1.6.
Het vakantiehuis in [plaats] is in 2008 gekocht en behoort tot het inkomen uit sparen en beleggen van eiser en zijn echtgenote.
2. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de bij 1.5 vermelde kosten op de inkomsten uit zorgverlening van de SVB in mindering kunnen worden gebracht. Verder is in geschil of de inkomsten uit zorgverlening voor de IB/PVV en ZVW 2014 tussen eiser en zijn echtgenote verdeeld kunnen worden.
3. Eiser stelt dat de kosten die worden gemaakt in verband met vakanties naar [plaats] ten laste kunnen worden gebracht van de ontvangen inkomsten uit zorgverlening. Daarnaast stelt eiser dat de inkomsten uit zorgverlening verdeeld kunnen worden over hem en zijn echtgenote, omdat deze inkomsten niet alleen voor hem zijn maar voor het gezin.
4. Verweerder stelt dat van de inkomsten uit zorgverlening alleen kosten die betrekking hebben op de verwerving daarvan kunnen worden afgetrokken. De kosten zoals gemaakt door eiser zien niet op zakelijke kosten, maar op privé-uitgaven waardoor deze niet als kosten in aftrek kunnen worden gebracht. Voorts stelt verweerder dat de inkomsten uit zorgverlening worden aangemerkt als persoonsgebonden inkomensbestanddeel waardoor deze inkomsten niet op grond van artikel 2.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB) overdraagbaar zijn of zijn toe te rekenen aan een fiscale partner.
5. De rechtbank overweegt dat de bij 1.3 vermelde inkomsten uit zorgverlening dienen te worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden (zie Hoge Raad van 8 juni 2007, nr. 42 044, ECLI:NL:HR:2007:AY3626). Het resultaat uit overige werkzaamheden wordt vastgesteld door de voordelen te verminderen met aftrekbare kosten. Kosten komen voor aftrek in aanmerking als ze zijn gemaakt in het kader van de uitvoering van de werkzaamheden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de kosten zoals genoemd onder 1.5 niet gemaakt in het kader van de uitvoering van de zorgwerkzaamheden. De kosten zien immers niet op zakelijke uitgaven die rechtstreeks verband houden met het verlenen van zorg, maar op reis- en verblijfkosten in het kader van vakantiedoeleinden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze kosten door verweerder dan ook terecht niet aangemerkt als aftrekbare kosten bij de bepaling van het resultaat uit overige werkzaamheden.
6. Nu niet is gebleken dat tussen partijen in geschil is dat de inkomsten voor zorgverlening door de SVB aan eiser zijn toegekend en uitbetaald, is de rechtbank van oordeel dat deze inkomsten terecht volledig bij eiser in aanmerking zijn genomen. In artikel 2.17 van de Wet IB is limitatief opgesomd welke inkomsten tot de gemeenschappelijk inkomsten worden gerekend en daarmee kunnen worden verdeeld tussen de fiscale partners. Resultaat uit overige werkzaamheden, waaronder de inkomsten uit zorgverlening vallen, maakt hier geen onderdeel van uit. De inkomsten zijn daarmee persoonsgebonden en niet toe te rekenen aan de echtgenote van eiser.
7. Tot slot wijst de rechtbank nog op het volgende. Uitgaande van eisers stelling dat de inkomsten uit zorgverlening zowel aan hem als aan zijn echtgenote zouden moeten toekomen omdat zij beiden zorg verlenen, ligt het op de weg van eiser en zijn echtgenote om voor de toekomst met de SVB overeen te komen om de betaling vanuit het PGB bij de gestelde taakverdeling aan te laten sluiten. Indien en voor zover de inkomsten uit zorgverlening vanuit het PGB aan eisers echtgenote worden uitbetaald, zullen deze inkomsten namelijk in beginsel bij haar belast zijn.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn de beroepen ongegrond.
9. De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiser heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de beschikkingen belastingrente.