2. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, kan, indien tegen een besluit bij de bestuursrechter voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.1.
Ingevolge artikel 2, onder b, van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren.
Ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
2.2.
Op 22 januari 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen “het Damoclesbeleid gemeente Groningen 2013” (hierna: het beleid) vastgesteld. Op 7 februari 2013 is het beleid bekendgemaakt.
Het beleid houdt ten aanzien van woningen het volgende in:
‘Als het gaat om de verkoop, aflevering of verstrekking of het daartoe aanwezig hebben van softdrugs in/vanuit bewoonde panden:
- handel in softdrugs tot en met 500 gram:
bij een handelshoeveelheid tot en met 500 gram wordt een sanctie opgelegd die varieert van een waarschuwing tot een sluiting voor een duur van maximaal drie maanden.
Als uitgangspunt geldt dat de hiervoor genoemde maximumsanctie wordt opgelegd, tenzij naar het oordeel van de burgemeester de omstandigheden van het concrete geval nopen tot het opleggen van een lichtere sanctie.’
In paragraaf 4.2. van het beleid ‘relevante indicatoren voor het bepalen van de zwaarte van de sanctie’ is aangegeven dat de navolgende (niet-limitatieve) indicatoren zijn betrokken bij het bepalen van de zwaarte voor de op te leggen sancties:
- de hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet (dit zal in ieder geval een als handelshoeveelheid aan te merken hoeveelheid moeten zijn);
- ( andere) signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) (handels)geld, een weegschaal, assimilatielampen e.d.;
- de mate waarin het gebouw betrokken is bij de drugshandel in georganiseerd verband;
- de mate waarin het gebouw bekend staat als drugsadres;
- de vraag of sprake is van gewelds- of andere openbare orde delicten;
- de vraag of sprake is van één of meer (vuur)wapens/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;
- het bestaan van een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/ betrokkene(n);
- het bestaan van een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name gedacht worden aan antecedenten ten aanzien van de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);
- de vraag of sprake is van recidive;
- de vraag of sprake is van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet;
- de mate van brandgevaar en/of ander gevaar voor de omgeving; de mate van risico voor omwonenden;
- de mate van overlast en de effecten op de omgeving;
- de aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt;
- de aannemelijkheid dat behalve het pand of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband.