Betaling van onregelmatigheidstoeslag over vakantie- en verlofuren
Rechtspraak.nl AR 2016/2530 JIN 2016/217 met annotatie van S.C. van Susteren JAR 2016/221 met annotatie van mr. drs. A.M. Helstone AR-Updates.nl 2016-0938 VAAN-AR-Updates.nl 2016-0938
- de aantekeningen van de griffier van de op 19 juli 2016 gehouden comparitie.
1.2.
Vervolgens heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag dit vonnis wordt uitgesproken.
2 De feiten
2.1.
Icare biedt verpleging en verzorging bij mensen thuis of in een verpleeg- of verzorgingshuis.
2.2.
[eiseres] is sinds 1 november 1980 in dienst bij (een rechtsvoorganger van) Icare in de functie van ziekenverzorgende, tegen een brutosalaris van € 2.092,56 exclusief onregelmatigheidstoeslag, vakantietoeslag en andere emolumenten, bij een werkweek van 30 uren.
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst van [eiseres] is de cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg, Kraamzorg en Jeugdgezondheidszorg (hierna: cao VVT) van toepassing. De cao VVT is op 31 maart 2016 afgelopen.
2.3.
Bij brieven van 1 september 2015, 8 september 2015 en 30 september 2015 heeft [eiseres] aanspraak gemaakt op onregelmatigheidstoeslag over de vakantie- en verlofuren. Icare heeft bij brieven van 1 september 2015, 14 september 2015 en 19 oktober 2015 kenbaar gemaakt dat zij niet zal overgaan tot betaling van de onregelmatigheidstoeslag.
3 De vordering en het verweer
3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter Icare, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen om aan [eiseres] te betalen de onregelmatigheidstoeslag over de vakantie- en verlofuren ten bedrage van € 3.929,49 bruto over het tijdvlak van 1 september 2010 tot 1 juli 2015, de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het gevorderde bedrag, de wettelijke rente over de som van voornoemde bedragen vanaf het tijdstip van dagvaarden tot aan de dag van volledige voldoening en de buitengerechtelijke incassokosten van € 517,95.
Tevens vordert [eiseres] de veroordeling van Icare in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiseres] dat Icare het loonbegrip in artikel 7:639 Burgerlijk Wetboek (BW) onjuist interpreteert door daarin uitsluitend het basissalaris en niet de (gemiddelde) onregelmatigheidstoeslag te betrekken. [eiseres] verwijst naar het arrest van 15 september 2011 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU 15 september 2011 C-155/10, Williams e.a. tegen British Airways) en twee uitspraken van 28 april 2015 en 2 juni 2015 van de rechtbank Den Haag.
3.3.
Icare voert als verweer aan dat op grond van de cao VVT geen onregelmatigheidstoeslag dient te worden uitbetaald tijdens de vakantie. Icare voert aan dat de onregelmatigheidstoeslag niet intrinsiek samenhangt met de werkzaamheden van [eiseres] als ziekenverzorgende, omdat in haar functieomschrijving algemene taken staan die tijdens normale werktijden kunnen worden verricht. Icare voert verder aan dat [eiseres] niet uitsluitend werkzaamheden verricht in onregelmatigheidsdiensten, maar dat zij naast haar werkzaamheden als ziekenverzorgende ook van 1 juni 2010 tot en met 1 april 2014 gemiddeld 9,5 uur per week werkzaam was als voorzitter van de ondernemingsraad en per
1 april 2014 gemiddeld 4 uur werkt als lid van de onderdeelcommissie (OC-lid). Icare voert om die reden aan dat de onregelmatigheidstoeslag niet intrinsiek samenhangt met de werkzaamheden als lid van de ondernemingsraad en OC-lid. Icare verwijst verder naar een persbericht van 17 februari 2016 van Actiz waaruit blijkt dat sociale partners in overleg zijn met het doel een alomvattende afspraak te maken die van toepassing is op alle werknemers die een onregelmatigheidstoeslag ontvangen voor zowel de toekomst als het verleden. Icare heeft ter zitting aangegeven dat de onderhandelingen over de cao nog niet zijn afgerond en dat de gesprekken met de sociale partners nog gaande zijn.
4 De beoordeling
4.1.
De kantonrechter overweegt dat artikel 7:639 BW bepaalt dat de werknemer gedurende zijn vakantie recht op loon behoudt en dat artikel 7:645 BW bepaalt dat daarvan niet ten nadele van werknemer kan worden afgeweken. Wat onder begrip loon verstaan dient te worden is uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie.
In het arrest van 15 september 2011 van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak C-155/10 (Williams e.a. tegen British Airways) overweegt het hof onder meer:
"(…)
Elke last die intrinsiek samenhangt met de uitvoering van de taken die de werknemer zijn opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst en waarvoor hij een financiële vergoeding ontvangt, wordt gerekend tot de globale beloning van de werknemer, zoals, in het geval van lijnpiloten, de tijd die zij vliegend doorbrengen, die noodzakelijkerwijs deel moet uitmaken van het bedrag waarop de werknemer recht heeft gedurende zijn jaarlijkse vakantie.
(…)
Het staat aan de nationale rechter om te beoordelen of er een intrinsiek verband bestaat tussen de verschillende componenten van het globale loon van de werknemer en de uitvoering van de taken die hem zijn opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst. Deze beoordeling dient betrekking te hebben op een gemiddelde over een representatief geachte periode. (…)"
Het hof beslist vervolgens als volgt:
"Gelet op een en ander moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat artikel 7 van richtlijn 2003/88 en clausule 3 van de Europese Overeenkomst aldus moeten worden uitgelegd dat een lijnpiloot tijdens zijn jaarlijkse vakantie niet alleen recht heeft op behoud van zijn basissalaris maar ook op alle componenten die intrinsiek samenhangen met de taken die hem in zijn arbeidsovereenkomst zijn opgedragen en waarvoor hij in het kader van zijn globale beloning een financiële vergoeding ontvangt en voorts ook alle componenten die samenhangen met het personeels en beroepsstatuut van de lijnpiloot. Het staat aan de nationale rechter om te beoordelen of diverse componenten waaruit de globale beloning van die werknemer bestaat, aan deze criteria voldoen."
Dit arrest is nog verduidelijkt in het arrest C-539/12 van 22 mei 2014. In deze zaak overweegt het hof onder meer:
"(…)
Evenwel moet worden vastgesteld dat deze werknemer, niettegenstaande de beloning waarover hij beschikt gedurende het tijdvak waarin hij daadwerkelijk verlof neemt, ervan kan worden weerhouden zijn recht op jaarlijkse vakantie uit te oefenen vanwege het uitgestelde financiële nadeel, dat hij echter wel degelijk ondervindt in het tijdvak na dat van zijn jaarlijkse vakantie.
(…)
Een dergelijke verlaging van de beloning van een werknemer uit hoofde van zijn jaarlijkse vakantie met behoud van loon, die hem ervan kan weerhouden zijn recht op een dergelijke vakantie daadwerkelijk uit te oefenen, is in strijd met het doel van artikel 7 van richtlijn 2003/88 (…)"
Bepalend voor de vraag of een werknemer recht heeft op onregelmatigheidstoeslag gedurende zijn of haar vakantie is het antwoord op de vraag of de toeslag intrinsiek samenhangt met de hem opgedragen taken. Voorts dient de in verband met de vakantie te ontvangen beloning niet zodanig laag (lager dan de buiten de vakantie betaalde beloning) te zijn dat de werknemer hierdoor wordt weerhouden van het nemen van vakantie.
Voor deze zaak betekent dat het volgende.
4.2.
Vast staat dat [eiseres] sinds 28 februari 1992 uitsluitend in nachtdiensten werkt en dat zij hiervoor een onregelmatigheidstoeslag ontvangt. [eiseres] heeft ter zitting betwist dat zij dezelfde werkzaamheden verricht als werknemers tijdens normale werktijden en zij heeft aangegeven dat zij 's nachts zorgt voor rust en veiligheid. Icare heeft dit onvoldoende gemotiveerd bestreden. Ook al zou [eiseres] , zoals Icare betoogt, naast haar functie als ziekenverzorgende, werkzaamheden (hebben) verricht(en) als voorzitter van de ondernemingsraad en als OC-lid, dan nog dient de conclusie te zijn dat de onregelmatigheidstoeslag een intrinsiek deel uitmaakt van de aan [eiseres] toegekende taken waarvoor zij toeslag ontvangt. De kantonrechter overweegt dat het beleid van Icare, al dan niet gebaseerd op de cao, in strijd is met het in Nederland geldende recht, omdat een lagere beloning tijdens vakantie [eiseres] ervan kan weerhouden om vakantie op te nemen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het globale salaris inclusief de onregelmatigheidstoeslag de berekeningsmaatstaf is voor het salaris dat [eiseres] ontvangt tijdens haar vakantie.
4.3.
Icare heeft ter zitting toegelicht dat de belangen groot zijn, nu zij ruim 7000 medewerkers in dienst heeft. De kantonrechter is echter van oordeel dat Icare niet heeft onderbouwd hoeveel medewerkers aanspraak kunnen maken op de onregelmatigheids-
toeslag, zodat hij aan dit standpunt voorbij gaat.
4.4.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de vordering tot betaling van onregelmatigheids- toeslag over de vakantie- en verlofuren zal worden toegewezen. Nu Icare geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van het gevorderde bedrag ligt de geldvordering voor toewijzing gereed. Evenmin heeft Icare verweer gevoerd tegen de wettelijke rente, zodat ook daarvan uitgegaan kan worden. De wettelijke verhoging wordt gematigd tot 10%.
4.5.
[eiseres] heeft voldoende onderbouwd dat de buitengerechtelijke incasso- werkzaamheden zijn verricht. Nu de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van
€ 517,95 binnen de wettelijke staffel zoals vermeld in artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten valt, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.6.
Icare zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] . Het salaris van de gemachtigde van [eiseres] zal worden begroot op twee punten van het liquidatietarief kanton.
5 De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt Icare om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen de onregelmatigheidstoeslag over de vakantie- en verlofuren ten bedrage van € 3.929,49 bruto over het tijdvlak van 1 september 2011 tot en met 1 juli 2015, met de wettelijke verhoging van 10% en de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 30 december 2015 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Icare tot betaling van € 517,95 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt Icare tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 106,29 aan dagvaardingskosten, € 223,00 aan vast recht en € 400,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. R.Tj. Terpstra en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2016.
typ/conc: 620/es
coll:
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: