Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNNE:2017:343

Rechtbank Noord-Nederland
07-02-2017
07-02-2017
5591346 \ VV EXPL 16-120
Civiel recht
Kort geding

Gebruik buitenlandse charters. Naleving basisvoorwaarden CAO.

Rechtspraak.nl
NJF 2017/233
AR 2017/665
RAR 2017/72
JAR 2017/84
AR-Updates.nl 2017-0138
VAAN-AR-Updates.nl 2017-0138

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Assen

zaak-/rolnummer: 5591346 \ VV EXPL 16-120

vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 5 Rv van 7 februari 2017

in de zaak van

1 [eiser 1] , wonende te Den Andel,

2. [eiser 2] , wonende te Alteveer,

3. [eiser 3] , wonende te Wolvega,

4. De Vereniging Federatie Nederlandse Vakbeweging FNV, gevestigd te Amsterdam,

eisers 1 tot en met 3 hierna afzonderlijk bij naam dan wel gezamenlijk te noemen:

werknemers en eiser 4: FNV,

eisende partijen,

gemachtigde: mr. J.H. Mastenbroek,

tegen

De besloten vennootschap De Verenigde Eigen Vervoerders B.V., h.o.d.n. [gedaagde] Trans Holland B.V.,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

gevestigd en kantoorhoudende te 7825 GC Emmen, Curiestraat 2,

gedaagde partij,

gemachtigde: mr. L.H. Haarsma.

1 De procedure

1.1.

FNV en werknemers vorderen bij dagvaarding van 16 januari 2017 - en na akte vermeerdering van eis - om bij wege van onmiddellijke voorziening, [gedaagde] :

I. te veroordelen om aan FNV binnen twee dagen na betekening van het vonnis ten aanzien van betalingsperiode 11 van 10 werknemers van [gedaagde] urenstaten en bijbehorende salarisstroken toe te zenden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag;

II. te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 7.500,- aan FNV als bedoeld in artikel 15 en 16 wet CAO;

III. te gebieden om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis te voldoen aan het bepaalde in artikel 73 van de CAO, door bij het inschakelen van charters, waaronder met name de aan [gedaagde] gelieerde vennootschappen [gedaagde] Trans-Holland Spzoo en [gedaagde] Trans Holland Service Moldavië te bedingen (schriftelijk vast te leggen en erop toezien) dat de chauffeurs in dienst van deze charters beloond zullen worden conform de basisvoorwaarden van de CAO, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per keer en per dag;

IV. te veroordelen tot betaling aan [eiser 1] van een bedrag van € 505,87 (bruto) per betalingsperiode vanaf 1 januari 2016 tot de dag dat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente;

V. te veroordelen tot betaling aan [eiser 2] van een bedrag van € 791,45 (bruto) per betalingsperiode vanaf 1 januari 2016 tot de dag dat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente;

VI. te veroordelen tot betaling aan [eiser 3] van een bedrag van € 545,42 (bruto) per betalingsperiode vanaf 1 januari 2016 tot de dag dat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente;

VII. te verbieden om na betekening van het vonnis haar chauffeurs en de door haar in charter ingeleende chauffeurs de normale wekelijkse rusttijd van 45 uur zoals bedoeld in de Rij- en rusttijdenverordening in het voertuig te laten doorbrengen en [gedaagde] te gebieden om deze chauffeurs de rust op de standplaats te laten genieten, dan wel andere voorzieningen te treffen waardoor zij niet de rust in het voertuig hoeven door te brengen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per keer en per dag;

VIII. te veroordelen tot betaling van de proceskosten.

1.2.

Nadat de zaak ter terechtzitting werd behandeld, van welke behandeling aantekeningen werden gemaakt, werd vonnis op heden bepaald.

1.3.

De inhoud van alle stukken geldt als hier herhaald.

2 De feiten

2.1.

De kantonrechter gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.

2.2.

Werknemers zijn in dienst bij transportonderneming [gedaagde] als internationaal chauffeur. Op de arbeidsovereenkomsten is de CAO Beroepsgoederenvervoer over de weg en verhuur van mobiele kranen van toepassing (hierna: de CAO). De CAO is algemeen verbindend verklaard.

2.3.

Werknemers zijn actieve FNV (kader)leden.

2.4.

[gedaagde] maakt bij haar werkzaamheden gebruik van aan haar gelieerde ondernemingen in Polen en Moldavië: [gedaagde] Trans Holland Spzoo en [gedaagde] Trans Holland Service. Buitenlandse chauffeurs die vanuit deze ondernemingen worden ingezet rijden voor [gedaagde] tussen Nederland en Scandinavië. Het door deze buitenlandse chauffeurs ontvangen loon is niet conform de CAO.

2.5.

[gedaagde] bezit 90% van de aandelen van voornoemde vennootschap in Polen.

2.6.

FNV en [gedaagde] zijn al geruime tijd in discussie over de naleving van de CAO door [gedaagde] . Partijen hebben in dit verband verschillende overleggen gevoerd. Bij brief van 8 november 2016 heeft FNV [gedaagde] gesommeerd om de CAO en de Rij- en rusttijdenverordening EU 561-2006 (hierna: De Rij- en rusttijdenverordening) te handhaven.

In deze brief staan ten aanzien van de nakoming van de CAO onder meer de volgende verzoeken aan [gedaagde] :

- het verzoek om urenverantwoordingsstaten en salarisstroken van betalingsperiode 11 van 10 werknemers te ontvangen;

- het verzoek om werknemers in staat te stellen om overuren te maken;

- het verzoek om buitenlandse chauffeurs van [gedaagde] Trans-Holland Spzoo en Trans Holland Service conform de CAO te belonen.

2.7.

Op 3 januari 2017 hebben FNV en [gedaagde] een gesprek gevoerd. [gedaagde] heeft FNV toen toegezegd de verzochte stukken toe te zenden.

2.8.

[gedaagde] zet de werknemers sinds januari 2016 niet meer structureel in voor het maken van overuren. Werknemers worden momenteel in het geheel niet meer opgeroepen door [gedaagde] voor het verrichten van werkzaamheden. Zij hebben zich hiertoe wel beschikbaar gesteld.

3 De grondslag van de vorderingen

3.1.

FNV stelt ter onderbouwing van haar vorderingen dat [gedaagde] de CAO niet (juist) naleeft. FNV noemt hierbij specifiek de artikelen 26, 73 en 78 CAO en stelt daarnaast dat [gedaagde] zich niet houdt aan de Rij- en rusttijdenverordening. FNV stelt dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan haar herhaaldelijke verzoeken om deze regelingen na te komen en zij er thans een spoedeisend belang bij heeft dat dit alsnog gebeurt. FNV stelt dat haar gebleken is dat [gedaagde] steeds vaker chauffeurs via een charterconstructie inzet en daarmee steeds vaker in strijd met de CAO handelt. FNV stelt dat iedere dag dat [gedaagde] de CAO niet naleeft, haar schade als vakbond groter wordt. FNV benadrukt daarbij dat zij zich ten doel stelt de belangen van onder andere chauffeurs in Nederland te behartigen en naleving van de CAO een belangrijke voorwaarde is voor het handhaven van een gunstig klimaat voor werknemers in Nederland.

3.2.

De werknemers stellen ter onderbouwing van hun vorderingen dat zij door [gedaagde] worden gepest en uitgerookt en veel minder loon krijgen dan hen toekomt. De werknemers stellen dat nu zij door [gedaagde] niet in staat worden gesteld om overwerkuren te verrichten, er sprake is van een forse achteruitgang in het salaris. Omdat zij daardoor steeds verder in betalingsproblemen komen, stellen zij een spoedeisend belang bij hun vorderingen te hebben.

3.3.

Op de stellingen van FNV en de werknemers wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 Het verweer

4.1.

[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen en FNV en de werknemers te veroordelen in de proceskosten. Op de stellingen van [gedaagde] wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5 De beoordeling

5.1.

De kantonrechter acht allereerst het spoedeisend belang bij zowel de vorderingen van FNV als de werknemers voldoende gegeven. Hoewel [gedaagde] heeft erkend dat het spoedeisend belang ten aanzien van de vorderingen van FNV gegeven is, heeft zij betwist dat dit het geval is bij de werknemers aangezien zij hun loon doorbetaald krijgen.

