend ambtenaar heeft geconcludeerd dat deze VAR WUO ten onrechte is afgegeven. Verweerder heeft daarom bij beschikking van 15 oktober 2013 de VAR WUO voor het jaar 2013 (gedagtekend 3 september 2012) herzien. Deze herziening houdt in dat de voordelen die eiser uit de in zijn aanvraagformulier omschreven werkzaamheden zal gaan genieten vanaf 15 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking (VAR Loon). Daarnaast heeft verweerder bij beschikking van 31 oktober 2013 de VAR WUO voor het jaar 2014 (gedagtekend 2 september 2013) vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 herzien in een VAR loon.
1.20
Verweerder heeft met dagtekening 1 mei 2014 aan eiser voor het jaar 2014 een VAR WUO verstrekt voor eisers werkzaamheden met als omschrijving “(AWBZ) zorg rechtstreeks zonder tussenkomst van zorgaanbieders en bemiddelingsbureaus”. Met dagtekening 5 juni 2014 heeft verweerder aan eiser voor het jaar 2014 een VAR WUO verstrekt voor de door eiser te verrichten AWBZ-zorg op basis van deelname aan de zogenaamde ZZP-pilot.
1.21
Eiser heeft een aantal facturen overgelegd betreffende de door hem in het jaar 2013 geleverde zorg (zie ook bij 1.3). Deze facturen zijn gericht aan verschillende zorgbehoevenden, per adres aan [Instelling F] , [Instelling A] , dan wel [Instelling D] . Deze facturen zijn alle gedagtekend op 15 april 2014. Op al deze facturen staat onder het gefactureerde bedrag vermeld: “Reeds van u ontvangen”.
1.22
Bij de toelichting op vraag 2l van het VAR-aanvraagformulier (“Verwacht u de VAR-werkzaamheden uit te voeren via detachering, uitzending of bemiddeling?”) staat het volgende vermeld:
“In de volgende tabel staan een aantal belangrijke verschillen tussen bemiddelen en uitzenden of detacheren.
Bemiddeling
|
Uitzending of detachering
|
Het bureau ontvangt een vergoeding
voor het in contact brengen van u met
de klant.
|
Het bureau vraagt geen vergoeding
voor het in contact brengen van u
met de klant.
|
U bent zelf verantwoordelijk voor de
kwaliteit van uw werk. De klant spreekt
u erop aan als hij niet tevreden is. U
loopt het risico dat u geen geld krijgt
voor uw werkzaamheden.
|
Het bureau is verantwoordelijk
voor de kwaliteit van uw werk.
De klant spreekt het bureau erop
aan als hij niet tevreden is.
|
De klant betaalt u uit aan de hand van
het aantal gewerkte uren. U hoeft geen
urenbriefjes in te leveren bij het
bemiddelingsbureau.
|
Het bureau betaalt u uit aan de hand
van het aantal gewerkte uren bij de klant.
Er worden afspraken gemaakt over wie
het aantal gewerkte uren vaststelt.
|
Er wordt een overeenkomst gesloten
tussen u en de klant, waarbij u zich verplicht
de werkzaamheden voor de klant te
verrichten. Het bureau is hierin geen partij.
|
Er wordt een overeenkomst gesloten
tussen het bureau en de klant, waarbij
het bureau aangeeft dat het u voor de
werkzaamheden inzet.
|
Het maakt niet uit hoe het bureau zichzelf noemt. Het gaat om de feitelijke relatie tussen u, het bureau en de klant. Kijk voor meer informatie hierover op www.belastingdienst.nl.”.
1.23
Tot de gedingstukken behoort een print van de website van de Belastingdienst. Hierop staat onder meer het volgende vermeld:
“Verklaring arbeidsrelatie (VAR) bij bemiddeling
Werkt u via bemiddeling, dan geldt het volgende:
(…)
2. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder de aan eiser voor de jaren 2013 en 2014 gegeven beschikkingen VAR WUO terecht heeft herzien in beschikkingen VAR Loon.
3.1
Eiser stelt dat de voordelen die hij uit de door hem verrichte AWBZ-zorg in natura werkzaamheden heeft genoten, moeten worden aangemerkt als winst uit onderneming. Eiser voert hiertoe aan dat hij verantwoordelijk is voor de door hem geleverde zorg. Er bestaat volgens eiser geen gezagsverhouding tussen hem en de zorgaanbieder. Eiser stelt tezamen met andere zorgverleners een zorg(leef)plan op onder eigen verantwoordelijkheid. De medische inhoudelijke verantwoordelijkheid ligt volgens eiser niet uitsluitend bij de zorgaanbieder die het contract inzake AWBZ-zorg in natura met het zorgkantoor heeft afgesloten. Bij ziekte zorgt eiser zelf voor vervanging en is hij verantwoordelijk voor de zorgverlening door de vervanger. Eiser wijst er verder op dat hij medisch aansprakelijk is voor tekortkomingen bij de uitvoering van zijn werkzaamheden.
3.2
Verweerder stelt dat de voordelen die eiser uit de door hem verrichte AWBZ-zorg in natura werkzaamheden heeft genoten, moeten worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking. Verweerder voert hiertoe aan dat eiser onder meer niet beschikt over de voor het ondernemerschap vereiste zelfstandigheid en dat hij evenmin ondernemersrisico loopt. Volgens verweerder is sprake van een gezagsverhouding tussen de zorgaanbieder en eiser. Verder is eiser verplicht de afgesproken zorgwerkzaamheden persoonlijk te verrichten en rust op de zorgaanbieder de verplichting om ter zake van deze werkzaamheden direct of indirect een vergoeding aan eiser te betalen.
Vooraf
4. Verweerders' gemachtigde stelt dat de op 24 maart 2015 door de rechtbank van eisers gemachtigde ontvangen brief (met bijlagen) van 20 maart 2015, aangeduid als "Aanvullende motivering", buiten beschouwing moet worden gelaten, omdat deze buiten de termijn van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is ingediend. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:58 van de Awb uiterlijk op de elfde dag voor de zitting nog nadere stukken kunnen worden ingediend. De zojuist bedoelde stukken van eisers gemachtigde zijn dus buiten deze termijn ingediend. De rechtbank overweegt dat verweerders gemachtigde ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat hij deze stukken pas op 31 maart 2015 onder ogen heeft gekregen en dat hij te weinig tijd heeft gehad om een reactie hierop voor te bereiden. Verweerders gemachtigde voelt zich daarom geschaad in zijn verdediging. Ter zitting heeft de rechtbank aan partijen meegedeeld dat deze stukken tot het geding worden toegelaten, onder de voorwaarde dat, indien blijkt dat deze stukken van doorslaggevende invloed zouden kunnen zijn op de beoordeling van het geschil door de rechtbank, verweerder eerst in de gelegenheid zal worden gesteld om op deze stukken te reageren. Zoals volgt uit de hierna te geven oordelen van de rechtbank, zijn deze stukken echter niet van doorslaggevende betekenis geweest voor de beoordeling van het geschil. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat de processuele positie van verweerder is geschaad door de te late overlegging van bedoelde stukken. De rechtbank gaat daarom voorbij aan deze (formele) stelling van verweerder.
Wettelijk kader wet- en regelgeving AWBZ-zorg in natura
5.1
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel j, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ, tekst geldend in 2013 en 2014) wordt onder een zorgaanbieder verstaan: een instelling of persoon die zorg als bedoeld in artikel 6 van de AWBZ verleent. Onder een instelling wordt ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel e, ten eerste, van de AWBZ verstaan: een instelling in de zin van de WTZi.
5.2
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de AWBZ wendt de verzekerde die zijn aanspraak op zorg tot gelding wil brengen zich daartoe tot een zorgaanbieder naar eigen keuze, met wie de zorgverzekeraar waarbij hij is ingeschreven tot dat doel een overeenkomst als bedoeld in artikel 15 heeft gesloten. Een aanspraak als bedoeld in de vorige volzin kan uitsluitend tot gelding worden gebracht bij een zorgaanbieder die is gevestigd binnen het grondgebied van het Europese deel van Nederland, de staten behorende tot de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland en die de zorg waarop aanspraak bestaat levert binnen het desbetreffende grondgebied.
5.3
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de WTZi moet een organisatorisch verband dat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) aangewezen categorie van instellingen die zorg verlenen waarop aanspraak bestaat ingevolge artikel 6 van de van de AWBZ of ingevolge een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet, voor het verlenen van die zorg een toelating hebben van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In het tweede lid kan aan instellingen met een winstoogmerk slechts toekenning worden verleend, indien die instelling behoort tot een bij AMvB aangewezen categorie.
5.4
In artikel 2, eerste lid, van het Besluit zorgplanbespreking AWBZ-zorg (tekst 2013 en 2014) is bepaald:
“De zorgaanbieder organiseert zo spoedig mogelijk na de aanvang van de zorgverlening een bespreking met de cliënt waarin in ieder geval de volgende onderwerpen aan bod komen:
a. welke doelen worden met betrekking tot de zorgverlening voor een bepaalde periode gesteld, gebaseerd op de wensen, mogelijkheden en beperkingen van de cliënt;
b. op welke concrete wijze zullen de zorgaanbieder en de cliënt de gestelde doelen trachten te bereiken;
c. wie is voor de verschillende onderdelen van de zorgverlening verantwoordelijk, op welke wijze vindt afstemming tussen meerdere zorgverleners plaats, en wie kan de cliënt op die afstemming aanspreken;
d. met welke frequentie en onder welke omstandigheden gaat de zorgaanbieder de zorgverlening in samenspraak met de cliënt evalueren en actualiseren.”.
In het tweede lid van dit artikel is bepaald:
“De zorgaanbieder legt, na de in het eerste lid bedoelde bespreking met de cliënt, uiterlijk binnen zes weken na aanvang van de zorgverlening het resultaat van de bespreking met de cliënt op de onderscheiden onderwerpen vast in een zorgplan.”.
Beoordeling herzieningsbeschikkingen
6.1
De rechtbank stelt vast dat de VAR-verklaring is gericht op het geven van zekerheid vooraf (zie artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001), terwijl de jaren waarop de onderhavige herzieningsbeschikkingen betrekking hebben inmiddels zijn verstreken. De rechtbank is van oordeel dat eiser desondanks wel voldoende belang heeft bij het instellen van zijn beroep, nu de kwalificatie van zijn werkzaamheden relevant zou kunnen zijn voor de vaststelling van de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2013 en 2014. Voor het jaar 2014 komt daarbij dat de herzieningsbeschikking voor dat jaar ook gelding heeft voor het jaar 2015 in afwachting van nieuwe wetgeving. Bovendien is een beoordeling van de onderhavige herzieningsbeschikkingen, zoals eisers gemachtigde ter zitting heeft gesteld, van belang voor het antwoord op de vraag of verweerder moet worden veroordeeld tot het vergoeden van door eiser geleden inkomensschade.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat de herzieningsbeschikkingen voor de jaren 2013 en 2014 dienen te worden beoordeeld naar de feitelijke situatie op 15 oktober 2013 respectievelijk 31 oktober 2013. Hierbij is de rechtbank van oordeel dat de naderhand over de gehele, inmiddels verstreken, jaren 2013 en 2014 naar voren gekomen omstandigheden licht kunnen werpen op die feitelijke situatie. De rechtbank verwerpt hierbij eisers standpunt dat de herzieningsbeschikkingen uitsluitend dienen te worden beoordeeld op basis van de bij eiser bij het begin van het kalenderjaar bestaande verwachting over de wijze van invulling van zijn werkzaamheden.
6.3
De rechtbank gaat er, gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting, van uit dat de onderhavige herzieningsbeschikkingen uitsluitend betrekking hebben op de door eiser verrichte AWBZ-zorg in natura. Hierbij wijst de rechtbank eiser erop dat hij ter zitting desgevraagd niet duidelijk heeft kunnen meedelen in hoeverre hij in de desbetreffende jaren ook zogenoemde PGB-zorg heeft verleend. De rechtbank gaat er voor wat betreft de beoordeling van de herzieningsbeschikkingen, gelet op de bij 1.2 en 1.3 vermelde feiten, verder van uit dat eiser, al dan niet via bemiddelingsbureaus, uitsluitend voor zorginstellingen in de zin van de WTZi (hierna steeds: zorgaanbieders) AWBZ-zorg in natura heeft verricht. Gelet op het bij 5.1 tot en met 5.3 vermelde wettelijk kader, mocht deze zorg in de jaren 2013 en 2014 immers alleen worden aangeboden door dergelijke instellingen, terwijl gesteld noch aannemelijk is geworden dat eiser zelf een dergelijke instelling is. In het jaar 2014 heeft eiser nog wel AWBZ-zorg in natura verricht op basis van deelname aan de zogenaamde ZZP-pilot, maar deze deelname laat de rechtbank bij de beoordeling van de herzieningsbeschikkingen buiten beschouwing, nu gesteld noch gebleken is dat hiervan reeds op 31 oktober 2013 sprake was.
6.4
De rechtbank overweegt dat voor het fiscale ondernemerschap van belang is of eiser, als verzorgende IG, voldoende zelfstandigheid bezit ten opzichte van zijn opdrachtgevers, zijnde de zorgaanbieders. Uit hetgeen de rechtbank bij 6.3 heeft overwogen volgt dat eiser alleen AWBZ-zorg in natura heeft verricht voor zorgaanbieders. Eiser kan, gelet op het bij 5.1 tot en met 5.3 vermelde wettelijk kader, dus niet rechtstreeks overeenkomsten hebben afgesloten met zorgkantoren dan wel zorgbehoevenden. Deze omstandigheid vormt naar het oordeel van de rechtbank een aanwijzing dat eiser onvoldoende zelfstandigheid bezit ten opzichte van zijn opdrachtgevers. De rechtbank zal hierna beoordelen of eiser, ondanks deze omstandigheid, toch over voldoende zelfstandigheid beschikt ten opzicht van zijn opdrachtgevers.
6.5
De rechtbank overweegt dat uit het bij 5.1 tot en met 5.3 vermelde wettelijk kader en de bij 1.14 en 1.15 bedoelde overeenkomsten tussen het zorgkantoor en de zorgaanbieder, waarvan de rechtbank ervan uitgaat dat tussen andere zorgkantoren en zorgaanbieders dan bij 1.14 en 1.15 bedoelde, soortgelijke overeenkomsten zijn gesloten, volgt dat de zorgaanbieder zich heeft verplicht om kwalitatief verantwoorde, doelmatige en doeltreffende zorg te leveren (zie artikel 1, derde lid, van “DEEL III: ALGEMEEN DEEL” van de bij 1.14 bedoelde overeenkomst). De voor de zorgaanbieder werkzame zorgverleners moeten werken volgens landelijke c.q. regionaal vastgestelde kwaliteitsstandaarden en protocollen en met inachtneming van de voor de zorgaanbieder geldende wettelijke verplichtingen (artikel 12, eerste lid, van “DEEL II: REGIOGEBONDEN AFSPRAKEN”). Gelet op met name deze in de bij 1.14 bedoelde, op het bij 5.1 tot en met 5.3 vermelde wettelijke kader gebaseerde, overeenkomst opgenomen verantwoordelijkheden van de zorgaanbieder voor de bij hem werkzame zorgverleners en de (kwaliteits)eisen waaraan deze zorgverleners moeten voldoen, acht de rechtbank het niet goed voorstelbaar dat de zorgaanbieder de voor hem werkzame zorgverleners volledig naar eigen inzicht hun werkzaamheden laat verrichten, zonder dat hij daartoe bindende aanwijzingen en instructies geeft en zonder dat hij erop toeziet dat de zorgverleners zich hieraan houden.
6.6
De rechtbank overweegt verder dat de zorgaanbieder verplicht is om een zorgplan op te stellen, waarin onder meer de doelen met betrekking tot de zorgverlening zijn opgenomen en aan bod komt wie voor de verschillende onderdelen van de zorgverlening verantwoordelijk is, op welke wijze afstemming tussen meerdere zorgverleners plaatsvindt en wie de cliënt op die afstemming kan aanspreken (zie bij 5.4). De verplichting om een zorgplan op te stellen is ook opgenomen in de bij 1.14 bedoelde overeenkomst en is in die overeenkomst omschreven als een concrete invulling van de door de zorgaanbieder te verlenen zorg per verzekerde (onderdeel o, onder het kopje “Begrippen” van “DEEL III: ALGEMEEN DEEL”). Volgens deze overeenkomst geeft de zorgaanbieder met het Zorg(leef)plan uitvoering aan zijn verplichting om kwalitatief verantwoorde en doelmatige zorg te verlenen (artikel 2, zevende lid, van “DEEL III: ALGEMEEN DEEL”). De verplichting om een zorgplan op te stellen is verder opgenomen in de overeenkomst die [Instelling F] sluit met zorgbehoevenden (zie bij 1.10), waarvan de rechtbank ervan uitgaat dat andere zorgaanbieders soortelijke overeenkomsten afsluiten met zorgbehoevenden. Hieruit volgt onder meer dat de zorgaanbieder de zorg uitvoert volgens de afspraken in het zorgplan en dat de zorgaanbieder de individuele zorgverleners instrueert over de rechten van de cliënt ten aanzien van zijn zorgplan (artikel 12 van de bij 1.10 bedoelde overeenkomst). Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het zorgplan richtlijnen bevat over de te verlenen (kwalitatief verantwoorde en doelmatige) zorg, waarover de zorgaanbieder volgens het zorgplan de (eind)regie voert en ter zake waarvan de zorgaanbieder de verantwoordelijkheid draagt. Aangenomen moet worden dat de zorgverleners zich bij de uitvoering van hun werkzaamheden aan deze richtlijnen moeten houden. Naar het oordeel van de rechtbank kan het daarom niet anders zijn dan dat de zorgaanbieder aan de voor hem werkzame zorgverleners aanwijzingen en instructies geeft en erop toeziet dat de zorgverleners zich hieraan houden.
6.7
Het bij 6.6 gegeven oordeel volgt naar het oordeel van de rechtbank ook uit de omstandigheid dat de zorgaanbieder zich in de bij 1.14 bedoelde overeenkomst heeft verbonden tot het vaststellen van een vitaliteitsbeleid, beleid op het gebied van valpreventie en beleid omtrent wijkgerichtheid (artikel 26 tot en met 28 van “DEEL II: REGIOGEBONDEN AFSPRAKEN”). Teneinde de zorgverleners overeenkomstig dit beleid te laten werken, zal de zorgaanbieder hen immers moeten instrueren en daarnaast er op moeten toezien dat de gegeven instructies worden opgevolgd. Dat de zorgaanbieder de regie voert over de te verlenen zorg en de verantwoording draagt voor de bij hem werkzame zorgverleners en de (kwaliteits)eisen waaraan deze zorgverleners moeten voldoen, volgt naar het oordeel van de rechtbank daarnaast uit de bij 1.10 bedoelde overeenkomst tussen de zorgaanbieder en de zorgbehoevenden en de daarbij behorende onder 1.11 bedoelde algemene voorwaarden. De gevolgtrekking dat de zorgaanbieder de zorgverleners hierbij aanwijzingen en instructies geeft en toeziet op de naleving hiervan, wordt naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door de bij 1.12 vermelde richtlijnen voor de medewerkers. Dit volgt eveneens uit de wervingstekst voor een nieuwe teamleider op de website van [Instelling F] (zie bij 1.13), nu hierin staat dat bij het verlenen van zorg onder leiding van een teamleider in teams wordt gewerkt. Verder ligt het binnen de verhouding zorgaanbieder en zorgverlener voor de hand dat er aanwijzingen en opdrachten in het kader van de uitvoering van de werkzaamheden van de zorgverlener zullen worden gegeven, gezien het belang dat met die werkzaamheden is gemoeid – de zorg is immers van essentieel belang voor het welzijn van de zorgvragers – en het feit dat de werkzaamheden structureel een zeer wezenlijk onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering van de zorgaanbieder.
6.8
De rechtbank overweegt verder dat de zorgaanbieder weliswaar bevoegd is bij de verlening van de zorg een derde (onderaanneming) in te schakelen, maar dit geschiedt voor eigen rekening en risico van de zorgaanbieder en doet niet af aan de verplichtingen van de zorgaanbieder uit hoofde van de onder 1.14 en 1.15 vermelde overeenkomsten. Bovendien dient volgens de bij 1.14 bedoelde overeenkomst de onderaannemer zelf ook te kwalificeren als zorgaanbieder in de zin van de WTZi (onderdeel g onder “Begrippen” van “DEEL III: ALGEMEEN DEEL”). In de bij 1.15 bedoelde overeenkomst wordt deze voorwaarde niet gesteld. Maar bedacht moet worden dat de zorgaanbieder volledig verantwoordelijk en aansprakelijk is en blijft voor alle aspecten van de door de ingeschakelde derde geleverde zorg. De zorgaanbieder is verplicht het zorgkantoor van de gegevens van die ingeschakelde derde partij op de hoogte te stellen en het zorgkantoor te informeren over hoe de kwaliteit van zorg is gewaarborgd (artikel 12 van “Deel II: Regiogebonden deel” van de bij 1.15 bedoelde overeenkomst). Het zorgkantoor heeft bovendien het recht om de door de zorgaanbieder ingeschakelde derde te weigeren. De bevoegdheid van de zorgaanbieder om bij de zorgverlening een derde in te schakelen, doet naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet af aan hetgeen de rechtbank bij 6.4 tot en met 6.7 heeft overwogen.
6.9
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een gezagsverhouding tussen eiser en de zorgaanbieders waarvoor hij, al dan niet via bemiddelingsbureaus, AWBZ-zorg in natura heeft verleend. Dit leidt tot het oordeel dat
eiser niet over de voor het ondernemerschap benodigde zelfstandigheid beschikt.
6.10
Aan het bij 6.9 gegeven oordeel doet niet af dat eiser bij de uitoefening van zijn werkzaamheden een grote mate van vrijheid en zelfstandigheid heeft en het gezag in de praktijk voor hem weinig voelbaar is. Deze professionele autonomie is naar het oordeel van de rechtbank inherent aan het werk van een zorgverlener en laat onverlet dat de zorgaanbieder bevoegd is om bindende aanwijzingen te geven omtrent de te verrichten werkzaamheden. Hierbij wijst de rechtbank eiser erop dat het niet noodzakelijk is dat de zorgaanbieder feitelijk van deze bevoegdheid gebruik maakt. Dat eiser, zoals hij ter zitting heeft verklaard, zelf intake-gesprekken voert en zelf een zorgplan opstelt en zo nodig aanpast, maakt het bij 6.9 gegeven oordeel ook niet anders. Gelet op hetgeen bij 6.6 is overwogen, moet aangenomen worden dat eiser dit namens de zorgaanbieder doet. Hierbij wijst de rechtbank erop dat de zorgaanbieder het zorgplan dient te ondertekenen( artikel 2, zevende lid van “Deel III: ALGEMEEN DEEL”). Hoewel eiser hierbij zijn eigen verantwoordelijkheden heeft, blijft de eindverantwoordelijkheid bij de zorgaanbieder. De rechtbank gaat voorbij aan de door eiser met [Instelling A] gesloten “ZZP-overeenkomst” (zie bij 1.5), nu met name artikel 2.3 van die overeenkomst niet strookt met het bij 5.1 tot en met 5.3 vermelde wettelijke kader en de daarop gebaseerde overeenkomsten tussen de het zorgkantoor en de zorgaanbieder enerzijds (zie bij 1.14 en 1.15) en de zorgaanbieder en de zorgbehoevenden anderzijds (zie bij 1.10). Ook gelet op de website van [Instelling A] (zie bij 1.6) vermelde kwaliteitseisen, acht de rechtbank het ondenkbaar dat er geen sprake was van toezicht of leiding van [Instelling A] . Dat [Instelling A] de verantwoording droeg voor eisers werkzaamheden volgt naar het oordeel ook uit het “Klachtenreglement [Instelling A] ” (zie bij 1.7). Klachten over eisers gedragingen en/of uitlatingen dienen volgens dit Klachtenreglement, dat ten behoeve van [Instelling A] is ingesteld, namelijk niet bij eiser te worden ingediend, maar bij een door [Instelling A] ingestelde klachtbemiddelaar of klachtencommissie. De rechtbank verwijst hierbij ook naar artikel 33 van de algemene voorwaarden, behorende bij de zorgovereenkomst die [Instelling F] sluit met zorgbehoevenden (zie bij 1.11), waaruit ook volgt dat klachten niet bij eiser dienen te worden ingediend, maar bij [Instelling F] . De rechtbank passeert eveneens de door eiser met [Bemiddelingsinstelling B] gesloten “Bemiddelingsovereenkomst”, (zie bij 1.8), omdat met name artikel 1, eerste lid, van die bemiddelingsovereenkomst afwijkt van het bij 5.1 tot en met 5.3 vermelde wettelijke kader, dat in de weg staat aan het rechtstreeks leveren van AWBZ-zorg in natura aan zorgbehoevenden. Dat de AWBZ-zorg, anders dan deze bemiddelingsovereenkomst doet vermoeden, in werkelijkheid niet rechtstreeks door eiser wordt geleverd, wordt bevestigd door de website van [Bemiddelingsinstelling C] ( [Bemiddelingsinstelling B] ), nu hierop staat vermeld dat [Instelling H] de officiële aanbieder van deze zorg is (zie bij 1.9). Verder betekent de omstandigheid dat eiser (medisch) aansprakelijk zou zijn voor alle uit de door hem te verrichten werkzaamheden voortvloeiende schade en hij hiervoor een verzekering zou hebben afgesloten naar het oordeel van de rechtbank niet dat eiser daarmee ook (eind)verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de te leveren zorg.
6.11
De rechtbank hecht geen waarde aan de door eiser overgelegde bij punt 1.21 bedoelde facturen. Nu eiser volgens het bij 5.1 tot en met 5.3 bedoelde wettelijke kader niet zelf rechtstreeks AWBZ-zorg in natura kan hebben geleverd aan zorgbehoevenden, de facturen zijn geadresseerd aan [Instelling F] , [Instelling A] dan wel [Instelling D] en deze bovendien pas in de bezwaarfase, ver ná de datum waarop de op de facturen vermelde zorg zou zijn verricht, zijn opgemaakt, acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat eiser deze facturen daadwerkelijk heeft gericht aan de daarop vermelde zorgbehoevenden en dat eiser het gefactureerde bedrag van hen heeft ontvangen. De rechtbank acht het veeleer aannemelijk dat de desbetreffende zorgaanbieder eiser na het indienen van zijn urenverantwoording reeds rechtstreeks heeft betaald voor zijn werkzaamheden. De rechtbank gaat eveneens voorbij aan de bij 1.3, onder e, bedoelde factuur van [P] Factoring inzake “Overzicht honorarium en kosten [Bemiddelingsinstelling C] / [P] Factoring”, nu eiser geen stukken heeft overgelegd, waaruit volgt dat [P] Factoring namens eiser rechtstreeks aan de desbetreffende zorgbehoevenden heeft gefactureerd. Uit de bijgevoegde urenstaten valt veeleer op te maken dat de desbetreffende zorgaanbieder eiser via [P] Factoring na het indienen van zijn urenverantwoording heeft betaald voor zijn werkzaamheden. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich hierbij feitelijk nagenoeg geen ondernemers- en/of debiteurenrisico voor. Immers, voor de door eiser te verrichten werkzaamheden is reeds op voorhand een budget vastgesteld en beschikbaar, dat wordt beheerd door het zorgkantoor, zodat moet worden aangenomen dat de zorgaanbieder eiser hieruit betaalt. Het risico dat eiser loopt om geen vergoeding voor zijn werkzaamheden te ontvangen is naar het oordeel van de rechtbank feitelijk niet anders dan het risico dat een werknemer loopt op het niet uitbetaald krijgen van loon. Ook risico op het uitblijven van voldoende inkomsten bij geen of te weinig werkaanbod dan wel bij ziekte of vakantie kan niet worden aangemerkt als ondernemersrisico, nu een oproep-/uitzendkracht eenzelfde risico loopt.
6.12
Nu eiser niet over de voor het ondernemerschap benodigde zelfstandigheid beschikt en eiser bovendien geen ondernemers- en/of debiteurenrisico loopt, is de rechtbank van oordeel dat eiser geen ondernemer is in de zin van artikel 3.4 en/of 3.5 van de Wet IB 2001. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder bij de beschikkingen van 15 oktober 2013 en 31 oktober 2013 in beginsel terecht is teruggekomen op de door hem voor de jaren 2013 en 2014 gegeven VAR WUO.
7.1
De rechtbank komt vervolgens toe aan de vraag of verweerder de aan eiser voor de jaren 2013 en 2014 gegeven beschikkingen VAR WUO terecht heeft herzien in beschikkingen VAR Loon. De rechtbank overweegt hiertoe in de eerste plaats dat, zoals de rechtbank bij 6.9 heeft geconcludeerd, sprake is van een gezagsverhouding tussen eiser en de zorgaanbieders waarvoor hij, al dan niet via bemiddelingsbureaus, AWBZ-zorg in natura heeft verricht. In de tweede plaats overweegt de rechtbank dat, zoals volgt uit hetgeen de rechtbank bij 6.11 heeft overwogen, de zorgaanbieder aan eiser een vergoeding is verschuldigd voor de, volgens de door eiser bij de zorgaanbieder ingediende urenverantwoording, gewerkte uren. In de derde plaats acht de rechtbank aannemelijk dat sprake is van een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid. Indien en voor zover al sprake zou zijn van een situatie waarin eiser zelf zorg draagt voor vervanging, acht de rechtbank niet aannemelijk dat die vervanging, zonder toestemming van de zorgaanbieder, door een willekeurige derde zou kunnen plaatsvinden. Dit wordt bevestigd door de verklaring van eiser ter zitting dat een vervanger altijd in overleg met de zorgaanbieder wordt gezocht en dat een vervanger niet factureert aan eiser, maar rechtstreeks aan de zorgaanbieder. De zorgaanbieder blijft derhalve aansprakelijk voor de dienstverlening (kwaliteit van zorg) van een derde partij die hij bij de zorgverlening inschakelt en de zorgaanbieder is verplicht het zorgkantoor van de gegevens van die derde partij – ook als er veronderstellenderwijs van uit moet worden gegaan dat deze derde als onderaannemer (zie bij 6.8.) kan worden aangemerkt – op de hoogte te stellen en het zorgkantoor te informeren over hoe de kwaliteit van zorg is gewaarborgd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verhouding tussen eiser en de zorgaanbieder als een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek dient te worden aangemerkt.
7.2
Gelet op hetgeen bij 7.1 is overwogen, concludeert de rechtbank dat verweerder de aan eiser voor de jaren 2013 en 2014 gegeven beschikkingen VAR WUO wettelijk gezien terecht heeft herzien in beschikkingen VAR Loon.
