Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 9 juli 2017 te De Westereen, in de gemeente Dantumadiel,
alleen dan wel tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte en/of een of meer van haar mededader(s) met dat opzet
en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een of meer hard(e) en/of stevig(e) voorwerp(en) op het hoofd geslagen, althans ernstig geweld op het hoofd, althans op het lichaam, van die [slachtoffer] uitgeoefend, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 9 juli 2017 te De Westereen, in de gemeente Dantumadiel,
alleen dan wel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte en/of een of meer van haar mededader(s) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met (een) hard(e) en/of stevig(e) voorwerp(en) op het hoofd geslagen, althans ernstig geweld op het hoofd, althans op het lichaam, van die [slachtoffer] uitgeoefend, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Op grond van de bewijsmiddelen zoals die door de officier van justitie naar voren zijn gebracht en zijn weergegeven in zijn schriftelijk requisitoir, acht hij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Het toegepaste geweld en het toegebrachte letsel zijn dusdanig fors dat vrijwel uitgesloten is dat verdachte dit alleen heeft veroorzaakt. Er is een plan gesmeed met mogelijk familieleden uit Duitsland die meerdere keren in de omgeving van De Westereen zijn geweest om een verkenning van routes en plaatsen uit te voeren. Uit telefoongegevens van deze personen blijkt dat zij op verschillende data, waaronder 8 juli 2017, in Nederland zijn geweest.
De belangrijkste rol van verdachte is gelegen in de voorbereiding; op grond daarvan kan ook de voorbedachte raad worden bewezen. Deze rol is dusdanig groot en essentieel voor de uiteindelijke moord dat deze niet had kunnen plaatsvinden zonder de bemoeienis van verdachte. De voorbereiding van de moord heeft een aanvang genomen nadat verdachte in april 2017 aangifte deed tegen [slachtoffer] wegens mishandeling. Het feit dat de medepleger niet bekend en niet vervolgd is, doet aan de bewijsbaarheid van medeplegen niet af; dit is reeds lang aanvaard in de jurisprudentie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig de inhoud van zijn pleitnota betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Hij heeft daartoe -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
Redengevende wettige en overtuigende bewijsmiddelen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, ontbreken. De feiten en omstandigheden waarop de rechtbank eerder de ernstige bezwaren heeft aangenomen, leveren geen wettig en overtuigend bewijs op, en andere feiten en omstandigheden evenmin. De door het openbaar ministerie gepresenteerde informatie betreft slechts een aangenomen scenario. Op grond van het dossier kunnen echter meerdere andere scenario's waarbij verdachte niet is betrokken, niet worden uitgesloten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen1 het volgende vast.
Op 9 juli 2017 omstreeks 10.25 uur wordt in een weiland gelegen aan de Bûterwei, nabij de kruising met de Fogelsang te De Westereen (Zwaagwesteinde), het levenloze lichaam aangetroffen van [slachtoffer] . Op korte afstand van zijn lichaam ligt zijn telefoon.23 Uit forensisch pathologisch onderzoek blijkt dat hij door geweld om het leven is gekomen.
Het intreden van de dood wordt na pathologisch onderzoek verklaard door hersenfunctiestoornissen en daaropvolgende overige orgaanfunctiestoornissen ten gevolge van ingewerkt uitwendig mechanisch stomp (botsend), (samen)drukkend geweld.4
Op grond van het bloedsporenbeeld zijn geen aanwijzingen verkregen die kunnen duiden op verplaatsing van het reeds bebloede lichaam.5
Naar aanleiding van het aantreffen van het lichaam van [slachtoffer] wordt een grootschalig onderzoek opgestart, waarbij diverse scenario's worden onderzocht en waarbij ook het scenario partnerdoding wordt meegenomen. De echtgenote van [slachtoffer] , [verdachte] , komt daarin als verdachte naar voren en in december 2017 wordt zij aangehouden.
Op grond van het door het politieteam verrichte uitgebreide onderzoek alsmede op grond van het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende redengevende feiten en omstandigheden vast.
1. Huwelijk
Het huwelijk van [slachtoffer] en verdachte was niet goed. Er was sprake van veel heftige ruzies. Verdachte heeft [slachtoffer] er meermalen van beschuldigd haar te hebben mishandeld.6 Er is politiebemoeienis geweest en er zijn door de omgeving zorgen geuit over het welzijn van de kinderen.
2. Financiële situatie
Verdachte en [slachtoffer] waren op huwelijkse voorwaarden getrouwd. Het eigen vermogen van [slachtoffer] dat hij voor het huwelijk inbracht, zou in geval van een scheiding bij hem blijven.7 Er was geen sprake van een testament8; in geval van overlijden van [slachtoffer] zou het totale vermogen worden verdeeld tussen zijn vrouw en zijn kinderen.
Er was kruislings een levensverzekering afgesloten ten bedrage van € 600.000. Bij overlijden van [slachtoffer] zou verdachte de eerste begunstigde zijn van dit bedrag.9 Verdachte heeft de aanvraagpapieren voor deze levensverzekering getekend en op het voorblad van aan verdachte gerichte post, werd het bedrag van € 600.000 genoemd.1011
3. [kliniek]
Verdachte had zonder medeweten van [slachtoffer] cosmetische chirurgie gepland bij de [kliniek] . Op 23 juni 2017 heeft verdachte het pre-operatieve anesthesiegesprek gepland voor 25 juli 2017. Het gezin zou echter op 22 juli 2017 vertrekken voor een vakantie op Malta, welke vakantie al in januari 2017 geboekt was. [slachtoffer] was het niet eens met de plannen van verdachte om plastische chirurgie te laten uitvoeren. Verdachte beschikte zelf niet over de financiële middelen om de kosten voor de ingrepen te betalen.12131415
4. Locatie Bûterwei-Fogelsang
Verdachte heeft [slachtoffer] op zaterdagmiddag 8 juli 2017 rond 14:30 uur met hun Mercedes naar de boot van [naam 1] gebracht. [slachtoffer] zou met [naam 1] naar het festival Freeze Forze varen. Het festivalterrein was gelegen op korte afstand van de Lange Reed te De Westereen.
In het navigatiesysteem van de Mercedes stond "Zwaagwesteinde, Lange Reed" als locatie ingevoerd. De Bûterwei werd in de lijst van ingevoerde locaties niet aangetroffen.16
[slachtoffer] was degene die de locatie in het navigatiesysteem had ingevoerd.17
Ook op de computer in de woning is die dag enkel op "Lange Reed" gezocht.18
Die nacht om 00:08 uur heeft verdachte een SMS verstuurd aan [slachtoffer] waarin zij schrijft: "Zou graag iets van je horen ik kom dan naar de Bûterwei dat is vlakbij. Hoef je alleen rechtdoor te lopen"19.
5. Autorit avond 8 juli 2017
Tussen 21:53 uur en 22:02 uur is verdachte met de auto weggeweest.20 Nadat verdachte aanvankelijk verklaarde in het geheel niet te zijn weggeweest die avond, verklaarde zij, geconfronteerd met de onderzoeksresultaten, dat zij dan misschien naar de glasbak was gereden aan de Achterwei, ongeveer 840 meter van haar woning. Vast staat echter dat zij naar een locatie is gereden die op 2,5 kilometer afstand van haar woning is gelegen.21
6. Zondag 9 juli 2017 telecomgegevens
De mobiele telefoon van verdachte is onderzocht door zowel deskundigen van de politie als door de onafhankelijke telecomdeskundige, de heer Ir. R. Pluijmers.
Gedurende de tijd dat [slachtoffer] op het festival was, heeft zij hem 52 keer een SMS gestuurd dan wel hem geprobeerd te bellen.
Verdachte heeft op 9 juli 2017 om 00:22 uur telefonisch contact gehad met [slachtoffer] .2223 In dat gesprek werd afgesproken dat verdachte in de auto zou stappen om [slachtoffer] op te halen. [slachtoffer] zou vanaf het festival lopend vertrekken naar de Bûterwei waar hij zou worden opgehaald.24
Uit de gebruikersactiviteiten en locatiegegevens van haar Google-account [emailadres] @gmail.com blijkt dat zij op 9 juli 2017 om 00:31:59 uur ter hoogte van de Bûterwei in De Westereen was.25 Haar telefoon liet verdachte in de auto liggen, in de middenconsole.26 Verdachte heeft gedurende de ruim 14 minuten dat zij bij de kruising van de Bûterwei met de Fogelsang was, niet geprobeerd om [slachtoffer] telefonisch te bereiken.27
Uit de diverse verrichte onderzoeken blijkt dat de telefoon van verdachte om 00:46:30 uur is begonnen met uitschakelen en dat het waarschijnlijker is dat de telefoon van verdachte door de gebruiker is uitgeschakeld dan dat dit gebeurde door een lege accu.2829
Ook de mobiele telefoon van [slachtoffer] is onderzocht. Uit de gebruikersactiviteiten en locatiegegevens van zijn Google-account [emailadres] @gmail.com blijkt dat de telefoon van [slachtoffer] zich op 9 juli 2017 om 00:27:38 uur bevindt op een gebruiker die aan het lopen is, met een waarschijnlijkheid van 95%. Om 00:40:09 uur verandert de hoek waarop het toestel zich bevindt aanzienlijk, met een waarschijnlijkheid van 100%. Om 00:43:18 uur beweegt het toestel niet waarna om 00:44:56 uur de hoek van het toestel weer aanzienlijk verandert met een waarschijnlijkheid van 100%.
Vanaf 00:46:34 uur tot en met 01:05:48 uur wordt vier maal geregistreerd dat het toestel niet beweegt, telkens met een waarschijnlijkheid van 100%. Om 01:05:52 uur registreert het toestel de locatie, zijnde het weiland ter hoogte van de Bûterwei, op de plek waar het toestel uiteindelijk in de ochtend van 9 juli 2017 wordt aangetroffen.30
De telecomdeskundige heeft ter zitting verklaard dat op basis van deze gegevens, de telefoon van [slachtoffer] zich in elk geval vanaf 00:40:09 uur in het weiland ter hoogte van de Bûterwei bevond, op de locatie waar het toestel om 01:05:52 uur is geregistreerd.31
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat de telefoon van [slachtoffer] in ieder geval al om 00:40:09 uur op de plek lag waar deze in de ochtend van 9 juli 2017 werd aangetroffen, op korte afstand van het lichaam van [slachtoffer] .
7. Getuige [getuige 1]
Nadat getuige [getuige 1] in de vroege middag van 9 juli 2017 op de radio hoorde dat er een lichaam was gevonden in een weiland aan de Bûterwei, belde zij om 12:45 uur met het alarmnummer 112 om te vertellen wat zij de nacht ervoor had gezien.32 Nadien is getuige [getuige 1] meermalen gehoord door de politie en door de rechter-commissaris.
Getuige [getuige 1] was op het festival Freeze Forze geweest en ging rond 00:30 uur op de fiets naar huis. Zij fietste over het schelpenpaadje en toen zij de kruising van de Bûterwei met de Fogelsang naderde, zag zij een auto die met de neus in de richting van het schelpenpad geparkeerd stond. [getuige 1] heeft verder verklaard dat bij de auto twee personen stonden met een capuchon over hun hoofd die hun blik van haar afwendden. Aan de posturen van de twee personen te zien alsmede hun onderlinge verhoudingen, ging het om een man en een vrouw. Op het moment dat getuige [getuige 1] om de auto heen fietste en deze passeerde, keek zij om en zag zij dat de twee personen het weiland in liepen. Getuige [getuige 1] heeft verder geen andere auto's gezien en geen andere personen gezien. Zij was om 00:40 uur bij haar woning in De Westereen.33
Het door getuige [getuige 1] genoemde tijdstip van vertrek van 00:30 uur wordt bevestigd door een vriendin van getuige [getuige 1] met wie zij op het festival was en die op hetzelfde tijdstip wilde vertrekken, maar nog enige tijd in een door haar gebelde taxi moest wachten34. Deze verklaring van de vriendin komt weer overeen met de verklaring van de betreffende taxichauffeur en de bijgevoegde rittenstaat.35
Verdachte heeft verklaard dat zij rond 00:30 uur op de kruising Bûterwei met de Fogelsang was. Ook uit de telecomgegevens blijkt dat zij daar in elk geval om 00:31:59 uur was. Verdachte heeft verklaard dat zij na aankomst de auto parkeerde bij de ingang van het schelpenpad, met de neus van de auto in de richting van dit schelpenpad. Dit schelpenpad verbindt de Lange Reed met de Bûterwei.3637
8. Afstand geparkeerde Mercedes tot lichaam [slachtoffer]
Volgens de eigen verklaring van verdachte heeft haar auto gestaan aan het begin van het schelpenpad bij de kruising van de Bûterwei-Fogelsang. De verdediging heeft deze plek bij de schouw ook aangewezen. Uit een luchtfoto zoals die zich in het dossier bevindt38 valt af te leiden dat deze parkeerplek hemelsbreed op een afstand lag van 15 tot 20 meter van de vindplaats van het lichaam van [slachtoffer] . De kortste loopafstand van de parkeerplek tot de vindplaats bedroeg circa 30 tot 40 meter. Deze afstanden worden bevestigd door het gebruik van de meetfunctie in Google Maps.
