Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNNE:2015:5324

Rechtbank Noord-Nederland
18-11-2015
20-11-2015
C/18/151941 / HA ZA 14-303
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Verbintenissenrecht. Onvoorziene omstandigheden. Wanneer een rechter een beroep op onvoorziene omstandigheden honoreert, doet hij dat met een constitutieve uitspraak. Een beroep op onvoorziene omstandigheden stuit daarom af op de gevorderde declaratoire uitspraak. Verhouding tussen advocaat en cliënt. Mag de advocaat meer declareren dan uitdrukkelijk is overeengekomen?

Rechtspraak.nl
AR 2015/2272

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht

Zittingsplaats Groningen

zaaknummer / rolnummer: C/18/151941 / HA ZA 14-303

Vonnis van 18 november 2015

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MR. W.L.R. SCHUURMANS C.S. ADVOCATEN B.V.,

die gevestigd is in Roden,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat: eerst mr. N.G. van Breukelen, thans mr. J. Boelens, die kantoor houdt in Roden,

tegen

[voornaam] [gedaagde],

die woont in Groningen,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. G.M. Tiddens, die kantoor houdt in Groningen.

Partijen zullen hierna Schuurmans en [gedaagde] worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 16 oktober 2014;

  • -

    de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 24 december 2014;

  • -

    de conclusie van repliek in conventie, tevens akte wijziging van eis en conclusie van antwoord in reconventie van 11 maart 2015;

  • -

    de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie 3 juni 2015;

  • -

    de conclusie van dupliek in reconventie van 15 juli 2015.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

De rechtbank gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten die tussen partijen vaststaan, omdat die feiten enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of niet voldoende zijn weersproken.

2.2.

Schuurmans betreft een advocatenkantoor. [gedaagde] betreft een particulier die op 18 juni 2013 door zijn broer is gedagvaard in een nalatenschapskwestie.

2.3.

Op 2 augustus 2013 heeft [gedaagde] aan Schuurmans opdracht gegeven hem bij te staan in de nalatenschapskwestie met zijn broer.

2.4.

[gedaagde] en Schuurmans hebben met het oog op de te verlenen rechtsbijstand afspraken gemaakt over de kosten voortvloeiend uit de door Schuurmans te verlenen rechtsbijstand.

2.5.

Bij brief van 5 augustus 2013 heeft Schuurmans de volgens haar met [gedaagde] gemaakte afspraken aan [gedaagde] bevestigd. Die brief luidt, voor zover hier van belang:

U gaf tijdens deze bespreking ook aan dat u voor rechtsbijstand ten aanzien van deze zaak bij de rechtsbijstandsverzekeraar DAS verzekerd bent. U gaf aan dat DAS akkoord is met een advocaat naar uw keuze. U gaf verder aan dat de door DAS verzekerde kosten maximaal
€ 50.000,-- zijn. U heeft aangegeven dat u wenst dat alle kosten ten aanzien van deze procedure binnen dit kostenmaximum vallen.

In reactie hierop heb ik u aangegeven dat wij hiermee kunnen instemmen. Wel wil ik u uitdrukkelijk hierover aangeven dat wij voor deze kwestie uitgaan van een procedure, zoals die ingezet is bij dagvaarding van 18 juni jl. En niet op andere kwesties en ook niet op een mogelijk hoger beroepsprocedure ten aanzien van deze zaak.

2.6.

[gedaagde] heeft niet ingestemd met wat Schuurmans in de laatste alinea van de brief van 5 augustus 2013 stelt. [gedaagde] wilde dat ook de eventueel te maken kosten van hoger beroep en cassatie onder het bereik zouden vallen van de te maken prijsafspraak. Partijen hebben hierover nader overleg met elkaar gevoerd. Bij brief van 7 augustus 2013 heeft Schuurmans aan [gedaagde] bevestigd wat in dit verband volgens haar tussen partijen nader is besproken. De brief luidt, voor zover hier van belang:

Gisteren en vandaag sprak u met onze kantoorgenote [kantoorgenote 1] over onze brief van 5 augustus jl. [kantoorgenote 1] heeft namens ons beiden aangegeven dat wij in kunnen stemmen dat wij in opdracht van DAS uw advocaat zijn. Graag staan wij u bij. Verder zijn wij akkoord dat wij u in deze zaak bijstaan met hetgeen hierbij hoort; zoals eventueel een hoger beroepsprocedure en eventueel een cassatieprocedure. Ook al zouden de werkzaamheden buiten het door DAS geldende kostenmaximum van € 50.000,-- vallen. Ten aanzien van een hoger beroeps- en cassatieprocedure gaf u [kantoorgenote 1] aan dat u deze kans zeer gering acht.

2.7.

[gedaagde] heeft niet ingestemd met de laatste zin van de hiervoor weergegeven brief. Dit heeft andermaal tot nader overleg geleid tussen [gedaagde] en Schuurmans. Bij brief van 8 augustus 2013 heeft Schuurmans dat nadere overleg aan [gedaagde] bevestigd. De brief luidt, voor zover hier van belang:

Verder gaf u [kantoorgenote 1] aan dat de zin “ten aanzien van een hoger beroeps- en cassatieprocedure gaf u [kantoorgenote 1] aan dat u deze kans zeer gering acht” geschrapt wenst te zien. Bij deze. Tegelijkertijd wil ik wel opmerken dat [kantoorgenote 1] mij aangaf dat u daadwerkelijk heeft aangegeven dat u de kans klein acht dat een hoger beroeps- en cassatieprocedure zal volgen, omdat zeer waarschijnlijk uw broer daar niet voor voelt, omdat hij zelf dan zijn portemonnee moet “trekken”.

(…)

Verder heeft uw dochter geadviseerd dat wij u de volgende zin bevestigen: “wij zullen u niet aansprakelijk stellen voor de kosten, die niet binnen het kostenmaximum van € 50.000,-- vallen of buiten het kostenmaximum om, gemaakt zouden moeten worden”. Ook bij deze. Voor de duidelijkheid geef ik u aan dat deze zin uiteraard gelezen moet worden in de context en de inhoud van de eerdere brieven van 5 en 7 augustus jl. Voor de helderheid kiezen wij ervoor om deze wijze tegemoet te komen aan uw wensen en niet om de brief van 7 augustus jl. aan te passen en weer opnieuw naar u toe te sturen. Dit werkt naar onze mening alleen maar verwarrend.

2.8.

[gedaagde] is voor de kosten van rechtsbijstand verzekerd bij DAS Nederlands Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. (hierna: “DAS”).

2.9.

Bij brief van 3 september 2013 heeft DAS aan een aan Schuurmans meegedeeld dat in overleg met [gedaagde] is besloten de (verdere) behandeling van zijn zaak aan Schuurmans uit te besteden. DAS verzoekt Schuurmans de belangen van [gedaagde] te behartigen.

2.10.

Bij brief van 5 september 2013 heeft Schuurmans haar acceptatie van de opdracht aan DAS bevestigd.

2.11.

Schuurmans heeft vervolgens rechtsbijstand aan [gedaagde] verleend en daarvoor kosten aan DAS gedeclareerd.

2.12.

Nadat Schuurmans voor een totaalbedrag van € 48.821,03 aan kosten heeft gedeclareerd, stuurt Schuurmans [gedaagde] op 9 mei 2014 een brief. Deze brief luidt, voor zover hier van belang:

Door onvoorziene omstandigheden zorgt de redelijkheid en billijkheid ervoor dat van ons kantoor niet gevergd kan worden dat wij zonder verdere betaling deze zaak voortzetten. Dit geldt ook voor de akte, die op 21 mei a.s. genomen moet worden. Dit betekent concreet dat zodra DAS onze werkzaamheden niet betaalt, wij de facturen u zullen sturen. We menen dat het niet redelijk en billijk is dat gezien deze omstandigheden de kosten van verdere procedure voor rekening van kantoor komen.

2.13.

[gedaagde] heeft hiermee niet ingestemd.

2.14.

Bij brief van 11 juni 2014 bericht Schuurmans [gedaagde] , voor zover hier van belang:

De zaak staat nu op de schriftelijke rolzitting van 18 juni as. voor antwoordakte aan de zijde van uw broer. Zoals in het begin van deze brief is aangekondigd, zullen wij dan voor deze rolzitting de rechtbank (…) melden dat wij ons aan deze zaak onttrekken. Een kopie van het B-formulier zullen wij u en uw dochter ook toesturen. Dan heeft u voldoende tijd om een nieuwe advocaat in te schakelen.

2.15.

[gedaagde] heeft zich tot Das gewend met het verzoek hem bij te staan in het geschil dat met Schuurmans is ontstaan over de voortzetting van de aan hem te verlenen rechtsbijstand. Bij brief van 13 juni 2014 verzoekt en sommeert DAS Schuurmans de rechtsbijstand aan [gedaagde] voort te zetten. De brief van 13 juni 2014 luidt, voor zover hier van belang:

Ik verzoek en zo nodig sommeer u dan ook om ondergetekende vóór dinsdag 17 juni as. om 15.00 uur te berichten dat u uw verplichtingen uit de overeenkomst tussen partijen zult nakomen en uw werkzaamheden derhalve zonder verdere facturatie voortzet, waarna mijn cliënt en mijn collega mevrouw [naam] zal instrueren de opgeschorte betaling te voldoen. Bericht u mij niet of ontvang ik een negatief antwoord van uw zijde, dan heeft cliënt mij de opdracht gegeven om zowel gerechtelijke als tuchtrechtelijke maatregelen jegens u te treffen. Voorts attendeer ik u voorshands op het feit dat cliënt zich in dat geval tevens vrij acht om zich tot een andere advocaat te wenden en te maken kosten op u zal verhalen.

2.16.

Ten rolle van 2 juli 2014 heeft Schuurmans zich aan de zaak onttrokken en daarmee feitelijk haar werkzaamheden voor [gedaagde] beëindigd.

2.17.

Schuurmans heeft voor de bijstand die zij heeft verleend in het tijdvak augustus van 3 augustus 2013 tot 2 juli 2014 in totaal € 56.444,-- aan kosten bij DAS gedeclareerd. DAS heeft hiervan een bedrag van € 22.482,35 voldaan. Het resterende bedrag van € 33.961,87 is op grond van het daartoe ingeroepen opschortingsrecht van [gedaagde] , tot zover onbetaald gelaten.

2.18.

[gedaagde] heeft mr. Tiddens verzocht hem bij te staan. Ten rolle van 2 juli 2104 heeft mr. Tiddens zich in plaats van mr. Schuurmans als advocaat gesteld in de nalatenschapskwestie. Voor zijn kosten is door DAS dekking verleent tot maximaal
€ 27.517,65. Dit bedrag is wat resteert van het bedrag waarop [gedaagde] op grond van de toepasselijke polisvoorwaarden van de rechtsbijstandverzekering van [gedaagde] recht heeft, gelet op wat reeds aan Schuurmans is betaald.

2.19.

[gedaagde] is met mr. Tiddens overeengekomen dat voor zover de kosten voortvloeiend uit zijn bijstand het bedrag overstijgen waarvoor DAS dekking geeft, [gedaagde] deze kosten zelf aan mr. Tiddens zal voldoen.

3 Het geschil

in conventie

3.1.

Schuurmans vordert na wijziging van haar eis:

I. Te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen Schuurmans Advocaten en [gedaagde] gedeeltelijk gewijzigd en of gedeeltelijk ontbonden is vanaf 2 juli 2014 en dat [gedaagde] en daarmee DAS deze overeenkomst tot 2 juli 2014 dienen na te komen, op straffe van een dwangsom van
€ 5.000,-- per dagdeel dat [gedaagde] en of DAS (op instigatie van [gedaagde] ) niet aan deze veroordeling voldoen of een bedrag dat U E.A. in goede justitie te bepalen;

II. [gedaagde] te veroordelen tot volledige medewerking, in de ruimste zin van het woord en op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per dagdeel dat [gedaagde] en of DAS niet aan deze veroordeling voldoen, om binnen 24 uur na het wijzen van het vonnis aan Schuurmans Advocaten te betalen de openstaande facturen van 1 april, 1 mei, 21 mei, 2 juni en 1 juli 2014 tot een kostenmaximum van € 50.000,- volgens de rechtsbijstandverzekering van [gedaagde] bij DAS, te weten het bedrag van
€ 27.517,65 (kostenmaximum van € 50.000,- minus de door DAS betaalde facturen van
€ 22.482,35) te vermeerderen met de contractuele rente volgens artikel 6.1. van de algemene voorwaarden van Schuurmans Advocaten dan wel wettelijke rente, althans een bedrag en/of termijn door U E.A. in goede justitie te bepalen;

III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 27.517,65, althans tot een zodanig deel daarvan dat resteert, nadat een als gevolg van het onder II gevorderde verrichtte betaling van DAS daarop in mindering is gebracht, dan wel dit volledige bedrag indien en voor zover Das om welke reden dan ook geen gevolg zal geven aan een verzoek van [gedaagde] ten gevolge van het onder II gevorderde, althans een door U E.A. in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de contractuele rente volgens artikel 6.1 van de algemene voorwaarden van Schuurmans Advocaten althans de wettelijke rente;