8.1
Eiser beroept zich op het vertrouwensbeginsel. Hij stelt dat hij in 2002 een aanvraagformulier heeft ingediend voor een VAR WUO en dat verweerder sindsdien deze gevraagde VAR WUO steeds automatisch aan hem heeft verstrekt. Eiser wijst erop dat in het aanvraagformulier nergens wordt gevraagd of hij AWBZ-zorg in natura levert. Eiser wijst daarnaast op de toelichting bij vraag 2l bij het aanvraagformulier, waarin het verschil wordt uitgelegd tussen bemiddelen en uitzenden of detacheren (zie bij 1.22). Verder wijst eiser op de website van de Belastingdienst (zie bij 1.23), waarop staat vermeld dat bij bemiddeling de klanten de opdrachtgevers zijn (niet het bemiddelingsbureau).
8.2
Verweerder weerspreekt dat hij bij eiser in rechte te beschermen vertrouwen heeft opgewekt.
8.3
De rechtbank overweegt dat eiser op het oorspronkelijke aanvraagformulier, waarop de aanvankelijk gegeven beschikkingen VAR WUO voor de jaren 2013 en 2014 waren gebaseerd, de vraag of hij facturen verstuurt, bevestigend heeft beantwoord (zie bij 1.18). Zoals volgt uit hetgeen de rechtbank bij 6.11 heeft overwogen, acht de rechtbank echter niet aannemelijk dat eiser ter verkrijging van een vergoeding voor zijn werkzaamheden facturen heeft verstuurd aan zorgbehoevenden dan wel zorgaanbieders. Eiser heeft op het oorspronkelijke aanvraagformulier verder een bevestigend antwoord gegeven op de vraag of hij de VAR-werkzaamheden meestal zonder toestemming van een opdrachtgever door iemand anders kan laten uitvoeren. Bij 7.1 heeft de rechtbank echter geoordeeld dat dit niet aannemelijk is. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank het aanvraagformulier voor de VAR daarmee op essentiële onderdelen onjuist ingevuld. Gelet hierop, kon eiser er redelijkerwijs niet op vertrouwen dat verweerder de op grond van dit aanvraagformulier (automatisch) gegeven beschikkingen VAR WUO voor de jaren 2013 en 2014 in stand zou laten. De omstandigheid dat verweerder hem voor de jaren vóór 2013 en 2014 steeds een VAR WUO heeft verstrekt, heeft dit vertrouwen evenmin kunnen wekken, reeds nu de door eiser vermelde omschrijving van zijn werkzaamheden in het aanvraagformulier voor voorgaande jaren afwijkt van de omschrijving op het aanvraagformulier waarop de beschikkingen VAR WUO voor de jaren 2013 en 2014 waren gebaseerd (zie bij 1.17). Naar het oordeel van de rechtbank hebben de door eiser bedoelde toelichtingen op het aanvraagformulier en de website van de Belastingdienst (zie bij 1.22 en 1.23) bij eiser ook niet het vertrouwen kunnen wekken dat verweerder de gegeven beschikkingen VAR WUO niet zou herzien, aangezien deze toelichtingen zien op de vraag of sprake is van bemiddeling dan wel uitzending/detachtering, zonder dat daarbij de relatie tussen eiser en de zorgaanbieders wordt gekwalificeerd. De rechtbank verwerpt dan ook eisers beroep op het vertrouwensbeginsel.
9. Voor zover eiser heeft bedoeld te stellen dat verweerder de beschikkingen VAR WUO niet mocht herzien, wegens falende wetgeving ten aanzien van het ondernemerschap in de zorg (zie pagina 9 van zijn brief van 20 maart 2015), gaat de rechtbank aan deze stelling voorbij. De rechtbank wijst eiser er hierbij op dat zij volgens de wetgeving, zoals deze voor de jaren 2013 en 2014 gold, moet rechtspreken. De rechtbank mag daarbij de innerlijke waarde of billijkheid van die wetgeving niet beoordelen.
10. De beroepen zijn ongegrond.
11. Artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), dat gelet op artikel V van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten op dit geding nog van toepassing is, geeft de rechtbank alleen bij een gegrond beroep de mogelijkheid een partij te veroordelen tot betaling van schadevergoeding. Omdat het beroep ongegrond is, wijst de rechtbank het verzoek van eiser om schadevergoeding af.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van den Bosch, voorzitter, mr. G.B.A. Brummer en mr. S.J. Swaters, leden, in aanwezigheid van mr. M. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2015.
w.g. griffier
w.g. voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.