De kantonrechter volgt dit verweer van [gedaagde] niet. Nu vast staat dat werknemers - anders dan voorheen steeds het geval was - thans geen overwerkvergoeding meer ontvangen en zij voldoende aannemelijk hebben gemaakt zij vanwege het niet ontvangen daarvan in betalingsproblemen komen, is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden dat de werknemers een spoedeisend belang bij hun vorderingen hebben. De kantonrechter gaat daarom over tot een inhoudelijke beoordeling en zal de vorderingen van FNV en de werknemers achtereenvolgens bespreken.

De vorderingen van FNV

de vordering onder I: de urenstaten en salarisstroken

5.2.

FNV stelt ter onderbouwing van deze vordering dat [gedaagde] - ondanks herhaaldelijke verzoeken en toezeggingen - niet aan het bepaalde van artikel 26 CAO voldoet en blijft weigeren deze door FNV verzochte gegevens te verstrekken.

5.3.

[gedaagde] heeft aangevoerd dat zij de door FNV gevraagde stukken reeds in 2015 en nogmaals voor de zitting heeft verstrekt en daartoe verwezen naar door haar overgelegde loonspecificaties en urenverantwoordingsstaten. Hoewel FNV de juistheid van de overgelegde loonspecificaties niet afzonderlijk heeft betwist, heeft zij ter zitting weersproken dat de door [gedaagde] overgelegde urenstaten voldoen aan de in de CAO gestelde voorwaarden. De kantonrechter stelt vast dat in artikel 26 lid 2.c. van de CAO staat vermeld dat een urenverantwoordingstaat minimaal de volgende gegevens dient te bevatten: "de datum; de diensttijd alsmede de dagtotalen daarvan; de rusttijd; de pauzes; de correcties en de naam en handtekening van de chauffeur." Op grond van lid 2.d. van voornoemd artikel van de CAO dient de werknemer na controle door de werkgever een voor akkoord getekend exemplaar van de urenverantwoordingsstaat terug te ontvangen. Los van het feit dat de door [gedaagde] overgelegde afschriften van de digitale urenverantwoordingsstaten - zoals ook door FNV opgemerkt - niet goed leesbaar zijn, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat deze urenstaten niet alle voornoemde gegevens bevatten zoals voorgeschreven in de CAO. [gedaagde] heeft in dit verband ook niet betwist dat deze door haar overgelegde urenstaten niet overeenkomen met een door FNV overgelegd exemplaar van een - zoals door FNV gesteld - normaliter door [gedaagde] gebruikte urenverantwoordingsstaat (in dit geval van werknemer [eiser 3] ). De reden waarom [gedaagde] thans een ander exemplaar heeft overgelegd dan zij kennelijk normaliter gebruikt, is evenmin verduidelijkt. Het verweer van [gedaagde] dat zij sinds 2014 met de digitale urenstaten werkt zoals door haar overgelegd, gaat naar het oordeel van de kantonrechter vooralsnog niet op nu uit het door FNV overgelegde exemplaar van de urenverantwoordingsstaat van werknemer [eiser 3] blijkt dat deze is opgemaakt voor de periode "14-11 tot 21-11-16". Nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] andere dan de door haar overgelegde digitale urenstaten aan FNV heeft overgelegd, leidt dit ertoe dat de kantonrechter dit deel van de vordering van FNV, inclusief een dwangsom, zal toewijzen. De kantonrechter stelt de termijn waarbinnen [gedaagde] de urenstaten dient te overleggen op veertien dagen na betekening van het vonnis. Omdat vast staat dat [gedaagde] voor de zitting wel loonspecificaties heeft overgelegd en FNV de juistheid hiervan niet gemotiveerd heeft betwist, zal dit deel van de vordering worden afgewezen. De toe te wijzen dwangsom zal om deze reden niet zoals gevorderd geheel worden toegewezen, maar worden beperkt en gemaximeerd zoals in de beslissing te bepalen.

de vordering onder II: de schadevergoeding

5.4.

Nu uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] in strijd met de CAO niet (tijdig) de juiste urenverantwoordingsstaten heeft overgelegd en daarmee ook vast staat dat zij niet heeft voldaan aan het in dit verband door FNV gedane verzoek (zoals verwoord in de brief van

8 november 2016 (samengevat weergegeven in r.o. 2.6.) is de kantonrechter met FNV van oordeel dat uit artikel 78 CAO (lid 1.a. en c. CAO jo artikel 15 en 16 Wet CAO) volgt dat [gedaagde] jegens FNV schadeplichtig is. Nu uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] met het niet overleggen van de juiste urenverantwoordingsstaten niet heeft voldaan aan de naleving van de CAO en zijn schadeplichtigheid hieruit voortvloeit, gaat zijn beroep op lid 1.f. van artikel 78 CAO waarin is bepaald dat er geen controle van artikel 26 CAO plaats zal vinden indien de werkgever in de 12 maanden voorafgaand reeds door één van de werknemersorganisaties op CAO-naleving is gecontroleerd, naar voorshands oordeel van de kantonrechter niet op. Omdat hiervoor is overwogen dat de kantonrechter niet de gehele vordering onder I. zal toewijzen, ziet hij aanleiding de door FNV gevorderde schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 5.000,00. Dit bedrag zal worden toegewezen.

de vordering onder III: beloning conform CAO

5.5.

FNV stelt ter onderbouwing van dit deel van haar vordering dat [gedaagde] via de door haar gebruikte charterconstructie de CAO doelbewust ontduikt. FNV stelt dat de buitenlandse chauffeurs - die in dienst zijn van de aan [gedaagde] gelieerde ondernemingen [gedaagde] Trans Holland Spzoo en [gedaagde] Trans Holland Service - in strijd met de CAO loon ontvangen naar Oost-Europese maatstaven. FNV stelt dat alles echter via [gedaagde] verloopt en de werkzaamheden steeds in en vanuit Emmen en dus vanuit Nederland worden verricht waardoor [gedaagde] volgens FNV gehouden is aan de CAO. FNV verwijst hiervoor onder meer naar een verklaring van een Poolse werknemer en door haar overgelegde vrachtbrieven, planlijsten en boordcomputerberichten waarop steeds enkel [gedaagde] als vervoerder staat vermeld en waaruit ook blijkt dat ritten (bijna standaard) in tweeën worden opgesplitst. De ritten worden aldus FNV op één vrachtbrief gereden, maar uitgevoerd door twee chauffeurs: een in dienst bij [gedaagde] Polen of Moldavië en een in dienst van [gedaagde] . Het enige verschil is volgens FNV dat de buitenlandse chauffeurs een basisloon hebben dat ongeveer acht keer lager ligt dan het basisloon conform de CAO. Naar stelling van FNV leeft [gedaagde] daarmee de charterbepaling van artikel 73 CAO niet na en dienen ook de charter chauffeurs betaald worden conform de basisvoorwaarden uit de CAO.

5.6.

[gedaagde] betwist de toepasselijkheid van de charterbepaling van artikel 73 CAO en betwist dat de enkele omstandigheid dat een opdracht tot vervoer van goederen aan een buitenlandse vennootschap wordt gegeven, al toereikend is om aan te nemen dat de rit die vervolgens door de chauffeur van die buitenlandse vennootschap wordt uitgevoerd, heeft te gelden als een uitvoering van de overeenkomst van onderaanneming in/of vanuit [gedaagde] . [gedaagde] voert hiertoe aan dat de vennootschap naar Pools recht een zelfstandig opererende onderneming is met een eigen vervoersmanager die permanent leiding geeft aan de vervoersactiviteiten en ook een eigen planningsmedewerker in dienst heeft. [gedaagde] voert aan dat de chauffeurs die op de betreffende vrachtwagens rijden in dienst zijn van dat bedrijf en ook van dat bedrijf opdrachten en instructies van de planning ontvangen. [gedaagde] benadrukt daarbij dat deze Poolse vennootschap administratief personeel in dienst heeft en haar eigen administratie bewaart. [gedaagde] betwist verder de toepasselijkheid van de detacheringsrichtlijn zoals voorgeschreven in artikel 73 CAO.

5.7.

De kantonrechter overweegt het volgende. De kantonrechter begrijpt dit deel van de vordering van FNV aldus dat FNV van [gedaagde] vordert dat zij schriftelijk vastlegt en er op toeziet, dat de door haar (al dan niet via charter met de aan [gedaagde] gelieerde vennootschappen [gedaagde] Trans-Holland Spzoo en [gedaagde] Trans Holland Service Moldavië) ingeschakelde chauffeurs beloond zullen worden conform de basisvoorwaarden van de CAO. De kantonrechter acht dit deel van de vordering toewijsbaar.

5.8.

Vast staat dat [gedaagde] gebruik maakt van chauffeurs van aan haar gelieerde vennootschappen in Polen en Moldavië. Naar het oordeel van de kantonrechter is er in het kader van dit kort geding voldoende aannemelijk geworden dat deze aan [gedaagde] gelieerde vennootschappen op dusdanige wijze als een verlengstuk van [gedaagde] (Nederland) moeten worden gezien, dat hieruit volgt dat de door [gedaagde] via deze vennootschappen ingeschakelde chauffeurs hetzelfde loon moeten ontvangen als de chauffeurs die rechtstreeks bij [gedaagde] in dienst zijn. De basisvoorwaarden die in de - algemeen verbindend verklaarde - CAO onder meer ten aanzien van de beloning staan vermeld, dienen om die reden naar voorshands oordeel van de kantonrechter ook op deze door tussenkomst van de gelieerde vennootschappen ingeschakelde chauffeurs van toepassing te zijn.

5.9.

De kantonrechter acht hiervoor ten eerste redengevend dat vast staat dat

[gedaagde] voor 90% aandeelhouder is van de Poolse vennootschap en het voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] ook de zeggenschap in deze vennootschap heeft.

Ook de stelling ter zitting van de directeur van [gedaagde] dat hij naar aanleiding van een aan hem gerapporteerde diefstal door een Poolse werknemer van 2500 pallets daar naar toe is gegaan om - zoals de kantonrechter begrijpt - hierover te praten dan wel dit uit te zoeken, ondersteunt dit. Uit de door FNV overgelegde planlijsten en vrachtbrieven van de betreffende vennootschappen waarop [gedaagde] als vervoerder staat vermeld, is verder voldoende aannemelijk geworden dat de aansturing van de buitenlandse vennootschappen vanuit Emmen - en daarmee vanuit [gedaagde] - plaatsvindt. Dat er een directe link met [gedaagde] (Nederland) is, blijkt ook uit de door FNV overgelegde afdruk van de op de Moldaafse website gepubliceerde vacature waarop de contactgegevens (telefoonnummer, fax, e-mail en website) van [gedaagde] (Nederland) staan vermeld. Uit een door FNV overgelegde afdruk van de Poolse website blijkt dat dit ook voor deze vennootschap het geval is nu hierop eveneens een verwijzing staat vermeld naar [gedaagde] (Nederland). Dat de buitenlandse vennootschappen in het licht van het voorgaande als een verlengstuk van [gedaagde] moeten worden gezien, is daarmee naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden.

5.10.

Het verweer van [gedaagde] aangaande haar Poolse vestiging maakt dit vooralsnog niet anders. Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd, acht de kantonrechter de door FNV overgelegde vertaling van een verklaring van een Poolse werknemer hierbij van belang.

In deze verklaring staat onder meer vermeld: “Ik was werkzaam bij het bedrijf [gedaagde] Trans Holland. De planning kreeg ik uit Nederland. Ik kreeg een basisloon van 1300,- PLN- plus een dagvergoeding (onkostenvergoeding) van 55,- euro per etmaal. De werkzaamheden startte en eindigde ik in Nederland-Emmen. Mijn diensten betroffen grotendeels klanten uit Scandinavië (…)Naar mijn werk werd ik gebracht met een firmabusje; ik ben nooit bij [gedaagde] (onleesbaar) in Polen geweest. (…)”. Hoewel [gedaagde] ter zitting heeft aangevoerd dat deze specifieke Poolse werknemer de hiervoor genoemde diefstal heeft verricht en aangevoerd heeft dat de verklaring daarom uit wrok is gedaan, wordt deze verklaring ondersteund met voorgaande door FNV geleverde onderbouwingen waaruit naar voorshands oordeel van de kantonrechter de zeggenschap en aansturing vanuit [gedaagde] (Nederland) in en van de buitenlandse vennootschappen blijkt. Nu bovendien zowel de exacte data van de diefstal als van de verklaring niet bekend zijn, staat in het kader van dit kort geding hoe dan ook niet vast of de verklaring van de Poolse werknemer inderdaad daadwerkelijk na de aangifte van de diefstal is opgemaakt, zoals door [gedaagde] aangevoerd.

5.11.

Nu [gedaagde] ten slotte niet heeft betwist dat zij ritten "splits" te Emmen en op deze ritten gebruik maakt van buitenlandse chauffeurs op het traject Scandinavië - Emmen en van Nederlandse chauffeurs op de trajecten vanaf Emmen en hiervoor geen andere dan een financiële verklaring heeft gegeven, is de kantonrechter concluderend van oordeel dat [gedaagde] de door haar ingeschakelde buitenlandse chauffeurs hetzelfde loon dient te voldoen als de bij haar in Nederland in dienst zijnde chauffeurs, dat wil zeggen het loon conform de CAO. Hoewel [gedaagde] ter zitting heeft aangevoerd dat de buitenlandse chauffeurs wel loon naar Nederlandse maatstaven ontvangen, is niet betwist dat dit loon niet conform de CAO is zodat de kantonrechter voorbij gaat aan dit verweer.

5.12.

Aangezien de kantonrechter de vordering van de FNV onder III. om voorgaande redenen reeds toewijsbaar acht, kan de tussen partijen in geschil zijnde vraag of de charterbepaling van artikel 73 lid 1 CAO al dan niet van toepassing is in het kader van dit kort geding in het midden blijven. De kantonrechter zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen zoals in de beslissing te bepalen. De gevorderde dwangsom zal ook worden toegewezen, maar worden gemaximeerd zoals in de beslissing te bepalen.

de vordering onder VII: de rusttijd conform de Rij- en rusttijdenverordening:

5.13.

FNV stelt dat [gedaagde] haar chauffeurs in strijd met de Rij- en rusttijdenverordening de normale rust van 45 uur in het voertuig laat doorbrengen en haar buitenlandse chauffeurs zelfs maandenlang in het voertuig vertoeven, wat volgens de FNV tot onmenselijke situaties leidt. FNV heeft in dit verband onder meer verwezen naar een vacature waarin chauffeurs voor drie maanden worden geworven en naar verklaring van een informant ter zitting. FNV heeft daarnaast nog een verklaring van een Poolse chauffeur genoemd.

5.14.

[gedaagde] heeft betwist dat zij de Rij - en rusttijdenverordening overtreedt en aangevoerd dat zij haar werknemers goed behandeld. Taferelen als door FNV geschetst weken of zelfs maanden op de vrachtauto - gebeuren naar stelling van [gedaagde] niet binnen haar onderneming.

5.15.

De kantonrechter stelt vast dat uit artikel 4 sub h van de Rij- en rusttijdenverordening volgt dat de "wekelijkse rusttijd" een periode van ten minste 45 uur omvat en deze wekelijkse rusttijd onder voorwaarden verkort kan worden tot 24 uur. Zoals door FNV ook geschetst volgt uit artikel 8 van de verordening dat een bestuurder de dagelijkse en wekelijkse rusttijden moet nemen. In lid 8 is opgenomen dat "wanneer een bestuurder dit zo verkiest, "dagelijkse rusttijden en verkorte wekelijkse rusttijden" buiten de standplaats in een voertuig worden doorgebracht indien dit voor iedere bestuurder behoorlijke slaapfaciliteiten biedt en het voertuig stilstaat". Met FNV is de kantonrechter van oordeel dat hieruit volgt dat dit niet het geval is voor de in acht te nemen hiervoor genoemde "wekelijkse rusttijd" van 45 uur. [gedaagde] heeft ook niet ontkend dat deze bepaling in acht dient te worden genomen. Dat dit nu niet (altijd) gebeurd, heeft FNV naar voorshands oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt. Niet alleen hebben de heer [medewerker FNV] van FNV en werknemer [eiser 1] ter zitting verklaard dat de buitenlandse chauffeurs de 45 uur rust gewoonlijk in de vrachtwagen doorbrengen en zij altijd op de parkeerplaatsen te vinden zijn, maar heeft ook de ter zitting gehoorde informant de heer [netwerker] (een netwerker van een organisatie gelieerd aan FNV) verklaard dat hiervan sprake is. Uit zijn verklaring blijkt dat hij chauffeurs van diverse vrachtwagens op de parkeerplaatsen van IKEA over dit onderwerp heeft ondervraagd en zij hem allemaal hebben verklaard "weken tot maanden" van huis te zijn en niet één chauffeur hem heeft aangegeven dat hij in het weekend thuis is. De door FNV overgelegde tekst uit een vacature van [gedaagde] waarin als werkschema "drie maanden werk en rust een maand (thuis)" staat vermeld, ondersteunt deze verklaringen naar voorshands oordeel van de kantonrechter. De betwisting van [gedaagde] ter zitting en haar stelling dat de desbetreffende werknemers hun rust nemen in hun thuisland dan wel in de plaats waar hun standplaats is, doet hier vooralsnog niet aan af. Hieruit blijkt in het kader van dit kort geding onvoldoende dat de chauffeurs de rusttijd niet daadwerkelijk in het voertuig doorbrengen, zoals door FNV gesteld, en dat is in strijd is met de verordening.

De kantonrechter acht deze vordering van FNV op grond van het voorgaande dan ook toewijsbaar, inclusief de dwangsom die zal worden gemaximeerd zoals in de beslissing te bepalen. De kantonrechter merkt naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] ten overvloede nog op dat indien zij er zorg voor draagt dat de Rij- en rusttijdenverordening op een deugdelijke manier wordt nagekomen, dit tot gevolg heeft dat de dwangsommen niet verbeurd zullen worden.

De vorderingen van de werknemers

De vorderingen onder IV, V en VI: de overwerkvergoeding:

5.16.

De werknemers stellen dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hen handelt c.q. niet handelt zoals een goed werkgever betaamt. De werknemers stellen dat een internationaal chauffeur gemiddeld genomen meer dan 40 uur per week werkt en zij als

internationaal chauffeur ook afhankelijk zijn van deze overwerkuren. De werknemers stellen dat zij vanaf het begin van hun dienstverbanden stelselmatig voor meer dan 40 uur werden ingedeeld, maar sinds januari 2016 (veel) minder ingezet worden, terwijl andere werknemers wel overuren maken en er ook voldoende werk bij [gedaagde] is. De werknemers hebben de indruk dat hun bemoeienis met FNV om tot goede naleving van de CAO te komen hiermee te maken heeft en het niet inzetten van hen een bewuste keuze dan wel strategie van [gedaagde] is. Werknemers wijzen op de analogie van artikel 7:610b BW en stellen dat het niet werken van de overuren in de risicosfeer van [gedaagde] ligt. Werknemers vorderen daarom betaling van het gemiddeld aantal overuren en verwijzen ter onderbouwing van de door hun gevorderde bedragen naar door hen overgelegde berekeningen van FNV.

5.17.

[gedaagde] betwist de vorderingen van de werknemers en voert aan dat er geen overwerk meer is. [gedaagde] voert aan dat zij het de afgelopen jaren zwaar heeft gehad en in nauw overleg met FNV in 2015 is afgesproken om 40 uur per week werken aan te houden. [gedaagde] benadrukt dat in de arbeidsovereenkomsten ook 40 uur per week is gegarandeerd en zij dit de werknemers ook betaald. Van onrechtmatig handelen, dan wel handelen in strijd met zoals een goed werkgever betaamt is naar stelling van [gedaagde] geen sprake nu zij doet wat zij moet doen conform de arbeidsovereenkomsten en de CAO en dit ook in overleg met FNV is gebeurd. [gedaagde] bestrijdt ten slotte de door FNV gemaakte berekeningen.

5.18.

De kantonrechter acht de vorderingen van de werknemers toewijsbaar en overweegt hiertoe het volgende. [gedaagde] heeft niet betwist dat de werknemers voor 1 januari 2016 stelselmatig overuren maakten en dit sinds 1 januari 2016 in mindere mate dan voorheen het geval is geweest en zij hiervoor thans in het geheel niet meer worden opgeroepen.

Het verweer van [gedaagde] dat de reden hiervoor is dat er geen overwerk meer is, gaat naar voorlopig oordeel van de kantonrechter niet op aangezien uit de door [gedaagde] zelf overgelegde loonstroken van andere werknemers blijkt dat deze op dit moment structureel worden ingezet om overuren te maken. FNV heeft verder weersproken dat zij met [gedaagde] ten aanzien van de werknemers afspraken heeft gemaakt die erop neerkomen dat zij thans voor 40 uur zouden worden ingezet, zoals door [gedaagde] gesteld. Rekening houdend met de algemeen aanvaarde normen van goed werkgeverschap (van artikel 7:611 BW), is de kantonrechter gelet op het voorgaande vooralsnog van oordeel dat [gedaagde] door de werknemers anders dan voorheen en anders dan haar andere werknemers niet (meer) in te zetten voor het maken van overuren, niet handelt zoals een goed werkgever betaamt.

De kantonrechter gaat er daarbij voorshands van uit dat het maken van overuren kennelijk gebruikelijk is in het bedrijf van [gedaagde] . De vorderingen van de werknemers tot betaling van de door hen berekende overuren zullen dan ook op die grondslag worden toegewezen zoals in de beslissing te bepalen. Nu [gedaagde] haar verweer aangaande de berekeningen van FNV niet nader heeft geconcretiseerd, zij had daar tenminste berekeningen tegenover moeten zetten, gaat de kantonrechter aan dat verweer voorbij en zal hij in het kader van dit kort geding uitgaan van de juistheid van deze berekeningen die bij dagvaarding ook zijn onderbouwd met salarisspecificaties. De kantonrechter acht de gevorderde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en wettelijke rente over deze posten eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat de wettelijke verhoging gelet op de omstandigheden zal worden gematigd tot 25%.

5.19.

[gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij tot betaling van de proceskosten worden veroordeeld. Het salaris van de gemachtigde van FNV en de werknemers wordt begroot op 2 punten van het liquidatietarief kanton.

6 De beslissing

De kantonrechter recht doende als voorzieningenrechter:

6.1.

veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis ten aanzien van betalingsperiode 11 van 10 werknemers van [gedaagde] aan FNV de urenstaten toe te zenden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00,- per dag, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt;

6.2.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een schadevergoeding van € 5.000,00,- aan FNV als bedoeld in artikel 15 en 16 wet CAO;

6.3.

gebiedt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis schriftelijk vast te leggen en er op toe te zien, dat de door haar via de aan [gedaagde] gelieerde vennootschappen [gedaagde] Trans-Holland Spzoo en [gedaagde] Trans Holland Service Moldavië ingeschakelde chauffeurs beloond zullen worden conform de basisvoorwaarden van de CAO, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per keer dat [gedaagde] hieraan niet voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt;

6.4.

verbiedt [gedaagde] om na betekening van het vonnis haar chauffeurs en de door haar in charter ingeleende chauffeurs de normale wekelijkse rusttijd van 45 uur zoals bedoeld in de Rij- en rusttijdenverordening in het voertuig te laten doorbrengen en gebiedt [gedaagde] om deze chauffeurs de rust op de standplaats te laten genieten, dan wel andere voorzieningen te treffen waardoor zij niet de rust in het voertuig hoeven door te brengen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per keer dat [gedaagde] hieraan niet voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt;

6.5.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 1] van een bedrag van € 505,87 (bruto) per betalingsperiode vanaf 1 januari 2016 tot de dag dat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 25% en de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling;

6.6.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 2] van een bedrag van € 791,45 (bruto) per betalingsperiode vanaf 1 januari 2016 tot de dag dat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 25% en de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling;

6.7.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 3] van een bedrag van € 545,42 (bruto) per betalingsperiode vanaf 1 januari 2016 tot de dag dat het dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 25% en de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling;

6.8.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van werknemers begroot op € 85,42 aan dagvaardingskosten, € 79,00 aan vast recht en € 400,00 aan salaris gemachtigde;

6.9.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

6.10.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. R. Tj. Terpstra en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2017.

typ/conc: 368/ie

coll:

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.