IV. [gedaagde] te veroordelen in de betaling van de facturen van Schuurmans Advocaten, waaronder gedeeltelijk de factuur van 21 mei en de gehele factuur van 2 juni en 1 juli 2014, die het kostenmaximum van € 50.000,-- overschrijden, te weten € 6.444,22, te vermeerderen met de contractuele rente of de wettelijke rente vanaf het moment van het in verzuim zijn volgens artikel 6.1 van de algemene voorwaarden van Schuurmans Advocaten tot en met het moment van gehele betaling, of een bedrag dat U E.A. in goede justitie bepaalt;

V. [gedaagde] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van deze procedure;

VI. [gedaagde] in de kosten van het griffierecht en van deze procedure te veroordelen, waaronder de werkelijk gemaakte proceskosten, te vermeerderen met de nakosten van € 131,--, het een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en voor het geval voldoening van (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de nakosten van
€ 68,--, de exploitkosten van de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente over de (na)kosten, vanaf het verstrijken laten van deze veertiendagentermijn of een bedrag dat U E.A. in goede justitie bepaalt.

3.2.

Daartoe stelt Schuurmans, samengevat weergegeven, dat door [gedaagde] steeds te weinig of niet de juiste stukken werden aangeleverd, zijn communicatie wordt gekenmerkt door extreem langdraderige verhalen en zich steeds herhalende overleggen, verzoeken, onsamenhangende verhalen en geen “to the point” reacties. Schuurmans stelt dat zelfs door gebruik te maken van diverse gesprekstechnieken de communicatie met [gedaagde] niet of nauwelijks kan worden gekanaliseerd. Schuurmans stelt dat zij vele “to do” lijstjes in "Jip en Janneke taal" heeft opgesteld, maar dat zelfs die niet hebben geholpen. Volgens Schuurmans heeft [gedaagde] ook totaal geen begrip voor de agenda van Schuurmans en totaal geen begrip voor het feit dat een advocaat meerdere dossiers heeft te behandelen. Volgens Schuurmans claimde [gedaagde] alle tijd en ook nog op het allerlaatste moment. Schuurmans stelt dat dit onnodig veel stress in de organisatie van Schuurmans heeft veroorzaakt. Schuurmans stelt dat zij zich aan de zaak van [gedaagde] heeft onttrokken, in verband met de onvoorziene onmogelijkheid om de belangen van [gedaagde] goed, efficiënt en adequaat te behartigen, mede in verband met een vertrouwensbreuk die is ontstaan omdat [gedaagde] de betaling door DAS van de facturen van Schuurmans tegenhield, terwijl hij op grond van schuldeisersverzuim niet bevoegd was de betaling van de facturen van Schuurmans op te schorten. Schuurmans stelt verder dat voor het bedrag van € 50.000,-- een advocaat onder normale omstandigheden werkzaamheden had kunnen verrichten als voor de nalatenschapskwestie van [gedaagde] is vereist, in hoger beroep en waarschijnlijk ook in cassatie, maar dat dit in de gegeven omstandigheden niet mogelijk was. Schuurmans stelt verder dat [gedaagde] tekort is geschoten in de overeenkomst doordat hij geen overleg met DAS heeft gevoerd over het niet betalen van facturen, zoals partijen wel waren overeengekomen. [gedaagde] is volgens Schuurmans ook tekort geschoten doordat hij wenste dat een reconventionele vordering zou worden ingesteld die zag op een eerdere tussen [gedaagde] en zijn broer gesloten vaststellingsovereenkomst. Schuurmans stelt dat op grond van deze feiten en omstandigheden haar een beroep toekomt op onvoorziene omstandigheden in de zin van art. 6:258 BW en de redelijkheid en billijkheid in de zin van art. 6:248 BW. Schuurmans stelt dat de extreme bewerkelijkheid van [gedaagde] als cliënt en zijn trage en onvolledige informatievoorziening, heeft meegebracht dat zij niet meer adequaat bijstand kon verlenen en er een vertrouwensbreuk ontstond. Volgens Schuurmans heeft [gedaagde] zelf door zijn psychische en fysieke ziekte zijn eigen belangenbehartiging in de weg gestaan. Schuurmans stelt dat zij dat niet heeft kunnen voorzien en dat zij daarom in de brieven van 5, 7 en 8 augustus 2013 hierover niets heeft opgenomen. Schuurmans stelt dat het ongewenste gevolgen zijn als Schuurmans gehouden zou zijn om [gedaagde] in zijn zaak verder bij te staan, terwijl [gedaagde] tegenwerkt en Schuurmans het werken onmogelijk en zelfs de betaling van haar facturen onmogelijk maakt. Volgens Schuurmans kan een en ander maar tot een conclusie leiden, namelijk dat Schuurmans [gedaagde] niet meer kan bijstaan en dat [gedaagde] en of DAS haar onbetaald gelaten declaraties moet betalen. Volgens Schuurmans blijkt verder uit de parlementaire geschiedenis van art. 6:258 lid 1 BW dat aan haar een schadeloosstelling kan worden toegekend. Schuurmans stelt dat haar die schadeloosstelling toekomt, door de kosten die zij heeft moeten maken voor een kort geding dat zij vergeefs tegen [gedaagde] en DAS heeft gevoerd en haar noodzaakte deze bodemprocedure te voeren. Schuurmans stelt dat zij met dat kort geding en het maken van de dagvaarding al ruim 122 uur aan werkzaamheden heeft zitten en zij stelt dat de aansprakelijkheid van [gedaagde] voor die kosten vaststaat. Verder doet Schuurmans een beroep op overmacht. Daartoe stelt zij dat nakoming door onvoorziene omstandigheden uitermate bezwaarlijk zou zijn, zodat het niet ondenkbaar is dat de door haar gestelde omstandigheden overmacht oplevert. Schuurmans stelt dat als [gedaagde] nakoming van de overeenkomst wenst, dit voor Schuurmans niet mogelijk is. Voor het overige stelt Schuurmans dat aan [gedaagde] of DAS geen beroep op opschorting toekomt en dat voor zover zij een beroep doen op ontbinding van de overeenkomst dat niet mogelijk is, gelet op de inhoud van haar dagvaarding. Zij stelt in dat verband: “Gezien de inhoud van deze dagvaarding is het voor [gedaagde] niet mogelijk om zich op ontbinding te beroepen, omdat de ontbinding dan de gevolgen van ontbinding niet kunnen rechtvaardigen.

3.3.

[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Schuurmans, althans tot afwijzing van haar vordering en veroordeling van Schuurmans in de proceskosten. Daartoe voert [gedaagde] aan, samengevat weergegeven, dat Schuurmans miskent dat zij zich jegens [gedaagde] heeft verbonden om voor een bedrag van maximaal € 50.000,-- rechtsbijstand te verlenen en [gedaagde] zelf geen kosten zal hoeven te dragen. [gedaagde] voert verder aan dat er geen onvoorziene omstandigheden zijn die tot wijziging van de overeenkomst met Schuurmans Advocaten kunnen leiden. Volgens [gedaagde] stond het hem vrij om te verlangen dat een reconventionele vordering zou worden ingesteld, omdat die vordering ook op de nalatenschapskwestie betrekking had. [gedaagde] stelt dat geschillen tussen familieleden wel vaker emoties oproepen en dat het op de weg van een advocaat ligt om de relevante informatie voor een procedure op een efficiënte wijze van een cliënt te vragen. [gedaagde] stelt dat hij in de gegeven omstandigheden van DAS mocht verlangen dat zij niet alle facturen van Schuurmans zou betalen, omdat Schuurmans Advocaten haar verplichtingen tot het verlenen van bijstand niet meer wilde nakomen. Volgens [gedaagde] komt het voor rekening en risico van Schuurmans Advocaten die een prijsafspraak heeft gemaakt die nu eenmaal goede en kwade kansen biedt. Volgens [gedaagde] is het risico van een dergelijke prijsafspraak verdisconteerd in de overeenkomst die partijen met elkaar hebben gesloten. Van Schuurmans als professionele partij mag worden verwacht dat zij rekening houdt met dat risico. [gedaagde] voert verder aan dat Schuurmans Advocaten vergeefs een beroep doet op overmacht. Er zijn volgens [gedaagde] geen onvoorziene omstandigheden en uit de stellingen van Schuurmans Advocaten blijkt ook niet waarom nakoming “ uitermate bezwaarlijk” zou zijn. [gedaagde] betwist dat sprake is van schuldeisersverzuim, omdat het Schuurmans Advocaten is geweest die de overeenkomst niet meer wenste na te komen.

3.4.

Op de stellingen van partijen in conventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.5.

[gedaagde] vordert:

voor recht te verklaren dat:

Schuurmans toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar met [gedaagde] tot stand gekomen overeenkomst zoals die is vastgelegd in de brieven van 5, 7 en 8 augustus 2013 (producties 19 t/m 21);

[gedaagde] ten gevolge van de toerekenbare tekortkoming van Schuurmans schade lijdt, welke nader bij staat dient te worden opgemaakt;

Met veroordeling van Schuurmans in de proceskosten.

3.6.

Daartoe stelt [gedaagde] , samengevat weergegeven, dat Schuurmans tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen door hem niet langer bij te staan tegen betaling van maximaal € 50.000,--. [gedaagde] stelt dat hij daardoor met rechtsbijstandskosten geconfronteerd kan worden in verband met de bijstand die een andere advocaat nu aan hem moet verlenen en die niet door de DAS worden vergoed. [gedaagde] stelt dat dit schade betreft waarvoor Schuurmans aansprakelijk is.

3.7.

Schuurmans voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen en veroordeling van [gedaagde] in de (na)kosten van de procedure, althans voor zover de vorderingen van [gedaagde] worden toegewezen, Schuurman toe te staan hetgeen zij in de procedure in conventie heeft gevorderd daarmee te verrekenen. Daartoe voert Schuurmans aan, samengevat weergegeven, dat zij geen wanprestatie heeft geleverd, omdat zij [gedaagde] daadwerkelijk heeft bijgestaan en er ook niet over de verrichte werkzaamheden wordt geklaagd. Schuurmans stelt dat vanwege de niet betaalde facturen en het kostenmaximum veel eerder werd overschreden dan zij had kunnen voorzien. Schuurmans voert aan dat een vertrouwensbreuk is ontstaan doordat [gedaagde] , zonder Schuurmans daarin te kennen, DAS heeft geïnstrueerd niet tot betaling van de declaraties van Schuurmans over te gaan. Volgens Schuurmans betrof dit een gewichtige reden in de zin van art. 7:408 lid 2 BW die haar bevoegd maakte de overeenkomst op te zeggen.

3.8.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

in conventie

4.1.

Het gaat in deze zaak in conventie, samengevat weergegeven, om het volgende. Partijen hebben een overeenkomst van opdracht met elkaar gesloten die Schuurmans jegens [gedaagde] verplicht rechtsbijstand te verlenen in een procedure, zo nodig tot aan de Hoge Raad toe, tegen betaling van maximaal € 50.000,--. Tot dat bedrag kon Schuurmans haar kosten declareren bij de rechtsbijstandsverzekeraar van [gedaagde] . Schuurmans heeft de overeenkomst van opdracht beëindigd, nadat zij niet meer door DAS werd betaald en haar niet alsnog zicht werd geboden op betaling van haar kosten die het overeengekomen maximumbedrag overstegen. [gedaagde] heeft vervolgens een andere advocaat verzocht hem bij te staan. Tegen deze achtergrond staat te beoordelen of de vorderingen van Schuurmans, die erop gericht zijn het daarheen te leiden dat zij alsnog wordt volledig wordt betaald, kunnen worden toegewezen.

4.2.

De rechtbank stelt bij de beoordeling van het geschil in conventie voorop dat de inhoud van de overeenkomst die partijen met elkaar hebben gesloten niet in geschil is ten aanzien van de werkzaamheden die Schuurmans zou verrichten en het honorarium dat zij daarvoor maximaal zou kunnen declareren. Schuurmans stelt hierover onder randnummer 2 van haar conclusie van repliek:

In confesso is, dat partijen met betrekking tot de bijstand in de kwestie " [gedaagde] / [gedaagde] " zijn overeengekomen, dat Schuurmans [gedaagde] in de procedure in conventie zou bijstaan ten belope van het kostenmaximum van zijn rechtsbijstandverzekering en dat bedragen die dat maximum zouden overstijgen, niet bij [gedaagde] in rekening gebracht zouden worden. Zie hiervoor de brieven die Schuurmans op 5,7 en 8 augustus 2013 aan [gedaagde] zond, ter bevestiging van de opdracht ( producties 19, 20 en 21 )

4.3.

In weerwil van wat Schuurmans stelt dat zij met [gedaagde] daarover is overeengekomen, wil Schuurmans het met deze procedure thans daarheen leiden dat (i) zij méér mag declareren dan het overeengekomen maximale honorarium en (ii) dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van haar tot zover onbetaald gelaten declaraties.

4.4.

Deze door Schuurmans ingeroepen rechtsgevolgen kunnen niet worden gegrond op de overeenkomst zoals partijen die klaarblijkelijk met elkaar hebben gesloten. Schuurmans onderkent dit en wil daarom dat op de voet van art. 6:258 lid 1 BW de gevolgen van de overeenkomst worden gewijzigd Art. 6:258 lid 1 luidt:

De rechter kan op verlangen van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Aan de wijziging of ontbinding kan terugwerkende kracht worden verleend.

4.5.

De rechtbank stelt vast dat het petitum van de dagvaarding van Schuurmans niet is toegesneden op een mogelijke wijziging van de overeenkomst. Schuurmans vordert onder I van haar petitum dat de rechtbank op de voet van art. 6:258 BW een verklaring voor recht geeft. Artikel 6:258 BW voorziet echter in de mogelijkheid dat de rechter wegens onvoorziene omstandigheden een overeenkomst wijzigt of ontbindt. Zodanige wijziging of ontbinding vindt plaats bij een constitutieve rechterlijke uitspraak en niet bij de door Schuurmans gevorderde declaratoire uitspraak. De rechtbank kan niet voor recht verklaren dat de overeenkomst van partijen is gewijzigd of is ontbonden (vgl.: HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6727). Reeds hierop stuit het door Schuurmans onder I gevorderde af.

4.6.

Schuurmans vordert onder II een met dwangsommen versterkte veroordeling van [gedaagde] die ertoe strekt dat hij eraan meewerkt dat DAS de declaraties van Schuurmans tot een bedrag van € 50.000,-- betaalt. Die vordering stuit af op de bevoegdheid van [gedaagde] om het daarheen te leiden dat de betalingsverplichting van de facturen van Schuurmans wordt opgeschort in verband met de verrekening van de schade die hij stelt te hebben geleden, doordat Schuurmans haar werkzaamheden heeft beëindigd en hij daardoor kosten van rechtsbijstand moet maken. In conventie moet veronderstellenderwijs ervan worden uitgegaan dat die tegenvordering van [gedaagde] voldoende aannemelijk is en het beroep op een opschortingsrecht rechtvaardigt (vgl.: HR 21 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA9610, NJ 2009/50, rov. 4.6). De opschorting van de betaling van de facturen van Schuurmans strekt thans ertoe pressie uit te oefenen opdat de aan [gedaagde] toekomende schadevergoeding wordt voldaan. Hieraan doet niet af dat [gedaagde] geen concrete schade kan begroten (zie: HR 21 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA9610, NJ 2008, 50).

4.7.

Voor zover Schuurmans in dit verband heeft gesteld dat [gedaagde] niet bevoegd is tot opschorting van zijn betalingsverplichting in verband met schuldeisersverzuim, stuit al hetgeen Schuurmans in dit verband stelt af op art. 6:58 BW dat voor het intreden van schuldeisersverzuim vereist dat de schuldenaar - Schuurmans - bereid en in staat is haar verbintenis na te komen. Schuurmans is daartoe niet bereid.

4.8.

Een en ander betekent dat het door Schuurmans onder II gevorderde zal worden afgewezen.

4.9.

Schuurmans vordert onder III en IV veroordeling van [gedaagde] tot betaling van haar onbetaald gelaten declaraties voor zover die niet door DAS worden betaald en betaling van het gedeclareerde bedrag dat het overeengekomen kostenmaximum overstijgt. Beide vorderingen stuiten af op wat partijen zijn overeengekomen. Partijen zijn overeengekomen dat aan [gedaagde] geen kosten in rekening zouden worden gebracht.

4.10.

Schuurmans vordert onder V een veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke incassokosten. Die vordering zal gelet op al het voorgaande, moeten worden afgewezen.

4.11.

Schuurmans zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:

- griffierecht 282,00

- salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief € 579,00)

Totaal € 1.440,00

in reconventie

4.12.

De vordering van [gedaagde] strekt te komen tot vergoeding van de schade die hij lijdt doordat niet Schuurmans tegen het overeengekomen maximum hem in een procedure zal bijstaan, maar een andere advocaat dat zal doen en hij daarvoor mogelijk zelf kosten zal moeten maken.

4.13.

Partijen zijn overeengekomen dat Schuurmans tegen betaling van maximaal
€ 50.000,-- [gedaagde] zal bijstaan in een procedure, zo nodig tot in cassatie toe. Schuurmans heeft echter nadat zij in gebreke is gesteld, haar werkzaamheden voor [gedaagde] beëindigd. Schuurmans is daardoor tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst die zij met [gedaagde] heeft gesloten.

4.14.

Voor zover Schuurmans heeft beoogd een beroep te doen op overmacht, faalt dat beroep. Schuurmans had als advocatenkantoor rekening kunnen en moeten houden met het risico dat een prijsafspraak ook de kwade kans met zich brengt dat meer tijd aan een zaak moet worden besteed dan gehoopt en gewild. Dat risico is verdisconteerd in de prijsafspraak die is gemaakt en kan een beroep op overmacht niet schragen.

4.15.

De door Schuurmans in dit verband aangevoerde "onvoorziene omstandigheden", kunnen een beroep op overmacht evenmin schragen. Dat Schuurmans [gedaagde] en zijn zaak als bewerkelijk hebben ervaren, verhindert niet dat zij haar verplichtingen kan nakomen. Dat die nakoming voor Schuurmans bezwaarlijk uitpakt, maakt nakoming ook niet onmogelijk. Voor zover het beroep op overmacht wordt onderbouwd met een beroep op de maatstaven van redelijkheid en billijkheid die volgens Schuurmans met zich brengen dat [gedaagde] ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten, kan dat Schuurmans evenmin baten. Met een beroep op die maatstaven kan Schuurmans alleen aan haar gehoudenheid tot nakoming ontsnappen als de rechter op de voet van art. 6:258 BW de gevolgen van de overeenkomst wijzigt of de overeenkomst ontbindt. Een daarop toegesneden vordering is echter niet in gesteld.

4.16.

Het voorgaande betekent dat Schuurmans aansprakelijk is voor de schade die [gedaagde] als gevolg van haar tekortkoming lijdt. Als Schuurmans haar werkzaamheden had voortgezet zoals zij met [gedaagde] is overeengekomen, zou [gedaagde] geen rechtsbijstandskosten maken. Het is door [gedaagde] voldoende aannemelijk gemaakt dat de kosten die voortvloeien uit de vanaf 2 juli 2014 aan hem verleende en nog te verlenen bijstand in de nalatenschapskwestie met zijn broer niet door DAS zullen hoeven te worden vergoed en daarom voor zijn rekening kunnen komen.

4.17.

Artikel 612 Rv bepaalt dat de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt de schade in het vonnis begroot, voor zover hem dit mogelijk is. Indien begroting in het vonnis niet mogelijk is, zoals in deze zaak, spreekt hij een veroordeling uit tot schadevergoeding op te maken bij staat. Uit de rechtspraak blijkt dat voor een veroordeling tot vergoeding van schade op te maken bij staat voldoende is dat de mogelijkheid dat schade als gevolg van het toerekenbaar tekortschieten of onrechtmatige daad is geleden aannemelijk is gemaakt (vgl.: HR 27 november 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2789 ; HR 27 november 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2793 en HR 8 april 2006, ECLI:NL:HR:2005:AR7435).

4.18.

In het voorgaan de ligt besloten dat de vorderingen in reconventie zullen worden toegewezen.

4.19.

De rechtbank zal Schuurmans in reconventie veroordelen in de proceskosten. de kosten aan de zijde van [gedaagde] worden in reconventie begroot op het salaris advocaat ter grootte van 579,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 579,00).

4.20.

De rechtbank zal haar beslissingen in conventie en reconventie niet uitvoerbaar bij voorraad kunnen verklaren, omdat daarom door [gedaagde] niet is verzocht.

5 De beslissing

De rechtbank

in conventie

1. wijst de vorderingen af,

2. veroordeelt Schuurmans in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.440,00,

in reconventie

3. verklaart van recht dat Schuurmans jegens [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die door [gedaagde] is geleden en eventueel nog zal worden geleden als gevolg van de beëindiging door Schuurmans van de overeenkomst van opdracht,

4. veroordeelt Schuurmans tot vergoeding aan [gedaagde] van die schade, op te maken bij staat,

5. veroordeelt Schuurmans in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 579,00.

Dit vonnis is gewezen door mr. B.R. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2015.1

1 type: coll:

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.