[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
12 oktober 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F. Gosselaar, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2009 tot en met 2015 te [pleegplaats], gemeente Bellingwedde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], zijnde haar kind(eren), althans een/de kind(eren) over wie zij het gezag uitoefent, in elk geval een/de kind(eren) dat/die zij verzorgt of opvoedt als behorend tot haar gezin, heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal (telkens):
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op/tegen/in (een deel van) het lichaam te schoppen en/of trappen en/of slaan en/of stompen en/of
- richting die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] met stoelen en/of (een) ander(e) voorwerp(en) te gooien en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] onder de koude douche te zetten en/of
- de handen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] boven/bij het vuur te houden en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk met kracht (stevig) bij de oren te pakken.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De mishandelingen hebben bestaan uit schoppen, slaan, handen bij het vuur houden, bij de oren pakken en onder de koude douche zetten. Er is sprake van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dat van medeplegen kan worden gesproken. Medeverdachte [medeverdachte] heeft alle mishandelingen gepleegd. Verdachte heeft bij de politie bekend dat zij de kinderen wel eens onder de koude douche heeft gezet. Ter terechtzitting heeft zij verklaard dat zij de kinderen wel eens een corrigerende tik heeft gegeven en bij de oren heeft gepakt en dat zij [slachtoffer 3] eens een schop onder de kont heeft gegeven. Ook ten aanzien van de mishandelingen die verdachte niet zelf heeft gepleegd, kan zij worden aangemerkt als medepleger. Zij heeft bij herhaling waargenomen dat medeverdachte de kinderen sloeg. Op verdachte rustte als moeder een zorgplicht om haar kinderen te beschermen. Vanuit die zorgplicht heeft zij niet ingegrepen toen medeverdachte de mishandelingen pleegde. Door deze passieve houding steunde zij medeverdachte in zijn gedrag. Ook heeft verdachte geen veilig heenkomen voor haar kinderen gezocht, zodat zij in feite medeverdachte de gelegenheid gaf om door te gaan.
Ten aanzien van de pleegperiode heeft de officier van justitie gesteld dat de mishandelingen die zijn gepleegd voor 13 januari 2010 zijn verjaard op grond van artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn aangehouden en in verzekering gesteld op 26 januari 2016, wat de verjaring heeft gestuit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is geweest van mishandeling. De kinderen werden niet structureel onder een koude douche gezet. Dit is rond 2007 één keer gebeurd. Daarnaast werd er wel eens een corrigerende tik uitgedeeld. Mocht het zo zijn dat medeverdachte de handen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in een gasvlam zou hebben geduwd, dan hadden beide jongens hier lelijke brandwonden aan overgehouden. Niemand heeft echter brandwonden gezien. Ook zijn er geen aanwijzingen voor gescheurde oren, die zouden zijn ontstaan na het aan de oren trekken.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde periode ten aanzien van feit 3 moet worden ingekort en aanvangt op 13 januari 2010, nu de feiten voorafgaand aan die datum zijn verjaard. Op grond van artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht is de verjaringstermijn voor mishandeling zes jaar. Verdachte is in januari 2016 aangehouden en in verzekering gesteld en dit heeft de verjaring gestuit.
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat zij de kinderen onder de koude douche heeft gezet, een corrigerende tik heeft gegeven en [slachtoffer 3] eens een schop onder kont heeft gegeven. Ten aanzien van het onder de koude douche zetten geldt evenwel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat dit na 13 januari 2010 is gebeurd. Verdachte heeft verklaard dat dit niet meer is voorgekomen nadat er in 2009 hulpverlening is ingeschakeld en het tegendeel volgt niet uit de stukken in het dossier. Voor de overige door verdachte bekende handelingen is geen wettig bewijs, nu hiervan geen aangifte is gedaan en [slachtoffer 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hierover bovendien niets hebben verklaard.
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte ten aanzien van de door medeverdachte gepleegde mishandelingen als medepleger kan worden aangemerkt. De kwalificatie medeplegen is alleen gerechtvaardigd als de (intellectuele en/of materiële) bijdrage van een verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet is af te leiden dat er tussen verdachte en medeverdachte een zodanig bewuste en nauwe samenwerking was dat sprake is van medeplegen. Het aandeel van verdachte [verdachte] heeft blijkens de verklaringen van met name [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bestaan uit het ten tijde van de mishandelingen door medeverdachte niet ingrijpen, het zich niet distantiëren. Dit is onvoldoende voor het aannemen van medeplegen van mishandeling.
De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat zij heeft nagelaten in te grijpen. Door medeverdachte zijn gang te laten gaan met het onder haar ogen plegen van het ten laste gelegde feit, zou gesteld kunnen worden dat zij dit feit opzettelijk heeft bevorderd. Mede gelet op de rechtsplicht tot handelen die verdachte als moeder ten opzichte van haar jonge kinderen had, zou tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid kunnen worden gekomen. De officier van justitie heeft er echter voor gekozen deze variant niet ten laste te leggen.
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F. Gerding, voorzitter, mr. P.H.M. Smeets en
mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 oktober 2017.