Hierin staat hoe bedrijven in de energiesector gegevens mogen en moeten uitwisselen. Bijvoorbeeld bij aan- en afsluiting van consumenten of bedrijven, overstappen of verhuizingen. De informatiecode geldt voor elektriciteit en voor gas.
2.11.
Een en ander neemt niet weg dat de Tarievencode Gas in de verhouding tussen de netbeheerder en de aangeslotene doorwerkt. De code strekt er immers toe dat netbeheerders hun transport-, meet- en aansluitdiensten tegen redelijke, transparante en non-discriminatoire tarieven en voorwaarden verrichten en aangeslotenen kunnen zich op die code beroepen als zij menen dat hun welgevallige regels worden geschonden. Dat was wat de aangeslotene in de hierboven genoemde uitspraak van het Gerechtshof Arnhem (zij het zonder succes) deed.
Indien geen prijsafspraken zijn gemaakt, kunnen netbeheerders hun aangeslotenen voorhouden dat de tarieven die zij aan de hand van de Tarievencode Gas hebben berekend en (met toepassing van artikel 81c van de Gaswet) door de ACM zijn goedgekeurd, als 'redelijke en gebruikelijke' vergoeding voor hun diensten in rekening mogen worden gebracht. Dat impliceert weliswaar niet dat die tarieven 'onaantastbaar' zijn en dat het consumentenrecht opzij wordt gezet, maar gezien de manier waarop die tarieven tot stand komen kan als vertrekpunt gelden dat deze redelijk en verschuldigd zijn.
2.12.
De vraag is evenwel of dat ook geldt voor de kosten die gemoeid zijn met het verwijderen van een gasaansluiting, zonder dat de aangeslotene daarom heeft gevraagd.
Artikel 2.5.1.12 (thans artikel 2.9 lid 2) van de Tarievencode Gas bepaalt: "Bij beëindiging van de aansluitovereenkomst worden eventuele kosten voor het fysiek afschakelen van de aansluiting dan wel het verwijderen van de aansluiting via een eenmalige bijdrage in rekening gebracht bij de "voormalige" aangeslotene, met in achtneming van de systematiek van voorcalculatie zoals beschreven in artikel 2.5.1.15." Volgens de Begrippencode Gas wordt onder 'aangeslotene' verstaan: 'een persoon die beschikt over een aansluiting op een gastransportnet, niet zijnde een netkoppeling, dan wel degene die om een aansluiting heeft verzocht'. Dat kunnen zo bezien meerdere personen tegelijk zijn.
Rendo heeft in de eerste plaats aangevoerd dat aan het verweer van (Consument) dat de Gaswet geen bevoegdheid schept om tariefstructuren voor verwijdering van een aansluiting vast te stellen voorbij kan worden gegaan, omdat de Tarievencode Gas een algemeen verbindend voorschrift is. Dat laatste is echter - zoals hiervoor overwogen - op zichzelf niet voldoende om voor die kosten een betalingsverplichting in het leven te roepen.
Rendo heeft verder gesteld dat de het verweer van (Consument) onjuist is, omdat artikel 12a van de Gaswet bepaalt dat er tariefdragers voor transport, voor de meting en voor de aansluiting inzichtelijk moeten worden gemaakt en het verwijderen van de aansluiting bij beëindiging van de ATO het sluitstuk is van de aansluitdienst die bestaat uit het in stand houden van de aansluiting. Daarnaast heeft zij opgemerkt dat (Consument) de overweging van de NMa bij randnummer 87 uit zijn verband haalt, omdat maatwerk en meerwerk inderdaad op uitdrukkelijk verzoek van een aangeslotene in rekening kan worden gebracht, maar het verwijderen van een gasaansluiting geen van beide is.
2.13.
Om met het laatste te beginnen: de NMa heeft in randnummer 90 van het meergenoemde besluit overwogen: "Het uitgangspunt van vergelijkbaarheid en transparantie is door de Raad ingevuld door met onderhavig besluit te bepalen dat netbeheerders het wijzigen, verwijderen of fysiek af- of inschakelen van een bestaande gasaansluiting aanbieden op basis van een voorcalculatorische opgave van de kosten (…)" De NMa gebruikt hier de term 'aanbieden' zonder onderscheid te maken tussen wijziging en verwijdering op verzoek of bij beëindiging van de ATO. Bij randnummer 115 is vervolgens overwogen: "Overeenkomstig hetgeen de Raad heeft overwogen in randnummer 90, bepaalt de Raad bij de artikelen 2.5.1.11, 2.5.1.12 en 2.5.1.13 dat voor het wijzigen, verwijderen en fysiek af- of inschakelen van een bestaande gasaansluiting de netbeheerder een tarief hanteert waarvan hij de hoogte bepaalt op basis van voorcalculatorische kosten." Ook hier wordt dat onderscheid niet gemaakt en in artikel 6.5. lid 1 c van het hierna te bespreken wetsvoorstel STROOM worden de kosten van het wijzigen en het verwijderen van de aansluiting beide geduid als 'maatwerk'. Een en ander lijkt steun te bieden aan het verweer van (Consument), dat de NMa bij de vaststelling van artikel 2.5.1.12 heeft gedacht aan verwijderingen die plaatsvinden op verzoek van de "voormalige" aangeslotene zelf.
2.14.
De tweede vraag is of in artikel 12a van de Gaswet ligt besloten dat kosten voor het (ongevraagd) verwijderen van aansluitingen aan de "voormalige" aangeslotene in rekening kunnen worden gebracht. (Consument) heeft ook dat bestreden.
Artikel 12a van de Gaswet, zoals dat luidde toen (Consument) de ATO in november 2018 beëindigde, bepaalde dat de Tarievencode Gas de elementen en wijze van berekening beschrijft van:
a. het tarief voor transport van gas, met inbegrip van invoer, uitvoer en doorvoer van gas en de het transport ondersteunende diensten ten behoeve van netgebruikers en met inbegrip van de in artikel 10a, eerste lid, met uitzondering van onderdelen d en p, omschreven wettelijke taken,
b. de tarieven waarvoor de netbeheerder van het landelijk gastransportnet uitvoering zal geven aan zijn in artikel 10a, eerste lid, onderdeel p, omschreven taak en
c. de tarieven voor meting van gas bij afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, voor het verzorgen van een aansluiting als bedoeld in artikel 10, zesde lid, onder a, een aansluitpunt als bedoeld in artikel 10, zesde lid, onderdeel b, of een aansluiting als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel d.
Het doorberekenen van kosten voor de uitvoering van andere wettelijke taken, met name het zorgen voor een veilig gasnet, wordt in artikel 12a van de Gaswet als zodanig niet genoemd: artikel 10a ziet op taken van de landelijke netbeheerder en voor wat betreft het verzorgen van de aansluiting door regionale netbeheerders zoals Rendo wordt onder c slechts verwezen naar artikel 10 lid 6 sub a en b. In dat laatstgenoemde artikel stond tot 1 januari 2020 slechts dat de netbeheerder tot taak heeft om een ieder die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting. Per 1 januari 2020 zijn daaraan twee taken toegevoegd, te weten:
"c. aansluitingen te beheren en onderhouden" en "d. aansluitingen te wijzigen, anders dan het omschakelen van die aansluitingen, of verwijderen, indien de afnemer hierom verzoekt".
Het is dan ook de vraag of de wetgever bij de invoering van artikel 12a van de Gaswet heeft gedacht aan het verwijderen van gasaansluitingen en heeft willen regelen dat eventuele kosten daarvan bij een reguliere beëindiging van de ATO door de "voormalige" aangeslotene moeten worden gedragen. Rendo heeft niet toegelicht waarom zij meent dat dit het geval is. Haar argument dat het verwijderen van de aansluiting een logisch sluitstuk van de aansluitdienst is, is hiervoor reeds 'te mager' bevonden.
2.15.1
Dat laatste klemt temeer omdat de Memorie van Toelichting op het door Rendo genoemde wetsvoorstel STROOM (Kamerstukken II 2014/15 34199, nr. 3) aanwijzingen bevat dat artikel 12a van de Gaswet beperkter moet worden uitgelegd dan Rendo voorstaat. Dat wetsvoorstel, dat er toe strekte om de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 te harmoniseren en te vervangen door één nieuwe wet, is uiteindelijk niet tot wet verheven maar in die toelichting staan een aantal passages die er op duiden dat de Gaswet geen grondslag bevat(te) om kosten van het wijzigen en verwijderen van aansluitingen door te berekenen en dat het de bedoeling was om dit aan te passen en tevens te expliciteren dat de aangeslotene (in het wetsvoorstel aangeduid als 'systeemgebruiker') een betalingsplicht heeft.
Hoofdstuk 6 van het wetsvoorstel, waarin een en ander is verwerkt, luidde - voor zover van belang - als volgt:
1. Een systeembeheerder brengt voor het uitvoeren van zijn wettelijke taken (…):
a. tarieven in rekening die op grond van artikel 6.12 (artikel 81c Gaswet, ktr.) zijn vastgesteld,
b. vergoedingen in rekening die op grond van artikel 6.13 door de Autoriteit Consument en Markt kunnen worden getoetst,
2. Een systeemgebruiker (…) betaalt aan een systeembeheerder de tarieven, vergoedingen of bedragen die een systeembeheerder op grond van het eerste lid in rekening brengt.
(…)
Artikel 6.5
1. Een systeembeheerder brengt een vergoeding voor maatwerk in rekening voor:
(…)
c. het wijzigen of verwijderen van een aansluiting.
2.15.2
In de Memorie van Toelichting is hierover onder meer het volgende opgemerkt:
7.3
Tariefstructuur
In hoofdstuk 6 van dit wetsvoorstel zijn de bepalingen over de tariefstructuur voor de verschillende systeembeheerders samengebracht. (…) Daarnaast expliciteert dit wetsvoorstel dat systeembeheerders naast tarieven ook vergoedingen in rekening kunnen brengen voor de uitvoering van specifieke taken, wanneer daar niet van tevoren een tarief voor is vastgesteld. (…) Voorbeelden van invullingen van taken waarvoor een vergoeding in rekening kan worden gebracht zijn maatwerkaansluitingen en het verwijderen en wijzigen van aansluitingen. Hiermee wordt een reeds bestaande praktijk wettelijk vastgelegd. Alle tarieven en vergoedingen die door systeembeheerders bij systeemgebruikers in rekening worden gebracht, zullen bij of krachtens de wet moeten worden vastgesteld. (…)
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 6.1
(…)
Het tweede lid bepaalt dat systeemgebruikers aan de systeembeheerders de tarieven, vergoedingen en bedragen ook moeten betalen. Vergelijkbare bepalingen zijn thans opgenomen bij de specifieke taken, zoals in artikel 23, eerste lid, en 24, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, maar niet altijd. Voor de duidelijkheid en eenduidigheid wordt nu voor alle tarieven, vergoedingen en bedragen die door systeembeheerders op grond van het wetsvoorstel in rekening mogen worden gebracht bepaald dat systeemgebruikers ook de plicht hebben deze te betalen. (…)
Artikel 6.5
(…)
In onderdeel c is aanvullend bepaald dat voor het wijzigen en verwijderen van een aansluiting eveneens een maatwerkvergoeding in rekening wordt gebracht. Verplaatsing van een aansluiting wordt geacht onder «het wijzigen van een aansluiting» te vallen.
2.15.3
In het concept-wetsvoorstel STROOM (dat een andere nummering kende) was de in 6.5 sub c bedoelde maatwerkvergoeding nog beperkt tot "het wijzigen en verwijderen van een aansluiting op verzoek van de aangeslotene zelf ". Dit is aangepast nadat de brancheorganisaties voor netbeheerders, Netbeheer Nederland, er tijdens de consultatieronde op had gewezen dat er ook een wettelijke basis moet zijn voor kosten die niet op verzoek van een aangeslotene worden gemaakt (Consultatieverslag wetsvoorstel STROOM, p. 37):
indiener
|
artikel of
hoofdstuk nr.
|
opmerking
|
onderbouwing
|
reactie EZ
|
Netbeheer Nederland
|
06.03
|
(…) Behalve op verzoek van een aangeslotene moet ook een wettelijke basis bestaan voor het in rekening brengen van kosten voor onder meer het verwijderen / deactiveren van de aansluiting bij bijvoorbeeld fraude, misbruik, onveiligheid, wanbetaling en het ontbreken van een leverancier.
|
In het vierde lid, onder d, over een vergoeding voor maatwerk voor specifiek het wijzigen of verwijderen van een aansluiting wordt verwezen naar artikel 5.10, vierde lid. Dat is begrijpelijk, met dien verstande dat artikel 5.10, vierde lid, verwijst naar het “op verzoek van de aangeslotene” wijzigen of verwijderen van de aansluiting.
|
Aangepast
|
Het wetsvoorstel STROOM is zoals gezegd niet ingevoerd. In plaats daarvan zijn wijzigingen aangebracht in de Gaswet zelf. De ruime omschrijving van artikel 6.5 sub c is in artikel 10 lid 6 sub d. niet overgenomen.
2.16.
Alles overziende is de kantonrechter van oordeel dat Rendo onvoldoende heeft onderbouwd dat er een wettelijke grondslag is om de kosten voor het (ongevraagd) verwijderen van de gasafsluiting aan (Consument) in rekening te brengen.
Dat Rendo op grond van artikel 10 van de Gaswet verplicht is te zorgen voor een veilig gasnet en netverlies moet voorkomen en daarom genoodzaakt is om een aansluiting, waarvan definitief of gedurende een langere tijd geen gebruik meer wordt gemaakt, te verwijderen, leidt niet tot een andere conclusie. (Consument) betwist de noodzaak om over te gaan tot verwijdering, maar ook als die er wel zou zijn volgt daaruit nog niet dat Rendo de verwijderingskosten die zij voor de uitvoering van die wettelijke taak moet maken aan (Consument) in rekening kan brengen. Ook niet indien bedacht wordt dat de meter eigendom is van Rendo en zich in de woning van (Consument) bevindt. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat (Consument) de ATO op ieder gewenst moment mocht opzeggen en daarna (wat Rendo kan controleren) ook geen gebruik meer van de aansluiting heeft gemaakt. Het argument van Rendo dat ook verwijderingskosten door tarieven en vergoedingen moeten worden gedekt is goed te volgen, maar voor het doorberekenen aan een aangeslotene moet een contractuele of wettelijke basis bestaan.
2.17.
De conclusie is dat de vordering van Rendo om (Consument) te veroordelen om de kosten voor het verwijderen van de aansluiting in zijn woning te voldoen, wordt afgewezen. De nevenvorderingen van Rendo, die zien op buitengerechtelijke kosten en vertragingsrente, delen dit lot.
2.18.
De kantonrechter realiseert zich dat haar oordeel afwijkt van beslissingen die in andere zaken zijn gegeven en dat Rendo niet de mogelijkheid heeft om in appel te gaan. Dat komt de rechtseenheid en rechtszekerheid niet ten goede. Zij heeft daarom overwogen om eerst nog prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Het lijkt echter doelmatiger om dat te doen in een zaak waarin eventueel ook vragen over de vernietigbaarheid van de Algemene Voorwaarden om andere redenen dan een ‘te late ter handstelling’ kunnen worden gesteld. Daaraan wordt in deze procedure niet toegekomen, omdat beantwoording daarvan niet nodig is om op de vorderingen van Rendo te kunnen beslissen. De kantonrechter zal dan ook eindvonnis wijzen. Indien Rendo in de toekomst een zaak heeft die zij geschikt acht voor het stellen van prejudiciële vragen over deze kwestie, kan zij dat desgewenst aangeven.
2.19.
Rendo zal als grotendeels in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen. Deze worden aan de zijde van (Consument) begroot op € 180,00 voor salaris gemachtigde (2,5 punt maal € 72,00) en € 36,00 voor nakosten (een half punt salaris gemachtigde), te vermeerderen met wettelijke rente als gevorderd.
De beslissing
De kantonrechter:
1. wijst de vorderingen van Rendo af;
2. veroordeelt Rendo tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van (Consument) begroot op € 180,00 aan salaris gemachtigde en € 36,00 aan nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis indien betaling van deze kosten binnen die termijn is uitgebleven;
3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2020.
typ/conc: 536/MER
coll: