RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 6572115 \ AR VERZ 18-3
beschikking van de kantonrechter van 13 maart 2018
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [V] Tankstations B.V.,
hierna te noemen: [V] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. S. Eernstman,
[S] ,
hierna te noemen: [S] ,
wonende te [adres]
verwerende partij,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [V] en [S] genoemd worden.
1 Procesverloop
1.1.
[V] heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [S] heeft, ondanks daartoe uitdrukkelijk in de gelegenheid te zijn gesteld, geen verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 13 februari 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. [S] is niet ter zitting verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen [V] verder ter toelichting van haar standpunt naar voren heeft gebracht.
1.3.
Ten slotte is beschikking bepaald.
2 De feiten
2.1.
[V] is een onderneming die zich bezighoudt met de exploitatie van Shell-tankstations in Noord-Nederland.
2.2.
[S] , geboren op 17 juli 1984, is met ingang van 1 juni 2008 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van [V] . [S] is bij [V] aangesteld in de functie van servicemedewerkster.
2.3.
Binnen de onderneming van [V] geldt een verzuimprotocol. In het verzuimprotocol is bepaald dat de werknemer in het geval van ziekte minimaal wekelijks contact houdt met de direct leidinggevende. Voorts is bepaald dat de werknemer bereikbaar dient te zijn voor de bedrijfsarts of voor de arbomedewerker van AON Verzuimadvies.
2.4.
Van 10 augustus 2016 tot en met 11 januari 2017 was [S] ziek. Aansluitend heeft [S] vanaf 11 januari 2017 zwangerschapsverlof genoten. Op 21 maart 2017 is zij bevallen.
2.5.
[V] heeft meermaals per telefoon, voicemail en app-berichten geprobeerd om in contact te komen met [S] onder andere in verband met de voortzetting van de werkzaamheden na het zwangerschapsverlof. Het is [V] niet gelukt om in contact te komen met [S] .
2.6.
Op 25 april 2017 - het zwangerschapsverlof zou eindigen op 3 mei 2017 - heeft [V] aan [S] bij aangetekende brief verzocht om uiterlijk voor 1 mei 2017 telefonisch contact op te nemen en gewaarschuwd voor een loonopschorting.
2.7.
Op 4 mei 2017 heeft [V] [S] tijdens een huisbezoek gesproken en met [S] afgesproken dat zij de week daarop weer een paar uur zou komen werken. In de periode tot 19 mei 2017 heeft [V] meermaals contact gehad met [S] , waarbij [S] zich afmeldde voor werkhervatting. [S] heeft vervolgens na 19 mei 2017 op een aantal dagen 2 uur gewerkt.
2.8.
Op 29 mei 2017 ontving [V] van [S] een SMS-bericht, waarbij zij zich volledig ziek meldde.
2.9.
Op 5 juli 2017 kreeg [V] van AON Verzuimadvies het bericht dat [S] op de afspraak met de bedrijfsarts zonder kennisgeving niet was verschenen.
2.10.
Op 10 juli 2017 heeft [V] aan [S] per aangetekende brief en per e-mail medegedeeld dat de loondoorbetaling wordt opgeschort, omdat [S] zich niet heeft gehouden aan de geldende verzuimvoorschriften bij ziekte en meer in het bijzonder omdat zij nier reageert op oproepen van AON Verzuimbeheer, de bedrijfsarts en het UWV.
2.11.
[V] heeft de loondoorbetaling per 1 juli 2017 opgeschort.
2.12.
Op 15 september 2017 vindt tussen [V] en [S] een SMS-wisseling plaats waarin [S] toezegde contact op te nemen met het UWV en AON Verzuimbeheer. Tot op de dag van vandaag is daarop noch door [V] , noch door AON Verzuimbeheer, noch door het UWV iets van [S] vernomen.
2.13.
Het UWV heeft per brief van 19 december 2017 te kennen gegeven geen deskundigenoordeel te kunnen geven, omdat zij geen contact met de werknemer heeft kunnen krijgen.
2.14.
Op 29 december 2017 heeft de raadsman van [V] [S] per brief en per e-mail verzocht om binnen 7 dagen contact op te nemen om de ontstane situatie te bespreken en aangekondigd dat indien niets van [V] zou worden vernomen een ontbindingsprocedure zou worden opgestart.
5 De beoordeling
5.1.
De kantonrechter stelt vast dat voor de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden - voor zover er sprake zou zijn van arbeidsongeschiktheid van [S] - dit gelet op artikel 7:671b lid 6, onderdeel a BW niet in de weg staat aan ontbinding, omdat het verzoek van [V] geen verband houdt met ziekte. Het verzoek is immers gebaseerd op het verwijt dat [S] zich niet heeft gehouden aan de controlevoorschriften tijdens ziekte en dat zij zich onbereikbaar heeft gehouden voor [V] .
5.2.
Nu het verzoek om ontbinding is gegrond op artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW, het zonder deugdelijke grond door de werknemer niet nakomen van - kort gezegd - haar re-integratieverplichtingen, dient [V] , gelet op artikel 7:671b lid 5, onderdeel a BW, [S] schriftelijk te hebben aangemaand tot nakoming van haar verplichtingen en een loonstop te hebben ingesteld. Dat heeft [V] meermaals gedaan. Daarnaast dient [V] , gelet op artikel 7:671b lid 5, onderdeel b BW, een verklaring van een deskundige als bedoeld in artikel 7:629a BW te overleggen. Het UWV heeft per brief van 19 december 2017 te kennen gegeven geen deskundigenoordeel te kunnen geven, omdat zij geen contact met [V] kunnen krijgen. [S] heeft niet gereageerd op correspondentiegevergd dat een verklaring als bedoeld in artikel 7:629a BW wordt overgelegd, zodat het niet overleggen hiervan geen reden vormt om het verzoek af te wijzen.
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door [V] naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW. [S] heeft - ondanks daartoe door [V] diverse keren schriftelijk te zijn aangemaand en ondanks het doorvoeren van een loonstop - in het geheel niet voldaan aan de op haar rustende re- integratieverplichtingen. Uit de onder rechtsoverweging 2 vermelde feiten blijkt genoegzaam dat [S] - ondanks de vele inspanningen van [V] - ieder contact blijft mijden.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat gezien het feit dat de arbeidsovereenkomst ontbonden wordt in verband met verwijtbaar handelen en nalaten van [S] , herplaatsing niet in de rede ligt.
5.5.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat sprake is van zodanig ernstig verwijtbaar handelen zijdens [S] dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel b, BW zal worden ontbonden met ingang van heden.
5.6.
Ten aanzien van de transitievergoeding heeft [V] verzocht te bepalen dat deze vergoeding niet verschuldigd is. De kantonrechter is van oordeel dat geen transitievergoeding verschuldigd is en zal dit verzoek, gezien de ernstige verwijtbaarheid van het handelen dan wel nalaten van [S] (artikel 7:673 lid 7, onder c BW), toewijzen.
5.7.
[S] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure tot op heden begroot op € 519,00 (zijnde € 119,00 griffierecht en € 400,00 salaris gemachtigde).
6 Beslissing
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van heden;
bepaalt dat [V] geen transitievergoeding verschuldigd is;
veroordeelt [S] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [V] vastgesteld op € 519,00;
Deze beslissing is gegeven door de kantonrechter mr. A. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2018.
typ: 519/kanton
coll: