vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: 4918872 / CV EXPL 16-4202
Vonnis van de kantonrechter van 31 augustus 2016
[eiser]
,
die woont in [plaats]
eiser,
gemachtigde: mr. I. Lfil, die kantoor houdt in Winschoten,
de stichting
OPENBAAR ONDERWIJS GROEP GRONINGEN,
die gevestigd is in Groningen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.W. Brouwer, die kantoor houdt in Groningen.
Partijen zullen hierna [eiser] en OSG2 worden genoemd.
2 De feiten
2.1.
De kantonrechter zal bij de beoordeling van het geschil uitgaan van de volgende feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende betwist, tussen partijen vaststaan.
2.2.
In de periode van 14 december 2012 tot het begin van de zomervakantie van 2013, heeft [eiser] op grond van een met OSG2 gesloten arbeidsovereenkomst gewerkt als invaldocent Duits. Hij heeft dat gedaan op het Reitdiep College, locatie Kamerlingh Onnes.
2.3.
Vrij snel nadat [eiser] inviel, heeft een ouder van een leerling van het Reitdiep College die de naam van [eiser] in een ouderbulletin heeft zien staan, gevraagd of [eiser] dezelfde docent betrof die als docent heeft gewerkt op de CSG Wessel Gansfort College en daar na korte tijd was ontslagen. Naar aanleiding hiervan heeft de directeur van het Reitdiep College overleg gevoerd met [eiser] en is over hem informatie ingewonnen bij de directeur van de CSG Wessel Gansfort. Bij brief van 22 januari 2013 heeft de directeur van het Reitdiep College aan [eiser] geschreven, voor zover hier van belang:
Ik denk dat het goed is om een aantal zaken schriftelijk vast te leggen.
De teamleiders bovenbouw zijn op donderdag 20 en vrijdag 21 december gebeld door een moeder met de vraag of jij dezelfde persoon was als de heer [eiser] die op het Wessel Gansfort had gewerkt. Deze moeder had je naam in het ouderbulletin gelezen. Zij vertelde dat je daar na een korte tijd was ontslagen omdat er problemen waren en er geen bewijs van goed gedrag was ingeleverd. Ik ben vervolgens door de teamleiders hierover geïnformeerd.
Ik was verbaasd omdat je het werken op het Wessel Gansfort niet in je CV hebt opgenomen.
Vervolgens heb ik je direct na de kerstvakantie uitgenodigd voor een gesprek. Bij navraag bleek je inderdaad op het Wessel te hebben gewerkt en ook op staande voet te zijn ontslagen. Het verhaal van de ouder (mail die ik je heb laten lezen) herkende je echter maar gedeeltelijk. Je hebt aangegeven dat je voorganger indertijd was weggepest door een leerling met ondersteuning van diens ouders. In het begin gebeurde er hetzelfde richting jou en heb je dit ook met je teamleiders besproken. Na een aantal weken dacht jij dat het beter ging en je was zeer verrast toen je plotseling ontslagen werd door de directeur. Je hebt toen gekozen om deze werkplek niet op te nemen in je CV.
Het is feitelijk niet acceptabel om deze werkplek niet te vermelden en ik heb je gevraagd of ik contact kon opnemen met het Wessel om te informeren wat er nu was gebeurd. Je hebt hier toestemming voor gegeven.
Ik heb vervolgens contact gehad met de huidige directeur, [naam directeur] . Hij is nieuw en heeft geen gesprek met jou gehad. Hij heeft mij, na intern informatie te hebben gevraagd, later teruggebeld en vertelde dat de reden voor je ontslag te maken had met je gedrag richting vrouwelijke docenten en leerlingen. Men voelde zich niet veilig en je gedrag werd als intimiderend ervaren hij kon echter geen feitelijke incidenten benoemen. Verder speelde ook duidelijk mee dat er geen verklaring van goed gedrag was ontvangen.
Ik heb je twee dagen later weer gesproken en je dit teruggegeven. Je was zeer verbaasd en gaf mij terug dat dat indertijd niet zo was benoemd en dat dit ook niet zo is.
Ik heb je gezegd dat dergelijk gedrag niet acceptabel zou zijn en ook een reden voor ontslag. Aangezien er geen feitelijke incidenten zijn geweest en ik je reactie en verklaring kan volgen heb ik besloten om wel met je door te gaan onder de voorwaarde dat we je verklaring van goed gedrag zo snel mogelijk ontvangen. Je hebt dit toegezegd.
Op 16 januari heb je bij [naam] aangegeven dat er iets fout was gegaan met het versturen van je verklaring (van justitie naar de gemeente) en dat het 5 dagen langer zou duren.
Op donderdag 19 januari hebben een aantal leerlingen van H4 contact gezocht met de teamleider [naam team leider] . Zij voelden zich niet veilig bij jou in de klas: per ongeluk aanraken, nakijken van meisjes in de les, opmerkingen zoals lieverd. Zij hadden ook geruchten gehoord van je periode op het Wessel.
Vrijdag 20 januari hebben de teamleiders van de bovenbouw een gesprek met jou gehad en zijn er een aantal afspraken gemaakt (zie verslag gesprek). Daarna is ook nog met de leerlingen gesproken. De teamleiders hebben aangegeven dat men verwacht dat het verder goed gaat. Wat wel een zorg is dat er snel allerlei verhalen rond gaan die invloed hebben op je positie in de school, maar daarnaast ook op het beeld van onze school. We zullen proberen om hier samen met jou zo goed mogelijk mee om te gaan.
Wat nog niet is opgelost is het feit dat er geen verklaring van goed gedrag is. Als het je niet lukt om dat deze week aan te leveren zie ik geen mogelijkheid om met je door te gaan en kun je niet op het Kamerlingh Onnes blijven werken.
2.4.
Na het einde van het dienstverband met OSG2 heeft [eiser] gesolliciteerd naar een functie als invaldocent bij de RSG Ter Apel. [eiser] heeft het Reitdiep College opgegeven als referent. De RSG Ter Apel heeft per e-mail informatie gevraagd aan het Reitdiep College.
2.5.
Het Reitdiep College heeft informatie verstrekt aan de RSG Ter Apel. Dat is telefonisch gebeurd. De informatie is namens de directeur verstrekt door een stafmedewerker personeel en organisatie die aan [eiser] per e-mail verslag heeft gedaan van de informatie die zij heeft verstrekt. Dat e-mailbericht luidt, voor zover hier van belang:
[naam] heeft per mail om een referentie gevraagd omdat hij twijfelde of ze met jou "in zee" zouden moeten gaan ja/nee.
Hij schrijft in zijn mail: Zelf hebben we twijfels, maar willen hem bij een positief (of niet al te negatief) advies een kans geven.
Ik heb telefonisch contact opgenomen met [naam] over jouw aanstelling hier, de organisatie om de aanstelling heen en enkele zaken die van belang zouden kunnen zijn bij het wel/niet aannemen van jouw persoon.
Ik heb aangegeven dat er zaken rondom het lesgeven zijn waar aandacht voor moet zijn, immers je werkt binnen omgeving met (wellicht kwetsbare) jeugd en ik heb benoemd dat er een melding van een ouder binnenkwam over eerdere aanstelling bij Wessel Gansfort en meldingen hier van leerlingen over het niet veilig voelen en angstig zijn voor 1 op 1 situaties. Daarbij heb ik expliciet aangegeven dat wij geen enkel feitelijk incident kunnen benoemen en deze problematiek door Teamleiders of directeur ook goed bespreekbaar waren met jou, er zijn goede afspraken gemaakt.
Maar in een referentie waarin gevraagd wordt om aandachtspunten moet ik in alle eerlijkheid, ook gezien de kwetsbare doelgroep (jonge pubers), wel benoemen dat dit een aandachtspunt kan zijn bij benoeming aan de school.
2.6.
[eiser] is niet aangenomen op het RSG Ter Apel.
3 Het geschil
3.1.
[eiser] vordert, verkort weergegeven, voor recht te verklaren dat de stafmedewerker jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld met veroordeling van het Reitdiep College [de kantonrechter begrijpt dat steeds zal zijn bedoeld de gedaagde partij "OSG2"] tot betaling van € 12.600,-- een en ander met veroordeling van het Reitdiep College in de kosten van deze procedure. Daartoe stelt [eiser] , samengevat weergegeven, dat in weerwil van wat gebruikelijke is geen locatieleider, afdelingsleider of teamleider een referentie over hem heeft gegeven aan de RSG Ter Apel, maar dat de stafmedewerker personeel en organisatie die referentie heeft gegeven. [eiser] stelt dat die stafmedewerker heeft verteld dat collega's en leerlingen zich zeer onzeker bij [eiser] hebben gevoeld en dat hij nooit een verklaring van goed gedrag in zou hebben geleverd en dat hij zou zijn ontslagen bij de CSG Wessel Gansfort. [eiser] stelt dat die informatie onjuist is geweest en ertoe heeft geleid dat hij niet is aangenomen door de RSG Ter Apel. [eiser] stelt dat hij daardoor salaris is misgelopen en "naamschade" lijdt. [eiser] stelt dat het Reitdiep College als werkgever van de stafmedewerker, aansprakelijk is voor zijn schade.
3.2.
OSG2 voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , althans tot afwijzing van zijn vorderingen en veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Daartoe voert OSG2 aan, samengevat weergegeven, dat ondanks de valse start van het dienstverband door het opzettelijk verzwijgen van het arbeidsverleden bij Wessel Gansfort en de klachten van leerlingen, de stafmedewerker namens de directeur de vragen van de RSG Ter Apel waarheidsgetrouw en genuanceerd heeft beantwoord. OSG2 voert aan dat [eiser] er voor heeft gekozen het Reitdiep College als referent op te geven bij zijn sollicitatie en dat hij niet mocht verwachten dat bij het geven van informatie over zijn persoon en zijn functioneren, het gat in zijn curriculum vitae, de commotie waartoe dat heeft geleid en de afspraken die naar aanleiding daarvan zijn gemaakt, tegenover de RSG Ter Apel zouden worden verzwegen. OSG2 betwist verder aansprakelijkheid voor de gestelde schade, waartoe zij aanvoert dat niet vaststaat dat als gevolg van de gegeven referentie [eiser] niet is aangenomen, de door [eiser] gestelde inkomensschade onjuist is begroot doordat geen rekening is gehouden met de WW-/WOVO uitkering die [eiser] heeft ontvangen en dat [eiser] de door hem gestelde "naamschade" niet of onvoldoende heeft onderbouwd.
4 De beoordeling
4.1.
Het gaat in deze zaak, met het oog op een doelmatige bespreking samengevat weergegeven, om het volgende. [eiser] houdt zijn voormalig werkgeefster OSG2 aansprakelijk voor de schade die hij stelt te lijden, doordat informatie over hem en de wijze waarop hij zijn dienstverband bij OSG2 heeft vervuld, is verstrekt aan een mogelijke nieuwe werkgever. [eiser] stelt dat die informatie ten onrechte is gegeven door een stafmedewerker die niet zijn leidinggevende is geweest en dat de gegeven informatief bovendien feitelijk onjuist is. OSG2 betwist haar aansprakelijkheid en het bestaan van de gestelde schade. Ten aanzien van de tegen deze achtergrond tussen partijen opgekomen geschilpunten overweegt de kantonrechter als volgt.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat niet vaststaat dat [eiser] niet is aangenomen door de RSG Ter Apel als gevolg van de informatie die het Reitdiep College over hem heeft verstrekt. Om proceseconomische redenen zal de kantonrechter echter bij de beoordeling van het geschil van dat oorzakelijk verband veronderstellenderwijs uitgaan en aan [eiser] geen bewijs opdragen van zijn in dit verband betrokken stellingen.
4.3.
[eiser] laat zijn stelling dat OSG2 jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld, rusten op twee pijlers die kennelijk volgens hem ieder voor zich of bezien vanuit een gezamenlijk verband, een onrechtmatige daad met zich brengen. De eerste pijler betreft de stelling dat de informatie is verstrekt door een stafmedewerker en niet, zoals [eiser] stelt, zoals te doen gebruikelijk door iemand die als leidinggevende heeft gewerkt met de docent die de referentie aangaat zoals een locatieleider, afdelingsleider of teamleider. De tweede pijler betreft de stelling dat de stafmedewerker feitelijk onjuiste informatie heeft verstrekt.
4.4.
Zonder nadere toelichting die [eiser] niet geeft, is niet begrijpelijk waarom een stafmedewerker geen informatie mag geven en het geven van informatie onrechtmatig zou zijn. Dat in de gegeven omstandigheden de stafmedewerker namens de directeur, informatie heeft gegeven, is bovendien in het licht van de door OSG2 ter toelichting op de feitelijke gang van zaken gestelde en door [eiser] niet weersproken feiten, begrijpelijk. OSG2 stelt dat de stafmedewerker nauw betrokken is geweest bij de behandeling van de kennisgeving van de ouder van een leerling over het ontslag van [eiser] bij het Wessel Gansfort en de stafmedewerker de directeur van het Reitdiep College daarover heeft geadviseerd. OSG2 stelt verder dat de stafmedewerker de directeur heeft geadviseerd over hoe om te gaan met de melding van een aantal leerlingen over aanrakingen door [eiser] , het nakijken van meisjes en het hen aanspreken met "lieverd".
4.5.
[eiser] stelt verder dat de aan de RSG Ter Apel verstrekte informatie feitelijk onjuist is. Die stelling heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd. Uit de stellingen van [eiser] kan niet voldoende concreet blijken welke informatie volgens hem is verstrekt en waaruit blijkt dat die verstrekte informatie feitelijk onjuist was. [eiser] stelt in dit verband onder randnummer 6 van zijn conclusie van repliek:
Aangezien het e-mailbericht van mevrouw [naam stafmedewerker] [de stafmedewerker, ktr.] dateert van kort nadat het gesprek plaatsgevonden heeft, acht [eiser] dit aanzienlijk betrouwbaarder dan de conclusie van antwoord. Mevrouw [naam stafmedewerker] bestrijdt hierin niet gezegd te hebben dat hij geen verklaring van goed gedrag af zou hebben gegeven of gezegd te hebben dat vrouwelijke collega's zich zeer onzeker bij hem zouden hebben gevoeld. (…)
4.6.
Het e-mailbericht waarop [eiser] doelt, geeft geen enkele aanleiding om, zoals [eiser] doet, a contrario aan te nemen dat wat in het e-mailbericht "niet wordt bestreden" als informatie aan de RSG Ter Apel is verstrekt. Wel kan uit wat [eiser] stelt worden afgeleid dat hij het onrechtmatig acht als de stafmedewerker heeft gezegd dat hij geen Verklaring Omtrent het Gedrag heeft verstrekt of als de stafmedewerker heeft gezegd dat vrouwelijke collega's zich zeer onzeker bij hem hebben gevoeld.
4.7.
[eiser] miskent echter dat bij het geven van de informatie mocht worden uitgegaan van de informatie die de directeur van de CSG Wessel Gansfort aan het Reitdiep College heeft verstrekt, zoals die hiervoor is weergegeven in de in rov. 2.3. weergegeven brief. [eiser] heeft niet weersproken dat die informatie aan het Reitdiep College is verstrekt. Het is [eiser] geweest die er voor heeft gekozen het Reitdiep College te misleiden door opportuniteitshalve bij zijn sollicitatie een niet waarheidsgetrouw curriculum vitae te gebruiken, met alle gevolgen van dien. In de gegeven omstandigheden had [eiser] er rekening mee moeten houden dat de commotie waartoe het verzwijgen van de onfortuinlijke aanstelling bij de CSG Wessel Gansfort heeft geleid bij het Reitdiep College, en de afspraken die naar aanleiding daarvan zijn gemaakt bij het geven van een referentie zouden worden gedeeld met een mogelijk nieuwe werkgever.
4.8.
[eiser] miskent verder dat het Reitdiep College bovendien uit haar eigen ervaringen kon putten. Die eigen ervaringen komen erop neer dat [eiser] niet in staat was (tijdig) een Verklaring Omtrent het Gedrag te verstrekken en dat ook op het Reitdiep College is geklaagd over grensoverschrijdend gedrag van [eiser] , wat met zich heeft gebracht dat de hiervoor in rov. 2.5. weergegeven en naar de opvatting van kantonrechter ongebruikelijke afspraken met [eiser] zijn gemaakt, die kennelijk als noodzakelijk werden ervaren om [eiser] als invaldocent te kunnen handhaven.
4.9.
De kantonrechter ziet in het licht van deze zaak aanleiding om te overwegen dat het zonder meer zorgelijk is te noemen dat OSG2 kennelijk miskent dat het verstrekken van een Verklaring Omtrent het Gedrag in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en in het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie verplicht is voor (onder meer) docenten. Door een docent aan te stellen en te laten werken voordat hij een verklaring omtrent het gedrag heeft verstrekt, wordt niet alleen de wet overtreden maar mist ook iedere borging dat het gedrag van een aan te stellen docent in het verleden géén bezwaar vormt voor het vervullen van de functie. Door een docent aan te stellen voordat die docent een Verklaring Omtrent het Gedrag heeft verstrekt, wordt het immers mogelijk gemaakt dat die docent in het verleden een strafbaar heeft gepleegd dat relevant is voor het vervullen van zijn functie en aan het vervullen van die functie in de weg staat.
4.10.
Of [eiser] op enig moment een Verklaring Omtrent het Gedrag heeft verstrekt, wordt in deze zaak door beide partijen wijselijk in het midden gelaten. [eiser] stelt niet dit dat hij die verklaring heeft verstrekt. In een door hem als productie 4 aan zijn dagvaarding gehechte kopie van een e-mailbericht aan de stafmedewerker vermeldt [eiser] hierover niet meer dan:
Bij mijn weten is deze verklaring door mij ingeleverd, immers anders zou de directie hebben moeten zeggen in uiterlijk februari, wij hebben van jou geen verklaring van goed gedragen gekregen, deze is voorwaardelijk voor het werken hier en daarom wordt jouw contract door het Reitdiep ontbonden en dien je je weg te gaan.
4.11.
Al het voorgaande tezamen genomen, leidt tot de slotsom dat als veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de door [eiser] aan OSG2 verweten gedragingen, dat niet kan leiden tot toewijzing van de vorderingen. OSG2 heeft jegens [eiser] niet onrechtmatig gehandeld. De vorderingen zullen worden afgewezen.
4.12.
[eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de op de gebruikelijke wijze te begroten kosten van deze procedure.
5 De beslissing
De kantonrechter
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van OSG2 tot op heden begroot op € 1.802,-- aan salaris gemachtigde,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R. Tromp, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2016.1