9. Terugrit van kruising Bûterwei-Fogelsang naar huis in de nacht van 9 juli 2017
Verdachte heeft verklaard welke route zij heeft afgelegd toen zij vanaf de Bûterwei terug naar huis reed en dat zij ongeveer 80 kilometer per uur heeft gereden. Zij is onderweg nergens gestopt.39 Op de door verdachte aangegeven route zijn beelden bekeken die door verschillende camera's zijn geregistreerd. Deze beelden zijn vaak donker en een type en model auto is op de geregistreerde beelden lastig waarneembaar. Verbalisanten hebben daarom telkens ook beelden bekeken van zowel voor als na het moment waarop de vermoede auto van verdachte langs reed. De eerste camera op de door verdachte aangegeven route betreft die van Total Tankstation, waar de vermoede Mercedes om 00:47:03 uur langsrijdt en waarop voor en na dit tijdstip geen andere auto's te zien zijn. De laatste drie camera's op de door verdachte aangegeven route vlak voordat zij thuis arriveerde, betreffen de camera's van [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en van [bedrijf 3] waar de vermoede Mercedes om respectievelijk 01:05:40 uur, 01:06:01 uur en om 01:06:27 uur langs rijdt en waarop voor en na de vermoede Mercedes van verdachte, geen andere auto's te zien zijn.40
De afstand tussen Total Tankstation en [bedrijf 1] bedraagt 5,5 kilometer, welke afstand in 8 minuten is af te leggen. Verdachte heeft over deze afstand echter 18 minuten gedaan.41 De rechtbank constateert dat verdachte dan gemiddeld 18,33 kilometer per uur moet hebben gereden.
10. Zoektocht met [slachtoffer 2]
Nadat verdachte thuis kwam heeft zij in paniek haar schoonouders gebeld die vervolgens naar haar woning zijn gereden. Met haar schoonvader [slachtoffer 2] is verdachte vervolgens in de auto gestapt om [slachtoffer] te gaan zoeken. Verdachte heeft meermalen verklaard dat zij tijdens deze zoektocht constant met haar telefoon bezig was en dat zij heel vaak geprobeerd heeft om [slachtoffer] te bellen. Uit onderzoek aan haar telefoon blijkt echter dat verdachte niet heeft geprobeerd om [slachtoffer] te bellen tussen 01:43 uur en 04:01 uur, binnen welk tijdsbestek de zoektocht plaatsvond. Daarmee geconfronteerd heeft verdachte verklaard dat zij dan met de telefoon van haar schoonvader gebeld moet hebben. [slachtoffer 2] heeft dit echter ontkend. Hij heeft verklaard dat verdachte tijdens de zoektocht geen gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon.424344
Bewijsoverweging
Verdachte heeft telkens stellig ontkend dat zij haar man [slachtoffer] van het leven heeft beroofd. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander, haar echtgenoot met opzet en met voorbedachte raad om het leven heeft gebracht door hem met een hard voorwerp op het hoofd te slaan.
Bij de beantwoording van deze vraag gaat de rechtbank uit van de voornoemde feiten en omstandigheden, waaruit samengevat en concluderend het volgende blijkt:
Ad 1. Het huwelijk tussen verdachte en [slachtoffer] was niet goed.
Ad 2. Verdachte had een financieel belang bij de dood van [slachtoffer] .
De verklaring van verdachte dat zij niet wist hoe hoog de uit te keren som van de levensverzekering was, acht de rechtbank onaannemelijk nu zij zelf de papieren heeft ondertekend en er aan haar gerichte post is aangetroffen waarop op het voorblad het bedrag van € 600.000 stond vermeld.
Ad 3. Op het moment dat verdachte op 23 juni 2017 de pre-operatieve afspraak bij [kliniek] plande voor 25 juli 2017, ging zij er blijkbaar vanuit dat de gezinsvakantie naar Malta die op 22 juli 2017 zou beginnen, niet door zou gaan en dat zij tegen die tijd over financiële middelen zou beschikken om deze ingrepen te betalen.
De verklaring van verdachte dat [slachtoffer] wisselde in zijn toestemming om de ingrepen te laten uitvoeren acht de rechtbank onaannemelijk en wordt niet gesteund door de bewijsmiddelen. Ditzelfde geldt voor de verklaring van verdachte dat zij niet zeker wist of zij van [slachtoffer] mee mocht gaan op vakantie. Bovendien zou zij – als ze niet mee mocht gaan op vakantie – niet over de financiële middelen beschikken om de ingrepen te kunnen betalen.
Ad 4. Verdachte heeft het initiatief genomen om [slachtoffer] op de locatie Bûterwei-Fogelsang op te halen in plaats van op de Lange Reed en heeft hem naar deze locatie geleid. Het dossier biedt geen steun voor haar verklaring dat [slachtoffer] met dit idee kwam. Vooral niet nu [slachtoffer] de Lange Reed heeft ingevoerd in het navigatiesysteem, zoals verdachte zelf heeft verklaard.
Ad 5. Verdachte heeft kennelijk leugenachtig verklaard over de vraag waar zij in de avond van 8 juli 2017 tussen 21:54 uur en 22:02 uur met de auto naartoe is gereden.
Ad 6, 7 en 8. Op grond van de telecomgegevens in combinatie met de verklaring van verdachte over waar zij haar auto parkeerde en de verklaring van getuige [getuige 1] , kan het niet anders zijn dan dat [getuige 1] de auto van verdachte heeft gezien en dat zij verdachte en [slachtoffer] bij de auto heeft zien staan en vervolgens het weiland in heeft zien lopen. Voor deze vaststelling is mede redengevend dat verdachte in de ruim 14 minuten dat zij ter plaatse was , geen enkele keer met [slachtoffer] heeft gebeld. Dit terwijl zij in de middag en avond ervoor opvallend vaak contact met hem heeft gezocht. Bovendien stond haar telefoon gedurende die bewuste 14 minuten aan; de rechtbank acht het onbegrijpelijk dat verdachte op geen enkel moment telefonisch contact met haar man heeft opgenomen op het moment dat zij hem niet ter plekke kon vinden.
Dat de kleur van de auto zoals door getuige [getuige 1] waargenomen niet overeenkomt met de daadwerkelijke kleur van de auto van verdachte, doet aan de vaststelling dat [getuige 1] de auto van verdachte heeft gezien, niet af. Getuige [getuige 1] heeft de kleur kennelijk anders waargenomen door de duisternis in combinatie met het kunstlicht van de lantaarnpaal die zich vanuit de positie van de getuige, achter de auto bevond.
Verdachte heeft kennelijk leugenachtig verklaard over de oorzaak van het uitgeschakeld zijn van haar telefoon. Zij heeft de telefoon zelf uitgeschakeld op het moment dat zij in de auto vertrok naar huis.
Ad 9. Verdachte heeft kennelijk leugenachtig verklaard over de terugreis van de kruising Bûterwei-Fogelsang naar huis in de nacht van 9 juli 2017.
Ad 10. Verdachte heeft kennelijk leugenachtig verklaard over het contact zoeken met [slachtoffer] tijdens de zoektocht samen met haar schoonvader.
Conclusie
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte [slachtoffer] op 9 juli 2017 heeft ontmoet bij de kruising van de Bûterwei en de Fogelsang en dat zij met hem het weiland is ingelopen waar hij met geweld om het leven is gebracht.
Elk ander scenario waarbij verdachte [slachtoffer] niet heeft getroffen en iemand anders zonder dat verdachte daarvan afwist [slachtoffer] om leven heeft gebracht zal de rechtbank als onaannemelijk ter zijde schuiven. Het dossier bevat na het zeer uitgebreide onderzoek, waarbij ook andere scenario’s tegen het licht zijn gehouden, geen enkele concrete aanwijzing in die richting.
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd. De rechtbank overweegt dat het dossier aanwijzingen biedt voor enige mate van betrokkenheid van een of meer anderen bij het ten laste gelegde feit. Zo blijkt uit onderzoek dat de telefoon van de moeder van verdachte in Nederland was op de avond van 8 juli 2017 en dat de moeder van verdachte al de volgende ochtend aan haar partner heeft verteld dat [slachtoffer] dood was, terwijl op dat moment zijn lichaam nog niet gevonden was. Ook blijkt dat verdachte selectief gegevens en contacten met anderen uit haar telefoon heeft verwijderd. Concrete bewijsmiddelen voor een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering van het feit ontbreken echter, zodat niet bewezen kan worden dat sprake is van medeplegen.
Hoewel er geen moordwapen is aangetroffen en er geen getuigen zijn die het plegen van het feit hebben gezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] met voorbedachte rade van het leven heeft beroofd. Zij heeft volgens een vooropgezet plan [slachtoffer] naar de Bûterwei laten komen, zij heeft hem daar ontmoet en is met hem het weiland ingelopen, waar hij vervolgens op gewelddadige wijze om het leven is gebracht.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en daarmee acht de rechtbank moord, zoals primair ten laste gelegd, wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 9 juli 2017 te De Westereen, in de gemeente Dantumadiel, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] meermalen, met een hard en stevig voorwerp op het hoofd geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 20 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het psychologisch rapport, d.d. 15 juni 2018 en het psychiatrisch rapport, d.d. 20 september 2018. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord op haar echtgenoot [slachtoffer] , vader van hun drie jonge kinderen. Zij is hierbij zeer berekenend en planmatig te werk gegaan. Verdachte heeft haar nietsvermoedende echtgenoot doelbewust naar een weiland gelokt waar hij is doodgeslagen met een hard voorwerp.
Het huwelijk tussen verdachte en [slachtoffer] was sinds geruime tijd erg slecht. Dat blijkt niet alleen uit onderzoek van zijn telefoon, waarop [slachtoffer] -kort voor zijn dood- heftige ruzies tussen hem en verdachte had opgenomen, maar ook uit verklaringen van familie en vrienden. Ook verdachte laat zich in de verschillende verhoren negatief uit over haar echtgenoot en hun huwelijk. Zowel [slachtoffer] als verdachte hebben in de maanden voor zijn dood de mogelijkheden van een scheiding onderzocht. Een scheiding zou voor verdachte echter financieel gezien onvoordelig uitpakken, terwijl zij bij overlijden van haar echtgenoot recht zou hebben op € 600.000,-- op grond van een levensverzekering. Dit bedrag zou alleen haar toekomen en niet in een te verdelen erfenis vallen.
Voor haar daad heeft verdachte tot op heden geen enkele verantwoordelijkheid genomen; zij ontkent bij hoog en bij laag en heeft haar verklaringen voortdurend aangepast. Verdachte heeft door haar daad haar eigen, nog jonge kinderen hun vader ontnomen. Ook heeft zij onherstelbaar leed toegebracht aan de overige nabestaanden van [slachtoffer] , waarbij met name het leed van zijn ouders en zussen enorm is, zoals ook is gebleken uit de ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaringen. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Het wrange is bovendien dat verdachte door haar daad een zodanig lange gevangenisstraf te wachten staat, dat zij haar eigen kinderen niet meer zal kunnen en mogen opvoeden, waardoor in feite de kinderen zowel hun vader als moeder hebben verloren.
De rechtbank is van oordeel dat vanuit een oogpunt van vergelding niet anders kan worden gereageerd dan met oplegging van een langdurige gevangenisstraf. Naast de vergelding dient ook rekening te worden gehouden met de persoon van de verdachte. Daarbij is van belang om vast te stellen of en in welke mate het feit aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is zowel door een psycholoog als door een psychiater onderzocht.
De psycholoog rapporteert in zijn onderzoek van 15 juni 2018 dat er vermoedens zijn van persoonlijkheidsproblematiek, gezien de grote mate van inconsistentie tussen de verklaringen van verdachte en de inconsistentie met andere bronnen zoals de processenverbaal en de hetero-anamnestische gegevens en de uitslagen van het testonderzoek. De psychiater rapporteert echter op 20 september 2018 dat er bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling. Op klinische grond kan de psychiater geen uitspraak doen over het recidiverisico gelet op het ontbreken van een psychiatrische stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling. Over de mate van toerekeningsvatbaarheid kan niets worden opgemerkt. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is en houdt haar dan ook volledig verantwoordelijk voor haar daad.
Alles afwegende acht de rechtbank, gelet op de ernst van het feit en het toegebrachte leed, de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 20 jaar, passend.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 385,- ter zake van materiële shockschade en
€ 40.000,- ter vergoeding van immateriële shockschade, vermeerderd met de wettelijke rente;
2. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 385,- ter vergoeding van materiële shockschade en € 40.000,- ter vergoeding van immateriële shockschade, vermeerderd met de wettelijke rente;
3. [slachtoffer 4] , tot een bedrag van € 6.136,25 ter vergoeding van materiële shockschade en € 40.000,- ter vergoeding van immateriële shockschade, vermeerderd met de wettelijke rente;
4. [slachtoffer 5] , tot een bedrag van € 20.835,- ter vergoeding van materiële shockschade en € 40.000,- ter vergoeding van immateriële shockschade, vermeerderd met de wettelijke rente;
5. [slachtoffer 2] , vertegenwoordigd door bijzonder curator mr. M. Rauwerda, tot een bedrag van € 300.000,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente;
6. [slachtoffer 6] , vertegenwoordigd door bijzonder curator mr. M. Rauwerda, tot een bedrag van € 300.000,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente;
7. [slachtoffer 7] , vertegenwoordigd door bijzonder curator mr. M. Rauwerda, tot een bedrag van € 300.000,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] moeten worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vorderingen zijn voldoende onderbouwd.
De vorderingen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] terzake gederfd levensonderhoud dienen naar billijkheid te worden geschat, waarbij gespecialiseerde hulp buiten beschouwing gelaten moet worden nu te onzeker is of deze schade daadwerkelijk zal worden geleden. De vorderingen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] dienen voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard moeten worden nu hij niet bewezen acht dat verdachte zich aan het primair en subsidiair verklaarde feit schuldig heeft gemaakt. De raadsman heeft subsidiair geen verweer gevoerd op de vorderingen benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de vorderingen benadeelde partij van:
1. [slachtoffer 2]
2. [slachtoffer 3]
3. [slachtoffer 4]
4. [slachtoffer 5]
overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 20.385,00 (zegge: twintigduizend driehonderdenvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2017.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 20.385,00 (zegge: twintigduizend driehonderdenvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 73 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 385,00 aan materiële schade en € 20.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 20.385,00 (zegge: twintigduizend driehonderdenvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2017.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van € 20.385,00 (zegge: twintigduizend driehonderdenvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 73 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 385,00 aan materiële schade en € 20.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 26.136,24 (zegge: zesentwintigduizend honderdzesendertig euro en vierentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2017.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] , te betalen een bedrag van € 26.136,24 (zegge: zesentwintigduizend honderdzesendertig euro en vierentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 89 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 6.136,24 aan materiële schade en € 20.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 40.835,00 (zegge: veertigduizend achterhonderdenvijfendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2017.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] , te betalen een bedrag van € 40.835,00 (zegge: veertigduizend achterhonderdenvijfendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 127 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 20.835,00 aan materiële schade en
€ 20.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. G.C. Koelman, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Troost-van Baalen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2019.