Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBNNE:2019:5063

Rechtbank Noord-Nederland
04-12-2019
06-12-2019
C/17/169650 / HA RK 19-108
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Rekestprocedure,Op tegenspraak,Beschikking

Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)

Uitvoeringswet AVG (UAVG)

termijnoverschrijding

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2019-1307
JBP 2020/18
VAAN-AR-Updates.nl 2019-1307

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaaknummer: C/17/169650 / HA RK 19-108

Beschikking van 4 december 2019

in de zaak van

[A] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker,

advocaat mw. mr. S. Heijnen (ARAG SE Rechtsbijstand) te Leusden,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ARRIVA PERSONENVERVOER NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Heerenveen,

verweerster,

advocaat mr. N.H.M. Poort te Heerenveen.

Partijen zullen hierna [A] en Arriva worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de beschikking van de kantonrechter d.d. 31 oktober 2019, waarbij deze zaak is verwezen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank Noord-Nederland

  • -

    het verweerschrift ingekomen ter griffie op 4 november 2019

  • -

    de mondelinge behandeling d.d. 5 november 2019.

1.2.

Vervolgens is beschikking bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[A] is werkzaam geweest in dienst van Arriva als buschauffeur op de vestiging Dordrecht. Zijn echtgenote, mevrouw [B] (hierna: [B] ), was op die locatie eveneens werkzaam als buschauffeur.

2.2.

In 2016 heeft Arriva een onderzoek laten instellen naar 'communicatie op de werkvloer' (hierna: het onderzoek). Het onderzoek is uitgevoerd door L. Keuvelaar werkzaam bij trainingsinstituut KOI. Aan het onderzoek hebben [A] en [B] en hun toenmalige collega's deelgenomen en met hen zijn gesprekken gevoerd. De uitkomsten van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport gedateerd 15 juli 2016 (hierna: het rapport of het rapport communicatie op de werkvloer). Arriva heeft het rapport niet gepubliceerd of ter inzage aan de betrokken personeelsleden gegeven, omdat zij het als een vertrouwelijk rapport heeft aangemerkt.

2.3.

Op 26 januari 2017 heeft een werk gerelateerd incident plaatsgevonden bij het station te Dordrecht, waarbij [A] en [B] betrokken waren. Vervolgens heeft Arriva [A] met ingang van 7 februari 2017 overgeplaatst naar de vestiging Krimpen aan de IJssel wegens 'pesten op de werkvloer'. [B] is om diezelfde reden per 7 februari 2017 overgeplaatst naar de vestiging Schelluinen.

2.4.

Bij e-mailbericht van 5 april 2017 heeft de toenmalige gemachtigde van [A] en [B] aan Arriva gevraagd om toezending van een kopie van het rapport communicatie op de werkvloer. In reactie hierop heeft Arriva bij e-mailbericht van 10 april 2017 alleen de conclusies en aanbevelingen uit het rapport aan de gemachtigde toegestuurd.

2.5.

Bij brief van 6 december 2018 heeft de huidige gemachtigde van [A] en [B] namens hen opnieuw verzocht om toezending dan wel inzage in het rapport communicatie op de werkvloer. Dit verzoek heeft Arriva op 19 december 2018 afgewezen met als reden dat het hier gaat om een vertrouwelijk rapport.

2.6.

Bij brief van 31 december 2018 heeft de gemachtigde van [A] en [B] nogmaals verzocht om toezending van het rapport, waarbij zij een beroep heeft gedaan op de (wetgeving ter uitvoering van de) Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Bij brief van 7 januari 2019 heeft Arriva vervolgens alsnog pagina 22 van het rapport aan de gemachtigde toegezonden, met daarin vermeld de belangrijkste punten uit het gesprek dat in het kader van het onderzoek is gevoerd met [A] en [B] . Arriva heeft in haar brief aangegeven dat de rest van het rapport in verband met de vertrouwelijkheid ervan en ter waarborging van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen niet kan worden vrijgegeven.

2.7.

De gemachtigde van [A] en [B] heeft op 6 maart 2019 wederom verzocht om inzage in/toezending van het rapport. Hierop heeft Arriva op 7 maart 2019 nog een aantal (anonieme) citaten uit het rapport vrijgegeven, waarin is vermeld wat collega's in het kader van het onderzoek gezegd hebben over [A] en [B] .

2.8.

[A] en [B] hebben geen genoegen genomen met de toegezonden citaten. Op 10 mei 2019 heeft hun gemachtigde "voor de laatste keer" verzocht om inzage te verschaffen in het rapport. Arriva heeft in reactie hierop bij e-mailbericht van

13 mei 2019 medegedeeld dat zij haar standpunt in deze, namelijk dat er geen inzage wordt verstrekt in het rapport, handhaaft.

2.9.

Bij e-mailbericht van 26 juli 2019 heeft de gemachtigde van [A] en [B] nog eens verzocht om inzage in het rapport te verschaffen. Arriva heeft vervolgens bij

e-mailbericht van diezelfde datum laten weten dat zij haar standpunt in deze kwestie handhaaft.

3 Het verzoek en het verweer.

3.1.

[A] heeft de rechtbank verzocht om Arriva te veroordelen tot het verstrekken van een kopie van de persoonsgegevens die zijn verwerkt (zijnde de rapportage naar aanleiding van het onderzoek 'communicatie op de werkvloer') aan hem op straffe van de verbeurte van een dwangsom indien Arriva hiermee in gebreke blijft. Hiernaast heeft [A] verzocht om Arriva te veroordelen in de buitengerechtelijke incassokosten en in de proceskosten.

3.2.

Arriva heeft verweer gevoerd.

3.3.

Op de standpunten van partijen zal hierna - voor zover van belang - verder worden ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Arriva heeft als haar meest verstrekkende verweer aangevoerd dat [A] niet-ontvankelijk verklaard moet worden verklaard in zijn verzoek. Volgens Arriva had [A] het verzoek bij de rechtbank in moeten dienen binnen zes weken na de afwijzing van het eerste verzoek om inzage in/toezending van het rapport communicatie op de werkvloer (in april 2017). De rechtbank overweegt het volgende.

4.2.

Ingevolge artikel 79 AVG kan een betrokkene rechtstreeks een voorziening in rechte instellen tegen een organisatie, indien hij van mening is dat de verwerking van zijn persoonsgegevens niet in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving heeft plaatsgevonden.

4.3.

Indien de verwerkingsverantwoordelijke geen bestuursorgaan is, kan de betrokkene de verzoekschriftprocedure uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgen. In artikel 35 van de Uitvoeringswet AVG (UAVG) is die verzoekschriftprocedure bij de rechtbank verder uitgewerkt.

4.4.

In artikel 35 lid 1 UAVG is bepaald dat een belanghebbende kan opkomen tegen een beslissing van de verwerkingsverantwoordelijke op een verzoek op grond van de artikelen 15 tot en met 22 van de AVG (zoals een verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens). In artikel 35 lid 2 UAVG is bepaald dat een dergelijk verzoekschrift bij de rechtbank moet worden ingediend binnen zes weken na ontvangst van het antwoord van de verwerkingsverantwoordelijke op het verzoek, met dien verstande dat een uitzondering geldt indien de verwerkingsverantwoordelijke niet binnen de daarvoor in de AVG gestelde termijnen heeft geantwoord.

4.5.

De AVG is vanaf 25 mei 2018 in de Europese Unie van toepassing en vervangt in Nederland de Wet Bescherming Persoonsgegevens (de WBP). Op grond van artikel 46 lid 2 van de WBP gold echter eveneens dat het verzoekschrift bij de rechtbank (tegen een beslissing van de verwerkingsverantwoordelijke op een verzoek om bijvoorbeeld inzage in persoonsgegevens) moet worden ingediend binnen zes weken na ontvangst van het antwoord van de verwerkingsverantwoordelijke.

4.6.

In het onderhavige geval heeft [A] (voor de eerste keer) op 5 april 2017 aan Arriva gevraagd om toezending van een kopie van het rapport communicatie op de werkvloer, waarop Arriva op 10 april 2017 heeft geantwoord. Niet in geschil is dat Arriva binnen de daarvoor geldende termijnen heeft gereageerd. [A] had dan ook - nu hij het niet eens was met het antwoord van Arriva - binnen zes weken na 10 april 2017 een verzoekschrift bij de rechtbank in moeten dienen. Dat heeft hij niet gedaan. Het verzoekschrift van [A] is namelijk gedateerd op 26 juli 2019 en ontvangen bij de rechtbank op 9 augustus 2019.

4.7.

De gemachtigde van [A] heeft gesteld - zo begrijpt de rechtbank het - dat in het onderhavige geval een nieuwe termijn is gaan lopen omdat Arriva mondjesmaat steeds delen van het rapport aan [A] heeft vrijgegeven en het hem pas in juli 2019 duidelijk werd dat verder geen inzage of informatie meer zou worden verstrekt. Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke uitleg van artikel 35 lid 2 UAVG mee dat het niet de bedoeling is dat met het indienen van herhaalde verzoeken kan worden bewerkstelligd dat er (steeds weer) een nieuwe termijn gaat lopen.

4.8.

Overigens is in dit geval nog het volgende van belang. Arriva heeft op 7 maart 2019 voor het laatst informatie uit het rapport communicatie op de werkvloer aan [A] en [B] toegezonden, namelijk enkele citaten van collega's over [A] en [B] . Vervolgens heeft de gemachtigde van [A] en [B] op 10 mei 2019 nog "een laatste verzoek" gedaan om inzage te krijgen in het volledige rapport, waarop Arriva op 13 mei 2019 afwijzend heeft gereageerd. Voor zover er al een nieuwe termijn zou zijn gaan lopen nadat Arriva (alsnog) informatie had verstuurd naar aanleiding van een verzoek daartoe, is die termijn begonnen op 13 mei 2019 en was die zes weken later, op 24 juni 2019, verstreken. Het verzoekschrift is pas geruime tijd daarna en dus óók te laat ingediend indien van een opnieuw lopende termijn sprake zou zijn geweest.

4.9.

De conclusie is dat [A] niet ontvankelijk verklaard moet worden in zijn verzoek.

4.10.

Hetgeen overigens door partijen naar voren is gebracht kan onbesproken blijven.

4.11.

[A] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Arriva worden vastgesteld op € 639,00 voor griffierecht en € 980,00 voor salaris advocaat, aldus in totaal € 1.619,00.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

verklaart [A] niet-ontvankelijk in zijn verzoek,

5.2.

veroordeelt [A] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Arriva vastgesteld op € 1.619,00.

Deze beschikking is gegeven door mr. E.Th.M. Zwart-Sneek en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2019.1

1 type: 619

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.